Hoewel het besef groeit dat een gebouw brandveilig moet zijn, is er veel onduidelijkheid over hoe regelgeving geïnterpreteerd moet worden. Mensen zijn de eerste prioriteit bij brandveiligheid.
Daarop zijn de regels in het Bouwbesluit gericht. Maar veilig vluchten is onbelemmerd vluchten en daarop is het Gebruiksbesluit gericht. Belangrijker dan welk besluit ook is de mentaliteit van gebruikers.
Gijsbert Landman is brandveiligheidskundige en specialist brandpreventie bij Copla, een trainings- en adviesbureau gespecialiseerd in brandveiligheid. Hij geeft advies, lezingen en trainingen aan facilitair managers, brandweerpreventisten en mensen werkzaam in de bouw. Hij onderwijst ze over de wet- en regelgeving rond veilige gebouwen en brandveiligheid in het bijzonder. Altijd is het uitgangspunt: hoe kan iedereen vanuit zijn eigen invalshoek of vak een gebouw in de praktijk brandveilig maken. “Vaak is het waarborgen van veiligheid niet meer dan louter je boerenverstand te gebruiken”, stelt Landman. “Een mens is een gewoontedier en vlucht bij een calamiteit die kant op waar hij ook vandaan is gekomen. Daarom is men verplicht het gebouw minimaal een keer per jaar te ontruimen om mensen de nooduitgangen te leren gebruiken.” Landman bezoekt veel gebouwen om vluchtroutes te beoordelen.
Hem valt bijvoorbeeld op hoe onduidelijk de boodschap is die een nooduitgangbord uitbeeldt. Wat moet je met de mededeling: Deur niet openen; alleen in geval van nood; beveiligd!?
Obstakels
Een vluchtweg moet vrij zijn van obstakels. Landman ziet regelmatig dat printers en waterautomaten in de gang worden gezet en de vluchtroute blokkeren. “Uitermate lastig als bij rookontwikkeling het zicht beperkt is.” Daarnaast moeten ramen en deuren naar een vluchtroute toe gesloten worden bij brand om rookverspreiding tegen te gaan. Vaak worden keggen onder de deur geschoven omdat het in het gewone gebruik zo onhandig is dat de deur steeds dichtvalt. “Dat kan rampzalig zijn”, waarschuwt Landman.
Belangrijk is dat vluchtwegen vrij zijn van brandbare materialen. Landman noemt voorbeelden waarbij in de vluchtweg zeer brandbare slingers van crêpepapier werden aangetroffen of er nylon vitrage hing. Landman noemt verder als zeer brandgevaarlijk de ‘stamboom’ van het verlengsnoer, met stekkerdozen in het stopcontact met vier of zes contactpunten waaraan ventilatoren hangen. Of andere apparaten, zoals kachels die met hun 2000 watt ver boven de maximale belasting van de stekkerdoos staan te draaien. “Bij overbelasting krijg je opwarming en smelt de isolatie van de stekkerdoos. Hierdoor kan kortsluiting ontstaan. Of vliegt door oververhitting de boel rondom de stekkerdoos in brand.”
Bouwbesluit
Voor nieuwe gebouwen geeft het Bouwbesluit precies aan waaraan een goede vluchtweg bouwtechnisch moet voldoen. Afhankelijk van het type gebouw, het gebruik ervan en het aantal mensen dat aanwezig is in een gebouw, moeten vluchtwegen aan bepaalde breedten en lengten voldoen. “Het Bouwbesluit hanteert twaalf verschillende gebruiksfuncties: van woonfuncties tot bruggen en tunnels.” Voor een ziekenhuis of zorginstelling met minder valide gebruikers gelden weer andere eisen dan voor horecagelegenheden of gebouwen waarin zelden mensen aanwezig zijn. In het Bouwbesluit staat tevens de draairichting van de deuren aangegeven en in welke mate de vluchtroute rook- of brandwerend moet zijn. “Een gebouweigenaar moet zelf de verschillende functies binnen zijn gebouw aangegeven, waarop de eisen voor veilige vluchtroutes gebaseerd moeten zijn.”
Voor bestaande gebouwen gelden voor vluchtroutes minder strenge brandveiligheidseisen dan voor nieuwbouw. Toch hoort Landman vaker dat brandweerkorpsen voor bestaande ziekenhuizen bijvoorbeeld dezelfde veiligheidseisen willen stellen als voor nieuwbouw. Want de belangrijkste vraag die ze bezighoudt is: hoe krijg ik de mensen veilig uit dit gebouw? Bouwverordeningen verschillen per gemeente; wel is sinds 1 oktober het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken van kracht, kortweg het Gebruiksbesluit. Dat betekent dat de eisen die aan het gebruik van nieuwbouw worden gesteld ook gelden voor oude(re) gebouwen.
Verhuurders
De verhuurder is niet in alle gevallen verantwoordelijk voor de brandveiligheid binnen zijn gebouw. “Vandaar dat het Gebruiksbesluit nu geldt”, zegt Landman. “Zodra een gebouw dat netjes aan het Bouwbesluit voldoet, wordt verhuurd, moet de gebruiker – dus de huurder – ervoor zorgen dat het voldoet aan het Gebruiksbesluit. Meestal worden afspraken hierover in het huurcontract vastgelegd. Maar bij ingewikkelde huurcontracten, zoals bij een bedrijfsverzamelgebouw met vijftig aparte bedrijven die gezamenlijk meer dan vijftig personen herbergen, is een Gebruiksvergunning nodig. In dat geval is het handiger dat de verhuurder hiervoor zorgt, evenals voor de naleving ervan en dit contractueel vastlegt.” Landman adviseert met betrekking tot brandveilige gebouwen en het naleven van het Gebruiksbesluit aan de huurder om snel tot duidelijke afspraken te komen en met de verhuurder of gebouweigenaar duidelijke afspraken hierover te maken.
Aat Alessie zegt
Geachte heer Landman: het waarborgen van de veiligheid is niet meer dan het gebruiken van je boerenverstand. Wat u zegt is, stop met internationale standaarden, uniformiteit etc. U haalt 2 zaken door elkaar, brandveiligheid en vluchtveiligheid. Bij vluchtveiligheid is de grootste vijand rook en ga ik uit van de mens. In de afgelopen 2 decennia heb ik u nog nooit bij mijn weten ontmoeten, imitatie