Leiden ontwikkelingen bij de veiligheidsregio’s tot een comeback van het belang van oude concepten als brandwerendheid? Of met andere woorden: wordt zoiets stoffigs als ‘WBDBO 60’ in de komende jaren weer hip en sexy?
Na opheffing van de goeddeels gescheiden werelden van brandweer en BB wordt in de tweede helft van de jaren 80 van de vorige eeuw een eerste aanzet gegeven tot het oppakken van de rampenbestrijding in brandweerregio’s. In de jaren 90 wordt verdere professionalisering van brandweerzorg via Project Versterking Brandweer stevig in de verf gezet. En mede door verschillende grotere rampen in Nederland wordt die ontwikkeling in de jaren 2000 krachtig voortgezet. De Veiligheidsregio’s zoals die nu zichtbaar zijn, zijn het voorlopige eindpunt van deze ontwikkeling. Deze professionalisering leidt tot stevige kostenstijgingen, met name voor een basistaak als repressie. Invoering van het Arbeidstijdenbesluit in 2006 is daar mede debet aan. De economische crisis vanaf 2008 zette vervolgens een rem op gelden die beschikbaar waren voor het geheel van fysieke veiligheid.
Brandwerendheid
Inmiddels worden ook andere tendensen zichtbaar:
- Beperktere bluswatercapaciteit; waterleidingmaatschappijen kiezen voor waterkwaliteit (en dus voor dunnere waterleidingen).
- Beperktere beschikbaarheid van vrijwilligers; vrijwilligersposten zijn soms moeilijk open te houden.
- Steeds hoogwaardiger, langduriger en moeilijker opleidings- en trainingspakketten voor specialistische taken in de hulpverlening.
- Mooiere, maar ook technisch ingewikkelder gebouwen op bijzondere plaatsen, met dito uitdagingen bij calamiteiten.
- Minder controlemogelijkheden door deregulering van de bouwplantoets.
Hoe verhouden dalende budgetten zich nu tot het totale kwaliteitsniveau voor brandveiligheid? Niemand wil een lager veiligheidsniveau. Kan (dure) operationele slagkracht worden gecompenseerd met preventie? En moet dat dan ‘nieuwe’ preventie zijn, of volstaan de oude concepten, mits modern uitgevoerd?
Vlucht
In reactie op de bovenstaande ontwikkelingen, wordt steeds meer ingezet op de ‘voorkant’: het voorkomen van brand. Rookmelders worden geplaatst, vaste installaties met blusstoffen, burgers worden voorgelicht over het voorkomen van brand en het nut van het hebben van een vluchtplan. Door de ‘Public Awareness’ te vergroten wil men het gedrag van mensen sturen. De verwachte opbrengsten van deze ontwikkelingen worden verzilverd via het beperken van de repressieve sterkte. Dit uit zich in variabele voertuigbezetting, ‘rapid intervention vehicles’, en acceptatie van langere aanrijdtijden.
Muur
Het gevaar van deze ontwikkeling zit in het feit dat de impact van ‘zachte’ factoren aan de voorkant (moeilijk meetbare invloed; het is er wel, maar niemand weet hoe groot), ingeprijst wordt om een beperking van de repressieve sterkte te verantwoorden. Het risico dat hier impliciet wordt aanvaard, vraagt echter wel om een opwaardering van basale preventieve concepten. Als de brandweer minder snel ter plaatse komt, ben je blij met WBDBO 60; een harde muur tussen de brand en jezelf die tijd biedt om veilig te vluchten of – als vluchten niet mogelijk is – de tijd biedt om te wachten tot de brandweer ter plaatse is.
Retro
Heel basaal gezien geeft het Bouwbesluit op drie manieren invulling aan brandveiligheid:
1. compartimentering
2. vluchtwegen
3. voorkomen van rook en vuur in die vluchtwegen.
Het effect van die laatste twee is voor een belangrijk deel afhankelijk van de factor mens (en dus te kwalificeren als een zachte factor). Zeker in oude woningen met meerdere bewoners wordt de vluchtweg gebruikt om fietsen te parkeren, een kledingkast te plaatsen of als een verlengstuk van de woonvertrekken.
In de gehele keten van voorkomen van brand tot blussing, is compartimentering door brandwerendheid één van de hardste factoren. Het moet alleen een beetje opgepoetst worden – zoals een nieuwe Mini of een nieuwe Fiat 500 – om weer sexy en hip te zijn.
Ontwikkelen
Om brandwerendheid als ‘last line of defence’ goed tegenwicht te laten bieden aan de veranderende rol van de brandweer, zijn verschillende mogelijkheden denkbaar:
- Opwaardering bestaande bouw. Moderne gebouwen moeten voldoen aan moderne standaarden. Een groot deel van de Nederlandse bouw is echter van eerdere datum en hoeft daardoor slechts te voldoen aan de bouwregelgeving die toentertijd geldend was. Verbouwing en/of aanpassing van bestaande bouw biedt een natuurlijk moment om opnieuw te kijken naar (en beter maken van) compartimentering en brandwerendheid in het bijzonder en brandveiligheid in het algemeen.
- Subsidiëren van brandwerende materialen. Over het algemeen zijn brandwerende materialen duurder dan materialen die niet of beperkt brandwerend zijn. Isoleren met polystyreen (piepschuim) is goedkoper dan met steenwol; mensen met een smalle beurs en een hoge energierekening kiezen sneller voor het betere isolatieproduct als het vergelijkbare kosten met zich meebrengt.
- Aanpassingen in regelgeving. Soms blijft een risico bestaan doordat er geen adequate regelgeving is om het risico aan te pakken. Een typisch voorbeeld hiervan zijn portiekwoningen; omdat alle bewoners van een portiekflat gebruik maken van het gezamenlijke trapportaal als vluchtweg, is brand en rook in het trapportaal een groot gevaar. Door het verplichten van drangers op deuren die uitkomen op het trapportaal en het opwaarderen van de brandwerendheid van deze deuren, wordt de betrouwbaarheid van het trapportaal als vluchtweg flink vergroot.
- Kijken naar slimme technieken. Een sprinklerinstallatie aanleggen in bestaande bouw is kostbaar en ingewikkeld. Een cilinder met een beperkte hoeveelheid water, een gaspatroon zoals in een airbag en een smeltzekering (een soort van IFEX-achtige kamersprinkler), is echter relatief goedkoop en kan overal worden opgehangen. Alleen… het bestaat nog niet. De basistechnieken zijn voorhanden en gebruik van een dergelijk systeem beperkt de ontwikkelsnelheid van brand, kan vluchtwegen langer begaanbaar houden en zorgt – in combinatie met de aanwezige brandwerendheid van het gebouw – voor een grotere overlevingskans van bewoners.
- Het grootste risico op een zich snel ontwikkelende brand doet zich voor in oude woongebouwen met meerdere wooneenheden. Snelle alarmering en een veilige vluchtweg kunnen ervoor zorgen dat alle bewoners op tijd het gebouw kunnen verlaten. Eventuele investeringen zouden op deze twee doelen toegespitst moeten zijn. Als rookmelders in de verschillende wooneenheden aan elkaar gekoppeld zouden kunnen worden (door een zender in de rookmelder die een ontvanger in de andere rookmelders activeert), zijn alle bewoners van het woongebouw snel gealarmeerd. Mogelijk dat een dergelijk systeem door de reeds aanwezige draadloze (ICT) netwerken ondersteund kan worden. Vluchtwegen kunnen opgewaardeerd worden door gebruik van brandwerende materialen en het verbieden van vuurlast. Door verhuurders en verenigingen van eigenaren opmerkzaam te maken op de mogelijkheden en hen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden, kan een eerste stap gezet worden. Om een dergelijke ontwikkeling te versnellen, zal echter een financiële prikkel (subsidie of hogere huur-/servicekosten) of regelgeving nodig zijn.
Concept
Bestaande concepten consequent toepassen en uitvoeren met moderne inzichten, hier en daar een vleugje innovatie en wat steun van de regelgever. Bij deze een oproep aan zowel brandweer als de private sector om met elkaar om tafel te gaan (juist ja; de participatiesamenleving!) en met simpele, goedkope en eenvoudig te implementeren oplossingen te komen die harde veiligheid bieden als de zachte factoren tekort schieten.
Dit artikel schreef Ruud Looijmans en is gepubliceerd in Brandveilig.com 04/ 2015. Looijmans is veiligheidsadviseur en werkt mede voor KappetijnBriks. Fysieke veiligheid en leefbaarheid, brandpreventie en industriële en externe veiligheid (Brzo en Bevi) zijn de specialismen van de organisatie KappetijnBriks.
Janssen zegt
L.S.
Mag een 20 min. brandwerende deur geverfd worden met gewone deurverf.
Mag een vluchtwegtrap bekleed worden met siergrind en de trap geverd worden met gewone betonverf.
Met vr. gr.
Will.