Dag 2 van de 10e editie van het Nationaal Congres Brandpreventie stond in het teken van nieuwe normen en inspectieplannen en bevatte ook een leerzame beschouwing over leren van brandincidenten.
Lector Brandpreventie René Hagen van het Instituut Fysieke Veiligheid nam de deelnemers mee in een reeks grote en dodelijke branden in de afgelopen decennia en liet zien dat lering trekken uit dergelijke gebeurtenissen weerbarstig is.
Benieuwd naar alle presentaties van dag 2?
– Bouwwijze in plaats van gebouwtype | René Hagen
– NEN 2654-1: What’s new? | Rob Verbiest
– Elektrische risico’s: NTA 8220 ”Methode voor het beoordelen van elektrisch materieel op brandrisico” | Jay Smeekes
1. Bouwwijze in plaats van gebouwtype | René Hagen
Kenmerkend is volgens Hagen dat na fatale branden doorgaans het gebouwtype wordt aangewezen als probleem, terwijl in werkelijkheid de bouwwijze en inrichting bepalend waren voor de brandescalatie. Dat gebeurde bijvoorbeeld na de cafébrand in Volendam in 2001 (14 doden), de cellenbrand op Schiphol in 2005 (11 doden) en eerder bij Pension Vogel in Den Haag in 1992 (11 doden). De brand in Pension Vogel woedde overigens twee weken voordat het Bouwbesluit in werking trad en werd aanvankelijk door bestuurders en beleidsmakers beschouwd als een ‘probleem van de grote stad’, terwijl soortgelijke situaties natuurlijk overal in Nederland voorkwamen.
Verkeerde lessen?
‘Leren we wel de juiste lessen?’, vraagt René Hagen zich af. En leren we ze tijdig? Kenmerkend voor de omslag in denken zijn twee incidenten waarbij brandweerlieden omkwamen tijdens een binneninzet. Zo vielen in 1987 bij een brand in het cellencomplex van het politiebureau in Den Haag vier doden, waaronder twee brandweerlieden.
Niet naar binnen gaan?
De brand leidde tot de invoering van een ‘inzetprocedure complexe gebouwen’, waarbij brandweerlieden ‘aangelijnd’ naar binnen moesten. De principiële vraag of de brandweer onder zulke condities met dichte rook en zeer hoge temperaturen überhaupt nog wel naar binnen zou moeten gaan, als er simpelweg niemand meer te redden viel, werd niet gesteld. “Niet naar binnen gaan was in die tijd simpelweg geen optie”, stelt Hagen.
De binneninzet was als standaardprocedure ingeprogrammeerd in de brandweerwereld. Dat veranderde na de brand in de scheepswerf in De Punt in 2008, toen drie brandweerlieden omkwamen bij een brand die bij aankomst een ‘standaardklus’ leek. Het was de tiende keer sinds 1987 dat brandweerlieden slachtoffer werden tijdens de inzet en na in totaal 25 doden was voor de brandweer de maat vol.
Minimaliseren risico’s brandweerpersoneel
Een nieuwe brandweerdoctrine kwam tot stand en risico’s voor het brandweerpersoneel minimaliseren is tegenwoordig de eerste prioriteit bij de afweging welke winst er nog te behalen is bij een binneninzet. Het algemene uitgangspunt is dat de brandweer niet meer naar binnen gaat in panden waar geen personen in gevaar zijn en waar door de gebouweigenaar onvoldoende preventieve maatregelen zijn getroffen om branden te beheersen.
Herhaling?
Dat te weinig structureel geleerd wordt van brandincidenten blijkt volgens Hagen onder andere uit het feit dat sommige scenario’s de neiging hebben zich te herhalen, zonder dat eerdere gebeurtenissen door brandveiligheidsepxerts als structurele les werden opgepakt.
- Zo had de Volendamse cafébrand tenminste twee precedenten: de brand in het Antwerpse Switel hotel, waarbij in 1994 veertien doden vielen nadat twee droge kerstbomen in een feestzaal vlam vatten door brandende kaarsen.
- In 1988 vielen in een Indisch restaurant in Hilversum drie doden na razendsnelle branduitbreiding via een reusachtig droogbloemenboeket en licht ontvlambare plafondbekleding. Ook de cellenbrand op Schiphol had een ‘voorganger’.
- In 1982 vielen 6 doden in een kliniek voor verstandelijk gehandicapten in Den Dolder. Net als bij het cellengebouw op Schiphol was ook hier sprake van prefab-bouw met kunststof isolatie.
Twee vergelijkbare cases die aantonen dat niet het gebouwtype het risico bepaalt, maar de bouwwijze en inrichting.
Grenfell reflex
We doen het volgens René Hagen niet slecht in Nederland, nu uit de statistieken blijkt dat het jaarlijks aantal branddoden is gedaald van rond de 150 in de jaren 70 naar gemiddeld dertig in de afgelopen tien jaar. Branden met meer dan tien doden hebben zich sinds de cellenbrand op Schiphol niet meer voorgedaan, maar ‘nieuwe’ risico’s baren de brandweer zorgen. Zoals de toenemende vergrijzing en het sterk toenemende aantal branden in seniorenwooncomplexen, waarbij vaak grootschalige ontruimingen nodig zijn. De standaardeisen uit het Bouwbesluit niet blijken te voldoen voor de kwetsbare bewonersgroep.
Kunststof schuimmaterialen: blijvende zorg
En dan is er de blijvende zorg over de toepassing van kunststof schuimmaterialen in isolatie en in meubels en matrassen, een van de grote aandachtspunten van René Hagen. Bij tal van fatale branden spelen die materialen een rol, terwijl het heel moeilijk blijkt om het gebruik van die brandonveilige materialen aan banden te leggen. Reflexmatige reacties zijn er soms wel, signaleert Hagen. Zoals na de dramatische brand in de Londense Grenfell Tower, waar brandonveilige gevelisolatie een rol speelde. Hagen: “Spontaan stortte iedereen zich op isolatie in gevels met de oproep of dergelijke gevelplaten niet verboden kunnen worden. Terwijl diezelfde materialen ook gebruikt worden in matrassen en woningmeubilair, als gevolg waarvan jaarlijks veel dodelijke slachtoffers vallen.”
2. NEN 2654-1: What’s new? | Rob Verbiest
Rob Verbiest, fire safety consultant bij Incendio B.V., belichtte de nieuwe NEN 2654-1 uit 2018, de norm voor onderhoud van brandmeldinstallaties. Nieuw in die editie is dat de taken en verantwoordelijkheden voor de beheerder BMI groter zijn geworden in relatie tot de vorige norm uit 2002.
In het kort de wijzigingen
- Zo is de onderhoudsfrequentie voor de beheerder omschreven (verplichte maandelijkse, vier-, acht- en twaalf maandelijkse controle)
- Ook moet verplicht een onderhoudsplan voor de installatie worden opgesteld.
- Tijdens controles wordt niet alleen gecontroleerd op functionaliteit van de componenten van de BMI, maar er wordt ook gekeken naar de projectie. Hangen de detectoren en nevendetectoren bijvoorbeeld nog op de juiste plaats, gelet op de gebruiksfunctie en inrichting van het pand?
Gat gedicht
Toepassing van de NEN 2654-1 is verplicht voor alle installaties die op grond van het Bouwbesluit zijn ‘aangewezen’. Met de invoering van de twaalf maandelijkse controle op gestuurde installaties door de beheerder is het gat gedicht dat ontstond in de controle van gestuurde installaties tussen de 2002 en 2018 versie. Bij installaties met een inspectie / certificatieplicht worden de gestuurde voorzieningen tijdens de inspectie gecontroleerd, maar voor niet gecertificeerde installaties zijn die controles van gestuurde voorzieningen tijdens het onderhoud niet meer verplicht (controle tot op het BMI contact).
De ‘Franse slag’
De bedachte oplossing is dat de beheerder eenmaal per jaar zo’n controle uitvoert, om een goede werking van gestuurde installaties (bv. gestuurde branddeuren) te verzekeren. De beheerder mag zijn controletaken uitbesteden, maar blijft wel verantwoordelijk. Sowieso zijn volgens Verbiest goede afspraken nodig, omdat in de praktijk blijkt dat de onderhouds- en controle-eisen in de norm niet altijd even secuur worden gevolgd. Controles van gestuurde installaties, met name bij meervoudige sturingen, gebeuren volgens hem vaak met de ‘Franse slag’. Als één gestuurde branddeur bij een testalarm goed functioneert, zullen de anderen het ook wel doen.
Adequate controle
Het is echter zaak om alle individuele transmissiewegen en componenten in de installatie individueel te controleren. Dat vraagt inspanning maar is wel in het belang van de veiligheid van de gebruikers. Adequate controle en onderhoud van de installatie is overigens ook onderdeel van de zorgplicht van de gebouwbeheerder, waarbij er dan nog wel interpretatieruimte is voor wat precies onder ‘adequaat’ wordt verstaan.
3. Elektrische risico’s: NTA 8220 ”Methode voor het beoordelen van elektrisch materieel op brandrisico” | Jay Smeekes
Een andere norm die in het programma werd besproken was de NTA 8220. Deze norm is voor de beoordeling van elektrische materieel op brandrisico. De NTA 8220 is ontwikkeld door een samenwerking met de elektrotechnische brancheorganisaties, SCIOS en de verzekeringsbranche. Geen overbodige Nederlands Technische Afspraak, want elektrische materieel blijkt regelmatig een bron voor het ontstaan van brand.
Belangrijke risico’s zijn volgens Jay Smeekes, manager techniek bij installatie- en inspectiebedrijf EPM:
- Hobbyisme met elektrische installaties
- Onvoldoende kennis van de risico’s van elektrische apparaten
- Systemen als warmtebron en ondeugdelijke laadapparatuur voor smartphones.
Mobiele devices
De onstuimige opmars van mobiele devices heeft geresulteerd in een enorme industrie. Die levert niet altijd laadapparaten met de beste veiligheidswaarborgen, want het moet goedkoop en dus schiet de veiligheid er soms bij in. Tekenend hiervoor is volgens Smeekes een onderzoek van de NVWA naar USB-laders, waarbij bleek dat van de 19 onderzochte modellen er acht ernstige gebreken vertoonden, met het risico van elektrische schok of brand. Dat telefoons tijdens het opladen ook lukraak op kunststof bankstellen of beddengoed worden gelegd, met alle risico’s van oververhitting en brand van dien, is een ander verhaal.
Elektrische brandrisico’s beperken
Dat geldt zeker ook voor mensen die menen verstand te hebben van elektrotechniek en zelf gaan hobbyen in de meterkast en daar met bypasses van bouten en schroeven de ontworpen veiligheden van smeltzekeringen omzeilen. Met als gevolg dat door oververhitting brand kan ontstaan. Het aantal branden in meterkasten stijgt volgens Smeekes onrustbarend. Daar is nog een andere oorzaak voor, de grote opmars van zonnepanelen, die met de elektrische installatie worden verbonden door monteurs die niet altijd voldoende kennis van zaken hebben. Er is dus werk aan de winkel om de elektrische brandrisico’s te beperken.
Hulpmiddel
De NTA 8220 is daarvoor een hulpmiddel, De standaard, waarover 17 jaar is gedebatteerd in de sector en waaraan drie jaar is geschreven, is toegespitst op de bedrijfstakken horeca, kleine werkplaatsen, kantoren en timmerfabrieken. EPM heeft een bijscholingsprogramma voor zijn inspecteurs opgezet, aan de hand waarvan zij geconstateerde gebreken aan elektrische apparaten of onjuist gebruik ervan kunnen vertalen in een brandrisico.
De NTA is geen wettelijke verplichting, maar kan geëist worden voor verzekeraars in het kader van de brandverzekering. Tot op heden wordt nog regelmatig verwezen naar bijvoorbeeld NEN 3140, NEN 1010 of de VIER inspecties etc. als zijnde inspectie voor de brandrisico’s te verminderen en te voldoen aan de elektroclausule.
Certificeringsregeling
Daarnaast heeft SCIOS.nl een certificeringsregeling opgezet genaamd de SCIOS SCOPE 10. Deze certificatieregeling is in het leven geroepen voor de inspectiebedrijven en hun inspecteurs. Deze regeling stelt kwalificatie eisen aan inspectiebedrijven die controles uitvoeren volgens de NTA 8220 methodiek. Ook is de benodigde kennis van de inspecteurs van de gecertificeerde bedrijven getoetst en gewaarborgd door middel van het uitvoeren van regelmatige audits.
– Nationaal Congres Brandpreventie: alle presentaties van dag 1