Op 1 juli 2021 werden nieuwe rookwerendheidseisen van kracht. Belangrijkste verandering ten opzichte van de oude voorschriften: de weerstand tegen verspreiding van rook wordt daadwerkelijk beoordeeld, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen beperken van verspreiding van koude en warme rook. Maar al snel bleek de theorie te botsen met de (bouw)praktijk. Brandveilig.com vroeg vier brandveiligheidsprofessionals welke knelpunten zij in de afgelopen drie jaar hebben ervaren.
Even terug in de tijd. Want hoe zat het ook al weer? ‘Vroeger’ was rookwerendheid de met NEN 6069 bepaalde brandwerendheid in minuten op het criterium E (vlamdichtheid) en dat maal anderhalf. Maar in de nieuwe visie op rookwerendheid is deze niet meer gebaseerd op brandwerendheid, maar op de luchtdichtheid van constructieonderdelen en scheidende bouwdelen bij kamertemperatuur met een drukverschil van 10 – 25 Pa en bij 200 °C met een drukverschil van 10 – 50 Pa.
Per 1 juli 2021 werd dit geconcretiseerd in een aantal nieuwe eisen in het Bouwbesluit (nu: Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)) voor nieuwbouw met betrekking tot rookwerendheid. Ook werd daarmee NEN 6075:2020 ‘Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten’ van kracht. Belangrijkste verandering ten opzichte van de oude voorschriften is dat daadwerkelijk de weerstand tegen verspreiding van rook wordt beoordeeld. In deze voorschriften wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen beperken van verspreiding van koude en warme rook. (Een uitgebreide beschrijving van de nieuwe rookwerendheidseisen past niet in de scope van dit artikel. Lees daarom voor meer details onder andere de volgende artikelen: Johan Bijvank, ‘Nieuwe visie rookwerendheid in Bouwbesluit’, Brandveilig.com 2021/4 & Daan Jansen, ‘Rookwerendheid hangt als donderwolk boven de bouwmarkt’, Brandveilig.com 2022/1.)
Vier professionals over drie jaar rookwerendheid
Nadat de nieuwe eisen en NEN 6075 van kracht waren geworden en de eerste nieuwbouwplannen die eronder vielen werden ingediend, werd gaandeweg duidelijk dat ze in de praktijk voor de nodige vragen en uitdagingen zorgden. Niet alleen bij architecten en adviseurs, maar ook bij het bevoegd gezag, aannemers en installateurs. Want is rookwerend wel of niet rookblokkerend? Mag er lekverlies zijn bij de rookwerende scheiding? En in de nieuwe eisen wordt een onderscheid gemaakt tussen brandwerendheid en rookwerendheid, maar vaak vallen de rookscheidingen samen met de brandscheidingen waardoor constructies veelal brandwerend én rookwerend moeten zijn.
Kortom, de afgelopen drie jaar worstelde de (bouw)praktijk met deze en andere vragen. Vier brandveiligheidsprofessionals delen hierna hun ervaringen en signaleren knelpunten. Maar verbeteringen liggen in het verschiet, zo lijkt het. Want momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een herziening van NEN 6075, waarmee de problematiek voor de praktijk duidelijker en werkbaarder moet worden.
“Afwijken van de norm werd de norm”
Brandveiligheid is in Rotterdam een belangrijk thema. Daarom bestaat al sinds 1975 de Brandpreventie Commissie (BPC), een samenwerking tussen de Veiligheidsregio en Bouw- & Woningtoezicht. Victor Termijn (Brandpreventiespecialist bij Bouw- en Woningtoezicht gemeente Rotterdam) is lid van deze commissie, die bouwplannen op conceptueel niveau beoordeelt.
“Normaliter houdt de BPC zich afzijdig van de technische uitwerking van bouwplannen. Maar na de inwerkingtreding van de nieuwe rookwerendheidseisen bleek dat men niet aan NEN 6075 kon of wilde voldoen en was er vaker sprake van gelijkwaardige oplossingen. Die worden altijd voorgelegd aan de BPC en daardoor ben ik de afgelopen tijd nauw betrokken bij deze problematiek.”
Waren de nieuwe eisen nodig?
“Vroeger hanteerden we de vuistregel 20 minuten brandwerendheid = 30 minuten rookwerend. Maar dat sloeg natuurlijk nergens op, want in de praktijk zagen we regelmatig dat bij een incident wel werd voldaan aan de brandwerendheidseis en de brand beperkt bleef tot 1 woning, maar dat er alsnog tientallen huizen moesten worden ontruimd vanwege de rookverspreiding. Daarom was ik blij met de nieuwe eisen en met NEN 6075, waardoor er meer aandacht kwam voor de risico’s van rook.”
Wat was de impact van de nieuwe eisen?
“In het begin merkten we er weinig van, want de bouwpraktijk loopt altijd wat achter op nieuwe regels. Maar toen we eenmaal de eerste projecten die onder de nieuwe regels vielen en die dus ook aan NEN 6075 moesten voldoen op ons bordje kregen, werd duidelijk dat de bouwpraktijk verrast was door de impact van de nieuwe eisen. In de eerste aanvragen die we onder ogen kregen, schreven adviseurs bijvoorbeeld simpelweg dat rookwerendheid zou worden uitgevoerd conform NEN 6075. Conceptueel keurden wij dat goed, maar niemand – niet alleen wij maar ook opdrachtgevers, adviseurs, installateurs – had het besef wat dat nu daadwerkelijk betekende. Pas later, in de uitvoeringsfase trok men bij ons aan de bel wat ze ermee moesten en kregen we de eerste verzoeken dat men wilde afwijken van de norm. Toen realiseerden we ons ook als BPC dat hier inhoudelijk iets scheef ging lopen. Men kon niet aan de norm voldoen omdat er al een ontwerp lag en extra voorzieningen moesten worden getroffen waarvoor geen ruimte was, óf men wilde het niet vanwege het financiële aspect wat ermee gemoeid was. Afwijken van de norm werd vanaf 2022 min of meer de norm en we waren alleen nog maar bezig met beoordelen van gelijkwaardige oplossingen. Daarbij werd door adviseurs veelvuldig een beroep gedaan op de in de norm gesuggereerde oplossing van de rookklep met terugslagklep. Inmiddels lijkt alles wel wat genormaliseerd, mede omdat de ATGB hierover een advies heeft uitgebracht. Maar het was voor ons een vreemde tijd.”
Wat is de huidige situatie?
“Projecten die aan ons worden voorgelegd en waarin wordt geschreven dat rookwerendheid volgens NEN 6075 zal worden uitgevoerd, daarvan vragen we de aanvragers dit verder uit te werken. Dat heeft erin geresulteerd dat nu in de meeste conceptuele brandveiligheidsrapporten een uitwerking van een gelijkwaardige oplossing wordt beschreven: dat is met name het systeem met de rookklep met terugslagklep. Overigens noemen wij het als BPC niet een gelijkwaardige, maar een best beschikbare oplossing. Want in de norm staat dat die rookklep moet worden aangestuurd door een rookmelder in de woning, maar in onze optiek is niet duidelijk waarom dat zo moet. Totdat de norm is aangepast of verduidelijkt noemen wij het in Rotterdam daarom ‘de best beschikbare oplossing’.”
Hoe zou NEN 6075 moeten worden aangepast?
“Wat mij betreft zou op hoofdlijnen kunnen worden vastgehouden aan de huidige prestatie-eisen met de rookmelder, maar dan graag met de toelichting wat het doel is om het op die manier af te dwingen. Die context zou het voor ons als bevoegd gezag eenvoudiger maken om te beoordelen of een andere oplossing wel of niet gelijkwaardig daaraan is. Een tweede optie is dat de norm het systeem met terugslagkleppen direct gaat aansturen, dat het op die manier in de norm komt te staan. Overigens maakt de BPC zich nog wel zorgen over het functioneren van de terugslagklep op de lange termijn vanwege het mogelijke gebrek aan onderhoud door bewoners. De BPC heeft zijn zorgen en wensen gedeeld met het ministerie van BZK en als het goed is zijn deze besproken met de normcommissie. Ik zou dan ook echt teleurgesteld zijn als er niet op zijn minst een verduidelijking of nadere uitleg komt van de huidige prestatie-eisen, want dat is het minimale handvat dat wij als bevoegd gezag nodig hebben.”
“Het gaat om verduidelijking van de norm”
Als senior adviseur brandveiligheid bij Heijmans Utiliteit is Carolien Boot niet alleen betrokken bij de ontwerpfase van projecten, maar loopt zij ook over de bouwplaats om een vinger aan de pols te houden bij de uitvoering ervan. Daardoor weet zij als geen ander dat wat op papier staat in de praktijk niet altijd goed gaat, “want de uitvoering is vaak weerbarstig.” Dat geldt de afgelopen jaren ook voor toepassing van de nieuwe rookwerendheidseisen. Als ervaringsdeskundige is zij bovendien lid van de werkgroep die zich bezighoudt met de herziening van NEN 6075.
Waren de nieuwe eisen nodig?
“Ja, die waren zeker nodig. Met name als het gaat om vluchtroutes en om gebouwen met een slaapfunctie of waar minder-zelfredzamen wonen.”
Wat was de impact van de nieuwe eisen?
“Die was groot. Leveranciers moesten hun producten laten testen, er moesten andere constructies worden gekozen, en constructie-onderdelen bleken vanwege de nieuwe eisen niet meer te kunnen. Bijvoorbeeld liftdeuren, die krijg je niet rookwerend en daarvoor hebben we oplossingen voorbij zien komen van rookschermen of sluisjes bij de liftdeuren om aan de norm te kunnen voldoen. Maar de grootste verandering was misschien wel dat veel meer zaken aan de voorkant van het project moeten worden uitgezocht. Brandwerendheid was bekend en daarop kan je elk onderdeel apart beoordelen, maar bij rookwerendheid doet elk onderdeel in een scheidingsconstructie naar een andere ruimte mee. Overal gaat een beetje rook door en het gaat erom wat in totaal aan rook wordt doorgelaten. Dat maakt het zo ingewikkeld. Omdat keuzes voor rookwerende oplossing afhangen van het type rookwerende-eis (Ra of R200) en de richting hiervan, is het belangrijk dat de brandveiligheidsadviseur aan de voorkant van het project dit beter en verder uitwerkt op tekening. In de ontwerpfase moet al worden gekozen voor een rookmeldergestuurde klep of een vlinderklep met terugslagklep en niet pas in de werkvoorbereidingsfase. Bij onze projecten pak ik dat tegenwoordig vaak zelf op en heb ik veelvuldig overleg met de betreffende adviseur en installateur, zodat zij dat op tekening nog kunnen aanpassen. Doe ik dat niet, dan hebben wij vervolgens in de bouwfase een probleem.”
Wat is de huidige situatie?
“Waar ik nog steeds tegenaan loop, is dat de adviseur zaken onvoldoende ver uitwerkt en ook niet altijd kijkt of dat wat op tekening staat ook realiseerbaar is. Kritische constructie-onderdelen (qua rookwerendheid) als lift- en pendeldeuren behoren te worden aangegeven, en mogelijke oplossingen voor ventilatie behoren te worden gegeven. Voorts behoort lopende het project te worden beoordeeld of de gehele scheidingsconstructie met diverse constructie-onderdelen tezamen aan Ra of R200 voldoet. Daartoe moet conform NEN 6075 een rekensom worden gemaakt. In de ontwerpfase is het daar vaak nog te vroeg voor, omdat nog niet duidelijk is welke constructie-onderdelen zoal voorkomen in de rookscheiding. En in de werkvoorbereidingsfase – als definitieve keuzes voor constructies worden gemaakt – blijft dit om diverse redenen eigenlijk altijd achterwege. In het beste geval wordt voor elk constructie-onderdeel apart nagegaan dat aan Sa of S200 wordt voldaan.”
Wat zijn knelpunten in jouw praktijk?
“Ik merk dat het nog schort aan bewustwording. Zowel bij onderaannemers waarmee wij veel werken, als bij mijn collega’s – werkvoorbereiders, uitvoerders – zijn de nieuwe eisen nog onvoldoende bekend. Het is van belang bij hen tussen de oren krijgen dat er niet alleen een eis voor brandwerendheid is, maar ook voor rookwerendheid. En wat die laatste dan inhoudt.”
Hoe zou NEN 6075 moeten worden aangepast?
“De norm heeft de afgelopen jaren voor de nodige hoofdbrekens gezorgd en commentaar opgeleverd. De werkgroep heeft inmiddels alle opmerkingen doorgesproken en de tekstvoorstellen zijn nu in voorbereiding. Zoals ik het kan beoordelen, gaat het vooral om verduidelijking van de norm, niet om ingrijpende wijzigingen. Denk daarbij aan:
- Verduidelijking wat verwaarloosbaar is; alles wat verwaarloosbaar is, doet niet mee in de eerder genoemde rekensom.
- Verduidelijking invloed veroudering en onderhoud op rooklekkage.
- Verduidelijking vanaf welke kant de rookklep moet worden dicht gestuurd, over de combinatie brandklep-vlinderklep zal iets worden vermeld, en er komen nieuwe bepalingsmethoden voor kleppen als het gaat om rookwerendheid.
- Verduidelijking hoe resultaten moeten worden geïnterpreteerd, bijvoorbeeld van de test voor doorvoeringen.
- Verduidelijking van de informatieve bijlage over realiseren van een gelijkwaardige oplossing.
- Vermelding over rookwerendheid in combinatie met een sprinklerinstallaties.
De planning is dat de werkgroep de concepttekst dit najaar heeft afgerond, waarna de normcommissie Brandproeven ernaar gaat kijken. Nadat die akkoord is, wordt de norm als ‘groentje’ gepubliceerd. Vervolgens kan de markt er nog op reageren. Waarschijnlijk zal dan in de loop van 2025 de herziene NEN 6075 vanuit het Bbl worden aangestuurd.”
“Zijn rookwerendheidseisen voor elke gebruiksfunctie noodzakelijk?”
Als het gaat om rookwerendheid heeft Tom Langendijk (Specialist Risicobeheersing, Brandweer/Veiligheidsregio Flevoland) de nodige expertise. Hij adviseert rondom complexe bouwplannen, waarin de rookwerendheidseisen moeten zijn verwerkt. Daarnaast voert hij de inspecties uit op die getoetste en geadviseerde bouwplannen, waarbij hij controleert of de eisen ook daadwerkelijk tot uitvoering worden gebracht.
Waren de nieuwe eisen nodig?
“Dat er iets moest gebeuren, was wel duidelijk. Zeker voor gebouwen met een slaapfunctie. Uit de NIPV-onderzoeken in Oudewater bleek bijvoorbeeld het enorme risico van rookverspreiding. Wel vraag ik mij af of dit nu de juiste maatregelen zijn, het is zeker niet de heilige graal. Wat betreft materialisering en bronbestrijding valt er nog een hoop te winnen, want als je voorkomt dat er brand en/of rook ontstaat dan hoef je ook geen andere pleisters te plakken.”
Wat was de impact van de nieuwe eisen?
“Veranderingen in regelgeving leveren in het begin altijd strubbelingen op. Maar ik denk dat voor rookwerendheid de gevolgen behoorlijk onderschat zijn. Bijvoorbeeld het testen van producten – zowel bouwkundig als installatietechnisch – kwam vrij laat op gang. We zijn nu drie jaar na inwerkingtreding van de eisen en nog steeds is volgens mij niet alles getest. Of wat ik veel tegenkwam in de praktijk was dat tekeningen en rapporten niet van de juiste eisen waren voorzien. Dit komt mede door het ontbreken van eenduidige symbolen voor rookwerendheid in bijvoorbeeld NEN 1413. Verder merkte ik dat in de eerste projectplannen door de adviseur werd volstaan met de opmerking dat rookwerendheid zou worden uitgevoerd conform NEN 6075, zonder verdere uitwerking. Dat bleef dan vaak als laatste punt open, maar om vertraging in het vergunningsproces te voorkomen hebben we dat in het uitvoeringstraject proberen op te helderen.”
Hoe pakte je het vervolgens op in de bouwfase?
“Er was in feite sprake van een tweetrapsraket: in eerste instantie probeerde ik de architect en de adviseur mee te nemen in de nieuwe eisen. Vervolgens moest ik dan in de bouwfase de aannemer en de installateur meenemen in wat dat concreet betekende qua voorzieningen. Daarom hebben we als Veiligheidsregio Flevoland ervoor gekozen om bij projecten die onder de nieuwe eisen vallen al in de beginfase van de bouw naar de bouwplaats te gaan om met de aannemer en de installateur de vergunning en de rookwerendheidseisen door te spreken en de uitvoeringskeuzes vast te leggen. We hebben dus bewust tijd geïnvesteerd in de voorkant van het bouwproces. Dat resulteerde uiteindelijk in een win-win situatie, want op het moment dat de aannemer de sleutel wil overhandigen aan de opdrachtgever en je dan moet ingrijpen omdat niet wordt voldaan aan de eisen heb je meer teleurstellingen. Ik weet dat in andere regio’s de oplevering van woongebouwen om deze reden is vertraagd.”
Wat zijn knelpunten in jouw praktijk?
“Toen de nieuwe rookwerendheidseisen van kracht werden, is ons hele team hierover bijgeschoold. Maar je merkt dat elders in de keten – werkvoorbereiding, uitvoering, installatie – men hier niet of onvoldoende in is meegenomen. Dat was en is nog steeds een heikel punt. Verder lopen wij er in onze praktijk tegenaan dat we gebouwen controleren waarvoor de vergunningen vóór en nà 1 juli 2021 zijn aangevraagd. Bij de eerste heb je niet met de nieuwe rookwerendheidseisen te maken, bij de andere wel. Dat is dan even schakelen.”
Hoe zou NEN 6075 moeten worden aangepast?
“De norm is niet eenvoudig geschreven, maar dat geldt voor meerdere normen. NEN 6075 heeft bovendien een bouwkundige focus en heeft te weinig aandacht voor de installatietechnische aspecten, zoals de projecteringseisen voor de rookmelders als je met rookmeldergestuurde kleppen te maken hebt. En dan de hele discussie over de gelijkwaardige oplossing van de terugslagklep, daarover zou ook wel iets concreets in de norm mogen worden opgenomen. Immers, in 9 van de 10 gevallen wordt hiervoor gekozen. Verder vind ik het interessant hoe de rookwerendheidseisen zich verhouden tot gesprinklerde panden. Wellicht kan daarover iets worden opgenomen. En belangrijk is de vraag of de rookwerendheidseisen nu echt wel voor elke gebruiksfunctie noodzakelijk zijn? Ze zijn prima voor gebouwen met een slaapfunctie, maar nu zijn de eisen voor alle gebouwen van toepassing. Ik adviseer en controleer bijvoorbeeld ook grote distributiecentra en daar lijken we dan toch door te slaan met deze eisen. Misschien dat dit onderscheid in het Bbl kan worden opgenomen.”
“De theorie sluit niet aan bij de bouwpraktijk”
Daan Jansen is als Senior Fire Safety Consultant & Associate Director bij Royal HaskoningDHV betrokken bij complexe verbouw- en nieuwbouwprojecten. Rookwerendheid is daarbij een belangrijk aandachtspunt sinds 1 juli 2021. Vanaf het begin heeft hij zich kritisch opgesteld tegenover de nieuwe eisen en NEN 6075. Niet vreemd dus dat hij ook lid is geworden van de werkgroep die zich bezighoudt met de herziening van de norm.
Waren de nieuwe eisen nodig?
“Ja, het is een goede ontwikkeling dat we kritischer kijken naar rookverspreiding. Het was voor specialisten al lang bekend dat de brandwerendheid niet automatische zorgt voor rookwerendheid. En van de onderzoeken van de brandweer weten we hoe bedreigend rook is voor mensen. Dat we daar serieuzer mee omgaan dan alleen de oude regel van anderhalf keer de brandwerendheid lijkt mij een goede zaak, want dat was geen rookwerendheid. De nieuwe regels zijn dus absoluut een verbetering. Maar ik zeg niets geks, als ik zeg dat de norm erg theoretisch is ingestoken. De voorgaande versie was nog slechter maar deze was niet aangestuurd en hoefden we niet te gebruiken. Door de aansturing zitten we nu met een slechte norm die we wel moeten gebruiken.”
Wat was de impact van de nieuwe eisen?
“Vooral dat luchtdichtheid de basis is geworden voor rookverspreiding. Rookdoorlatendheid staat of valt met luchtdichtheid. En die luchtdichtheid is gekoppeld aan het aantal lekkageplekken die je mag hebben, want een (brand)scheiding is niet helemaal luchtdicht. Je mag daarbij een paar zwakke plekken hebben in de scheiding en die maatregelen zijn goed in te passen. Maar er staat een regel in NEN 6075 dat je per scheiding maximaal twee plus één rookwerende onderdelen per 5 m2 mag hebben. Dus onderdelen van de scheiding moeten niet alleen rookwerend zijn, maar het aantal moet ook kloppen. En juist die regel botst met de bouwpraktijk en met de oude situatie. Dat had en heeft een enorme impact en vraagt iets van de ontwerptafel waar een gebouw wordt ontworpen. Bij brandwerendheid mag je meerdere doorvoeringen hebben, als ze maar aan de juiste brandwerendheid voldoen. Bij rookwerendheid is het zo dat je in een gang bijvoorbeeld vier goede doorvoeringen hebt, maar dan zitten er twee teveel en voldoet de situatie – ondanks goede uitvoering – toch niet. Dat levert in de praktijk de nodige problemen op, want we kunnen in veel situaties de installaties niet volledig anders door het gebouw vlechten. Dan krijg je namelijk heel onlogische gebouwstructuren met andere problemen. Hier zie je dat de theorie niet goed aansluit bij de ontwerp- en bouwpraktijk.”
Werden jullie als adviseur verrast door de impact van de eisen?
“Toch wel ja. Het was in het verleden al een hele kunst om alle brandscheidingen op tekening te krijgen en toen kwam ineens rookwerendheid erbij, waardoor nog meer informatie inzichtelijk moest worden gemaakt en de juiste maatregelen moesten worden getroffen. En bij nieuwe regels geldt: hoe zijn ze precies bedoeld? Soms moet je wat ervaring hebben, of weten wat de achtergrond ervan is. Maar dat was bij NEN 6075 op een aantal punten niet duidelijk.”
Wat is de huidige situatie?
“We zitten momenteel in de fase dat de architect en de adviseur wel weten wat er van ze wordt verwacht. En als hun informatie duidelijk is, dan is het ook voor de aannemer inzichtelijk wat er moet gebeuren. Dus in de gehele bouwkolom is inmiddels wel bekend dat rookwerendheid een belangrijk thema is. Maar ik krijg vooral nog veel vragen over die aantallen doorvoeringen in een wand. Met name in gebouwen waarin veel techniek zit zoals laboratoria en ziekenhuizen gaan die aantallen niet kloppen. Er kan dan gekeken worden naar de daadwerkelijke lekverliezen, maar daarvoor is veel detailinformatie benodigd die niet altijd voorhanden is. De eis is mijns inziens relatief duidelijk en we weten hoe we er theoretisch mee om moeten gaan, maar de combinatie van alles bij elkaar is minstens zo’n grote uitdaging. Daarom sluit de norm wat mij betreft niet aan bij de praktijk. Want bouwen is het samenbrengen van heel veel producten om daar één geheel van te maken. Op dat punt schuurt het behoorlijk met de rookdichtheid die je wilt creëren.
Een andere grote uitdaging is op dit moment de aansturing van de kleppen. In veel gebouwen zijn nu motorgestuurde kleppen vereist, maar er is in basis geen brandmeldinstallatie met automatische melders aanwezig. Bijvoorbeeld bij kantoren, industriegebouwen en laboratoria. Voor de aansturing moeten er toch automatische melders worden toegepast. Het kan volgens de norm met kanaalmelders, maar vaak wordt nu gekozen voor het beveiligen van de ruimten. Hierdoor is dan een brandmeldinstallatie met (bijna) volledige bewaking nodig om zeker te zijn van de juiste aansturing. Dit leidt tot forse meerkosten en heeft de nodige gevolgen voor beheer, onderhoud en certificering. Het is echter nooit het doel geweest van de norm om een uitgebreide brandmeldinstallatie voor te schrijven, maar het is wel een nadelig bijeffect op dit moment dat leidt tot de nodige discussies.”
Hoe zou NEN 6075 moeten worden aangepast?
“Ik ben niet positief over de lopende herziening van de norm. Met de beperkte aanpassingen die voorliggen in de werkgroep vrees ik dat mijn bezwaren voor een groot deel overeind zullen blijven. Zo zouden die aantallen doorvoeringen per 5 m2 moeten vervallen, want die eis botst echt met de bouwpraktijk. Maar met de kennis die ik nu heb, weet ik dat dit niet zal veranderen. Ik ben wel blij met de verduidelijking van wat verwaarloosbaar is, waarvoor kaders worden opgesteld. Door zoveel mogelijk zaken verwaarloosbaar te maken, sluit de norm beter aan bij de bouwpraktijk en dat helpt bij de toepasbaarheid ervan. Ten slotte hoop ik dat de aansturing van de norm vanuit het Bbl wijzigt op het punt van toepasbaarheid voor alle gebouwen. Dat zou wat mij betreft anders kunnen, door bijvoorbeeld onderscheid te maken in gebouwen met en zonder slaapfunctie.”
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.