Om in gebouwen de brandveiligheid te kunnen waarborgen, zijn er diverse installaties die vanuit de regelgeving worden geëist. Denk bijvoorbeeld aan de brandmeldinstallatie (BMI), de ontruimingsalarminstallatie (OAI), brandweerliften of rookafvoerinstallaties. Al deze installaties worden door bekabeling aangesloten. En dus is het belangrijk om daarvoor de juiste, brandveilige kabels te kiezen.
Elektrische leidingen die bedoeld zijn voor het functioneren en de instandhouding van bouwwerken vallen onder de Europese verordening voor bouwproducten, de Construction Products Regulation (CPR) met betrekking tot hun gedrag bij brand. Elektrische leidingen worden in deze CPR geclassificeerd in verschillende (brand)klassen. NEN 8012 (Keuze leidingtype – Eisen voor bekabeling en bedrading met betrekking tot brand in gebouwen en objecten) geeft aan wanneer welke (brand)classificatie moet worden toegepast. Per 1 juli 2020 is ook het Bouwbesluit 2012 hierop aangepast en is het nieuwe artikel 2.69a toegevoegd. De keuze voor bekabeling voor nieuwe projecten moet nu via het Bouwbesluit worden gemaakt.
NEN 8012
Er is echter gebleken dat NEN 8012 niet altijd overeenkomt met wat er in het Bouwbesluit staat. Daarom wordt NEN 8012 herschreven en de verwachting is dat de nieuwe versie van de norm nog dit jaar wordt uitgebracht. De nieuwe NEN 8012 zal naar verwachting bestaan uit drie delen. Het eerste deel is voor algemene zaken, zoals het toepassingsgebied, verwijzingen, termen en definities. Ook zal hierin de classificatie van brand en overige eigenschappen duidelijk worden gemaakt. Het tweede deel zal bestaan uit de wettelijke eisen vanuit het Bouwbesluit. En het derde deel zal bestaan uit aanvullende privaatrechtelijke eisen. Dit voor gevallen waar een verhoogde kans op gevolgschade is.
EN 50575
De Europese norm EN 50575 stelt dat er zeven verschillende brandklasse kabels kunnen worden toegepast. In Nederland hebben we in de NEN 8012 vier types vastgesteld. In tabel 2.66 bouwproducten van het Bouwbesluit zien we dat er praktisch nog maar twee types gebruikt worden, namelijk de hoogste klasse B2ca en de lagere klasse Dca. Dit geldt voor inpandige installaties met kabels grenzend aan de binnenlucht. Daarnaast is er ook een tabel voor kabels grenzend aan de buitenlucht. Ook hier zien we praktisch nog maar de twee zelfde types.

Deel van tabel 2.66 bouwproducten van het Bouwbesluit dat betrekking heeft op kabels.
De locatie van de kabels in het project zal bepalend worden. Brand- en subbrandcompartimenten en met name de Beschermde en Extra beschermde vluchtroutes zijn nu belangrijk. In de tabel is te zien dat daar de verschillen zitten in de keuze voor de kabels. Simpel gezegd, iedere kabel die door een Extra beschermde vluchtroute loopt, moet nu brandklasse B2ca zijn.
In de tabel zien we ook de aanvullende classificatie voor rook aangegeven. We kennen de s3, s2 en s1 classificatie, waarbij de laagste classificatie de beste is. Kabelfabrikanten moeten hiermee rekening houden in de keuze van de materialen. Maar voor bijvoorbeeld de B2ca kabel zullen zij alleen maar de s1 variant maken. Het is kostentechnisch niet haalbaar om daar ook een s2 en s3 variant van te maken. Uiteraard is een betere brandklasse kabel toepasbaar waar een lagere geëist wordt.

Functiebehoud bij brand
Functiebehoud bij brand is al jaren een belangrijk thema in de bouwwereld. Functiebehoudkabels spelen een belangrijke rol in de veiligheid van gebouwen en installaties. Zij spelen een actieve rol in het beperken van risico’s bij brand.
Functiebehoudkabels, ook wel brandwerende kabels en brandvertragende kabels genoemd, zorgen ervoor dat er bij brand voldoende tijd ontstaat voor mensen om een gebouw veilig te verlaten. Deze kabels zijn te herkennen aan de felle oranje of rode kleur (voor BMI- en OAI-installaties) van de buitenmantel. De kabels zijn zo gemaakt dat ze tijdens een brand gedurende een bepaalde tijd signalen en/of energie kunnen blijven overdragen. De tijdsduur wordt aangeduid met E30, E60, E90 en E120, waarbij het getal het aantal minuten functiebehoud aangeeft.
Kabels waarvoor functiebehoud geldt, moeten minimaal 30 minuten na ontstaan brand blijven functioneren
Bij brand is de betrouwbaarheid en bedrijfszekerheid van de veiligheidssystemen van levensbelang. Denk maar aan de noodverlichting, brandinstallaties, brandweerliften, alarmsignalen, monitor- en ventilatiesystemen, brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties. Al deze installaties bestaan uit kabels en leidingen die in bundels door het gebouw verspreid liggen en diverse ruimten met elkaar verbinden. Daarom is het belangrijk dat de kabels die worden gebruikt, tijdens een brand langere tijd betrouwbaar blijven werken en een brandvertragende werking hebben.Kabels waarvoor functiebehoud geldt, moeten gedurende minimaal 30 minuten na het ontstaan van een brand blijven functioneren. Dit betekent dat binnen 30 minuten na het ontstaan van de brand geen draadbreuk en/of sluiting in de kabel mag ontstaan als gevolg van de brand. De eisen voor functiebehoud kunnen alleen gehaald worden, wanneer er sprake is van een functiebehoudkabel in combinatie met functiebehoudkabeldraagsystemen en het bijbehorende bevestigingsmateriaal. De aanleg van functiebehoud wordt omschreven in NPR 2576:2018 (Functiebehoud bij brand – Richtlijn voor transmissiewegen).
Functiebehoud: aandachtspunten
In 2018 is de nieuwe versie van NPR 2576 uitgebracht. Maar in de praktijk worden er nog steeds veel vragen gesteld over functiebehoud. En ook gaat het in de praktijk niet altijd goed met de aanleg van functiebehoudtracés. Aandachtspunten hierbij zijn onder andere:
- Functiebehoudbekabeling valt niet onder de CPR-regelgeving en heeft dus niet de vermelding van bijvoorbeeld B2ca. Dit gaat nog wel eens fout in bestekken. Uit veiligheidsoverweging kiest men er vaak voor om overal gebruik te maken van brandklasse B2ca. Voor functiebehoud is dat niet mogelijk, want die kabels bestaan niet. Er is hiervoor wel een Europese ontwerpnorm gemaakt, maar vooralsnog is niet duidelijk wanneer die van kracht wordt.
- Functiebehoud is onderdeel van een gecertificeerde systeeminstallatie. Dat houdt uiteraard in dat de kabel gecertificeerd moet zijn. Maar er is ook gecertificeerd ophangmateriaal nodig, zoals beugels of kabelgoten. En alle bevestigingsmaterialen moeten gecertificeerd zijn.
- De ondergrond moet geschikt zijn. Zeker in renovatieprojecten leidt dit tot uitdagingen. Maar ook in nieuwbouw wordt hier bouwkundig vaak geen rekening mee gehouden. Zo zijn kanaalplaatvloeren tegenwoordig niet meer toegestaan om hieraan een functiebehoudtracé te monteren. Er zal dan een alternatieve route moeten worden gezocht. Of men moet goedkeuring vragen bij de inspecterende instanties, wat tot discussies kan leiden.
- Vaak gebruikt men de optie om ‘gewone’ kabels bouwkundig te verleggen. Uiteraard moet de kabel dan voldoen aan de eisen in het Bouwbesluit. Men moet er dan wel rekening mee houden dat de kabel niet te warm wordt tijdens een brand. Dit kan namelijk tot uitval van de betreffende installatie leiden, in verband met de weerstandtoename van de geleider. De kabel moet dus op de juiste diepte zijn aangelegd. De temperatuur in de kabel mag niet hoger worden dan 70 °C. Goed overleg met de bouwkundige is in dat geval nodig.
- De installatie moet zo zijn aangelegd dat het functiebehoudtracé niet beschadigd kan worden tijdens een brand. Er mag dus niets boven een functiebehoudtracé gemonteerd of geïnstalleerd zijn dat tijdens een brand omlaag kan vallen. Indien dit wel het geval is, zal ook dat gedeelte van die installatie met functiebehoud moeten worden opgehangen.
- Tenslotte wordt vaak gesteld dat er gelijkwaardigheid is van sprinklerinstallaties. Uiteraard is dit mogelijk. De ‘standaard’ kabeltracés moeten dan wel in het gesprinklerde gebied liggen. En er moeten waterdichte lasdozen en dergelijke worden toegepast, zodat er geen kortsluiting kan ontstaan. Tevens moet een en ander goed omschreven zijn in het uitgangspuntendocument (UPD) of Programma van Eisen (PvE).
Functiebehoud voor meer dan alleen BMI/OAI
Naast de BMI-/OAI-installatie waarvoor functiebehoud van toepassing is, zijn er nog andere installaties die functiebehoud eisen. Denk aan:
- Sprinklerinstallaties.
- Brandweer- en evacuatieliften.
- RWA-installaties.
- Overdrukinstallaties.
- Centrale noodverlichtingsinstallaties.
- Hydrofoor (drukverhoging) installaties.
Deze installaties zijn van wezenlijk belang voor de brandveiligheid in een gebouw en moeten tijdens een brand allemaal blijven functioneren.
Omdat het hier om voedingskabels gaat, is er een veelgemaakte fout die ik aan de orde wil stellen. Dat betreft de ‘dimensioneringberekening voor voedingskabels’, die nog wel eens wordt vergeten in projecten. Men moet namelijk rekening houden met de temperatuurtoename van een functiebehoudkabel tijdens een brand, aangezien de weerstand van de aders in de kabel zal toenemen. Deze dimensioneringberekening kan door veel kabelberekeningsprogramma’s worden ingesteld. Vaak is dit een handeling die men zelf moet doen in het programma. Doe je dit correct, dan resulteert dat in een dikkere aderdiameter dan die nodig is volgens een standaardberekening. Pas je deze berekening niet toe, dan valt een installatie uit tijdens een brand.
Neem de tijd tijdens de werkvoorbereiding
Bij de keuze van de juiste kabels voor projecten moet je rekening houden met de eisen uit het Bouwbesluit en de eisen voor de betreffende installaties. Neem de tijd om zeker te zijn dat je de juiste – en dus brandveiligste – keuzes maakt. En voor functiebehoud zijn er, naast de keuze van de juiste kabel en ophang- en montagematerialen, ook nog additionele eisen waarmee je rekening dient te houden. Neem bij twijfel contact op met je kabelleverancier, want hij kan je helpen bij het maken van de juiste keuzes. Brandveiligheid is immers de verantwoordelijkheid van iedereen.
Harald Niessen, accountmanager bij Cable Masters
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.