Aan de hand van een zestal stellingen discussieerde een panel van deskundigen in een rondetafelbijeenkomst in Alphen aan den Rijn bij Vakmedianet over het belang van bouwkundige brandpreventie. “In Nederland hebben we een anarchistische manier van bouwen.”
Door Henk Hogewoning
Denken adviseurs wel integraal en blijven ze niet te veel vastzitten aan hun eigen vakgebied? Met deze stelling, ingebracht door architect Wouter van der Stap, trapt voorzitter Daan Jansen (ook architect) op 8 november de bijeenkomst af. Dat het een rake stelling is, is onmiskenbaar duidelijk, want drie kwartier lang rollen de meningen over de tafel.
Van der Stap gooit de steen in de vijver: “Het is mooi dat er een team met specialisten wordt opgetuigd, want beslissingen over het ontwerp van een gebouw worden al in een vroegtijdig stadium genomen. Dat betekent dat dus ook brandpreventiespecialisten vroeg aan tafel moeten zitten. Als het goed is, versterken de disciplines elkaar, maar in de praktijk komt het voor dat ze elkaar juist tegenwerken zodat er een suboptimale oplossing uitrolt. Wij krijgen dan het verwijt: ‘Welke architect heeft dit nu weer bedacht’.”
Brandveiligheid zit vaak achteraan proces
Veel gespreksdeelnemers onderschrijven de mening van de architect en erkennen dat brandveiligheid vaak achteraan het proces zit, terwijl het Bouwbesluit toch voor de helft uit brandveiligheidseisen bestaat, geeft gespreksleider Daan Jansen aan. Henri Zoetbrood, adviseur bouwkundige brandpreventie bij afbouwbedrijf Baustoff Metall vult aan: “Bouwteams moeten goed samengesteld worden, anders krijg je niet-geteste systemen en veel discussie achteraf. Het resultaat is dat de bouwer het dan maar moet oplossen. Het is ook belangrijk om op tijd de inkoop te kunnen doen.” Ook Bart Veenstra van Brandveiligheid Consulting bv onderschrijft het belang van specialisten aan tafel: “Brandveiligheid dient in de kern van het bouwproces te zitten.”
Dat vindt ook Roy Senden, algemeen directeur bij Normec, maar hij plaatst wel kanttekeningen: “Je hebt generalisten en specialisten aan tafel nodig. De specialisten zijn nodig omdat de eisen die gesteld worden aan installaties, tegenstrijdig kunnen zijn. Maar de keerzijde hiervan is dat zo’n installatie tot wel vijf keer over de kop gaat. Dat geld moet wel terugverdiend worden.”
Senden onderstreept zijn betoog met een voorbeeld van zelfsluitende deuren waar de kieren onder deuren moeten worden dichtgemaakt. “Daarin wordt vervolgens veel geld gestoken, met als gevolg dat het overdruksysteem niet meer werkt. Om dit soort zaken te voorkomen, zijn specialisten nodig.” Johan Bijvank van Promat beaamt de woorden van Senden: “Iedereen aan tafel wil waarde toevoegen en geld verdienen. Zo wordt het resultaat onvoorspelbaar.”
Wie heeft de regie over het bouwproces?
Johan Bijvank van Promat heeft een duidelijke mening als het gaat om de vraag waarom het niet altijd goed gaat met brandveilige brandpreventie. “In Nederland hebben we een anarchistische manier van bouwen. Iedereen heeft een bepaalde rol en de uitkomst van het proces is onvoorspelbaar. Dit in tegenstelling tot de landen om ons heen, bijvoorbeeld in Duitsland en België. Daar is de architect de baas. Die rol moet de architect in Nederland terugpakken.” Roy Senden plaatst een kanttekening: “We moeten het buitenland niet idealiseren, ook al omdat bijvoorbeeld België relatief meer branden heeft en juist naar Nederland kijkt als het gaat om brandveiligheid. We moeten naar onszelf kijken en leren van de dingen die we doen.”
Architect Wouter van der Stap reageert: “Wij willen die regierol graag, maar de praktijk is vaak anders. Wij focussen op esthetiek en functionaliteit en vervolgens gaat de aannemer aan de slag. Omdat de architect daarna niet meer aan tafel zit, raakt die de regie kwijt.” Het systeem BIM kan een handig hulpmiddel zijn, ook als het om brandveiligheid gaat, voegen Twan Lenders, eigenaar van Brafon en Johan Bijvank toe, maar Wouter van der Stap werpt tegen dat niet alle details in het systeem staan.
Joric Witlox heeft een oplossing: “We hebben een superbrandpreventiespecialist nodig, die alles met een helicopterview overziet. Van oudsher had de aannemer een controlerende rol, nu is wettelijk vastgelegd dat de eigenaar van het gebouw verantwoordelijk is. Maar die heeft niet voldoende kennis in huis, dus moet iemand anders die rol krijgen. Ik zie wat dat betreft trouwens wel verbetering, want tegenwoordig investeren aannemers in brandveiligheid.”
Naleven van voorschriften is niet voldoende
De discussie gaat na een korte onderbreking verder met een nieuwe stelling, ingebracht door Ruud van Herpen. Hij stelt dat de brandveiligheid niet voldoende wordt geborgd bij volledige naleving van de voorschriften. “Voorschriften anticiperen niet op veranderingen in de maatschappij. Natuurlijk is het belangrijk dat er regels zijn die toetsbaar zijn, maar dit garandeert geen brandveilige oplossing die toekomstbestendig is. Een voorbeeld: door vergrijzende bewoners die bovendien langer zelfstandig moeten wonen, voldoen de voorschriften voor vluchtroutes niet meer. Het is zelfs de vraag of je dan nog vluchtroutes moet maken of dat je in andere, van het Bouwbesluit afwijkende concepten moet denken, zoals het stay-in-place-concept. Dat vraagt dus om een andere manier van denken voor inspecteurs en adviseurs. Zij moeten in de gaten houden wat het doel is van hun inspectie en daarop anticiperen bij problemen in de praktijk.”
“Voorschriften anticiperen niet op veranderingen in de maatschappij
De gespreksdeelnemers onderschrijven deze stelling. “We moeten inspelen op de doelmatigheid van installaties. Het verzamelen van vinkjes om een certificaat te halen, kan tegen je werken”, zegt Roy Senden. “Het Bouwbesluit en normen zijn vaak een heilige graal maar men moet beseffen dat dit slechts een minimumniveau is, zodat je meer moet doen dan alleen het naleven van de regels”, voegt Twan Lenders toe. Bart Veenstra: “Een adviseur moet het lef hebben om meer veiligheidsvoorzieningen te adviseren dan minimaal wettelijk vereist is.”
Zoeken naar andere concepten
Johan Bijvank pleit voor scenariodenken waarbij regels soms niet gelden en in andere gevallen deze juist streng moeten worden nageleefd: “In een studentenhuis moet je vaker controleren of de vluchtwegen opengehouden worden. Tegelijkertijd mag je van deze bewoners verwachten dat ze zelf een beginnende brand kunnen blussen, dit in tegenstelling tot mensen die minder zelfredzaam zijn. In zorgcentra moet je andere concepten hanteren en bijvoorbeeld zorgen dat mensen snel met bed en al naar een veilig compartiment kunnen worden gereden.”
Het laatste woord bij deze stelling is voor Ruud van Herpen: “Je moet kijken wat je wilt bereiken en marges inbouwen. Realiseer je dat, óók als je de regels naleeft, je nog niet aan alle brandveiligheidseisen hebt voldaan. Bovendien moet je het duurzaamheidsaspect serieus nemen. Een gebouw dat volledig afbrandt, voldoet niet aan het duurzaamheidsbeginsel.”
Essentiële bouwkundige controlepunten: nadruk op het waarom
De stelling die vervolgens wordt behandeld – dat het boekje ‘Essentiële bouwkundige controlepunten’ niet meer is dan een handreiking voor de leek – wordt door Ruud van Herpen toegelicht. Wat hij bedoelt is dat meer de nadruk zou moeten liggen op het waarom van maatregelen in plaats van hoe de controlepunten voldoen aan de voorschriften. Het doel is belangrijker dan het voorschrift. Soms is het van belang om voldoende thermische weerstand te bieden, terwijl het in andere situaties juist belangrijk is om stromingsdicht te zijn. Joric Witlox kan zich in deze opvatting vinden: “Ruud heeft helemaal gelijk.” Alle gespreksdeelnemers geven aan dat het belangrijk is om het doel van maatregelen aan te geven en de betrouwbaarheid daarvan. Zo is vaak een zware bouwconstructie betrouwbaarder dan een lichtere als het gaat om brandwerendheid.
Henri Zoetbrood, die namens Baustoff Metall trainingen geeft aan de bouwwereld, geeft aan dat hij soms schrikt van hoe deelnemers bepaalde situaties tijdens de bouw beoordelen. Ook Roy Senden verbaast zich over het kennisniveau, wat volgens hem pleit voor het streven om specialisten in te schakelen.
Wie ziet toe op het bouwproces?
Vervolgens verschuift de discussie naar de instanties die toezien op de bouw. Vroeger was dat de brandweer, tegenwoordig loopt dit via de afdeling bouwtoezicht van de gemeente. Die beoordeelt wat wel en niet doorgeschoven wordt naar de brandweer. De brandweer gaat in de regel wat pragmatischer te werk. Maar er zijn verschillen in toezicht. Daar waar de een om een certificaat vraagt, denkt een ander juist graag mee over een passende oplossing. Roy Senden: “Een certificaat zegt iets over het veiligheidsniveau, maar daarmee is de situatie niet per se brandveiliger terwijl de markt vaak denkt dat het dan wel goed zit.” Twan Lenders beaamt dat. “Certificaten zijn niet zaligmakend; tijdens de bouw gebeurt er altijd wel iets, waardoor details anders zijn.”
“Slaan we niet door in de regelgeving”, vervolgt Daan Jansen? Johan Bijvank gaat hierin mee: “Om de kwaliteit te borgen, maken we steeds nieuwe regels. Maar dat werkt als een harnas, waardoor je verkokerd gaat kijken.” In plaats hiervan kun je beter kijken of je de doelstellingen haalt in plaats van alles tot in detail dicht te timmeren, vat Daan Jansen de discussie samen. Er is bovendien een grijs gebied dat niet in schema’s is vast te leggen. Alleen een raamwerk voor het testen van bijvoorbeeld afdichtingen zou volstaan. Inspecties zijn bovendien niet altijd nodig omdat leveranciers een bepaald kwaliteitsniveau nastreven en omdat er weinig fout gaat in Nederland. Bovendien kunnen inspecties leveranciers slordiger en lui maken. “De inspecteur haalt de fouten er toch wel uit”, is de gedachte.
Robuuste oplossingen zijn het beste
Zijn robuuste oplossingen dan wellicht de oplossing voor brandveilig bouwen, is de volgende stelling die op de tafel komt? Door Grenfell Tower is er in de bouwwereld onrust over hoe het met de brandveiligheid van gevels is gesteld, waarbij geldt hoe robuuster hoe beter. Bart Veenstra en Wouter van der Stap stellen dat ook esthetisch verantwoord bouwen belangrijk is. “Je wilt ook niet honderd jaar tegen een lelijk gebouw aankijken, waarbij esthetiek en brandveiligheid niet conflicterend hoeven te zijn. Die discussie hoeven we niet te voeren.”
Wat wel een rol speelt, volgens enkele aanwezigen, is het economisch belang. “Geld verdienen is belangrijk. Als dat de doorslag geeft, komt de brandveiligheid achteraan fietsen en dat kan niet.” Maar volgens architect Wouter van der Stap hoeven die twee zaken elkaar niet te bijten. “Want als er dan iets gebeurt, moet je achteraf zaken repareren en dat kost ook geld.”
Wie is verantwoordelijk voor fouten?
De laatste stelling is ingebracht door Twan Lenders van Brafon Brandveiligheidsmanagement. Deze gaat over de verantwoordelijkheid van de aannemer, iets waar Brafon vaak op hamert in de samenwerking met aannemers. Zolang de aannemer niet verantwoordelijk wordt gehouden voor bouwfouten, zal er niets veranderen aan diens mentaliteit. Gesteld wordt dat hoewel de aannemer verantwoordelijk is, de verantwoordelijkheid wordt weggestopt in bijvoorbeeld verkoopvoorwaarden om te voorkomen dat er na tien jaar nog een claim komt. Ook ingehuurde adviseurs kun je niet verantwoordelijk stellen. De praktijk is dan dat er niets te verhalen valt in geval van brand tenzij het om verborgen gebreken gaat.
“Zolang de aannemer niet verantwoordelijk wordt gehouden voor bouwfouten, zal er niets veranderen aan zijn mentaliteit
De Wet private kwaliteitsborging, waarbij de aannemer aansprakelijk gesteld wordt, zal dat probleem niet wegnemen, omdat dan wordt uitgegaan van het Bouwbesluit. “Je komt dan op een veiligheidsniveau van 5,5 uit terwijl je als vakman minimaal een 7,5 moet nastreven”, zegt Roy Senden. Een onafhankelijk iemand die toeziet op de kwaliteit is wellicht een oplossing. En dat geldt dan niet alleen bij grote gebouwen, waar het vaak wel goed geregeld is, maar ook bij kleinere gebouwen. Hierop wordt geantwoord dat de gemeente hier vaak op toeziet. Bovendien doet de markt hier goed zijn werk. Dat marktwerking werkt, zie je bijvoorbeeld in Dubai. Recente branden in wolkenkrabbers daar leidden niet tot slachtoffers.
“Fouten komen voor”, is de eindconclusie. “Het gaat pas echt fout als fouten zich opstapelen. Zie in dat verband de Grenfell Tower.” Ook in Nederland worden er fouten gemaakt, maar die blijven dankzij de regelgeving beperkt.
Conclusies
Daan Jansen vat aan het einde van de sessie het gesprek samen met een positieve conclusie: “In Nederland is het veiligheidsniveau hoog. Om te veel kosten te voorkomen, moeten we niet te veel praten over de details en strengere regels.” Ook omdat dit ertoe kan leiden dat grote bedrijven hun activiteiten verhuizen naar het buitenland, wordt toegevoegd.
De woorden van Jansen worden onderstreept door Johan Bijvank: “Mede door duurzaam bouwen is de kwaliteit omhooggegaan. Hierdoor is men ook anders naar brandveiligheid gaan kijken. We moeten daarom niet van doemscenario’s uitgaan.”
Lees ook:
– ‘EBC Essentiële bouwkundige controlepunten’ editie 2018-2019 overhandigd!
– Nationaal Congres Brandpreventie – Dag 1 (bouwkundige brandveiligheid)
Deelnemers rondetafelgesprek
- Ruud van Herpen, technisch directeur Nieman Raadgevende Ingenieurs/lector brandveiligheid in de bouw (Saxion University Enschede)/fellow fire safety engineering (TU Eindhoven)
- Henri Zoetbrood, adviseur bouwkundige brandpreventie bij Baustoff Metall
- Johan Bijvank, productmanager bij Promat
- Wouter van der Stap, associate bij Faro Architecten
- Joric Witlox, voorzitter Brandveilig Bouwen Nederland (BBN)
- Roy Senden, algemeen directeur Normec Fire Safety & Security
- Bart Veenstra, Managing Partner van Brandveiligheid Consulting bv
- Twan Lenders, eigenaar van Brafon Brandveiligheidsmanagement
- Marcel van Duijn, hoofdredacteur BrandVeilig.com
- Voorzitter rondetafelgesprek: Daan Jansen, Royal HaskoningDHV