Is de brandveiligheid in Nederland goed geregeld? Dat was op 23 mei de voornaamste vraag tijdens de onlangs gehouden rondetafelconferentie ‘Brandende Kwesties’ in Rotterdam. Han den Hartog, marketingmanager bij Xella Nederland BV, was erbij en licht het een en ander toe.
Door Peter Passenier
Het was zo’n tien jaar geleden dat Han den Hartog verhuisde naar een nieuwe woning. En hij weet nog precies waar hij in die tijd op lette. “Ik vond het vooral belangrijk dat de omgeving er mooi uitzag en dat het huis prettig was om in te wonen. Of het ook goed was geïsoleerd – ik had geen idee. Tegenwoordig is dat natuurlijk ondenkbaar, want we leggen nu sterk de nadruk op duurzaamheid.”
Mentaliteitsverandering
Den Hartog is marketingmanager bij Xella Nederland BV en dus zou hij zo’n zelfde mentaliteitsverandering ook graag zien als het gaat om brandveiligheid. Want volgens hem moeten we in Nederland niet klakkeloos aannemen dat het op dit gebied optimaal is geregeld. “Natuurlijk, we doen het beter dan sommige andere landen. Er zijn hier betere minimumvoorschriften, in het Bouwbesluit, en er is meer controle. Maar toch… ook hier kan er een parkeergarage instorten, zoals laatst in Eindhoven. En ook hier kan er een grote brand uitbreken.” Deze kritische kanttekeningen komen niet alleen van hem. Ze waren ook te beluisteren tijdens de rondetafelconferentie ‘Brandende kwesties’. De deelnemers hadden verschillende achtergronden, maar hun conclusies kwamen vaak overheen. Aan de brandveiligheid valt in Nederland nog veel te verbeteren.
We zien al jaren een terugtrekkende overheid,een overheid die met regelgeving partijen wil laten voldoen aan minimale eisen.
Regels brandveiligheid
Zo bestaat er, volgens een van de deelnemers, ‘een discrepantie tussen de regels en hoe het zou moeten’. Den Hartog begrijpt wat hij bedoelt. “We zien al jaren een terugtrekkende overheid, een overheid die met regelgeving partijen wil laten voldoen aan minimale eisen. Zoals in het Bouwbesluit. Daarmee wil die overheid voorkomen dat er bij brand slachtoffers vallen, of dat andere gebouwen ook in vlammen opgaan. Maar diezelfde overheid legt veel minder accent op bedrijfscontinuïteit. Dat een werkgever na een brand zijn product of dienst niet meer kan leveren, en dus een groot deel van zijn klanten kwijtraakt – dat is zijn eigen verantwoordelijkheid. Als hij dat wil voorkomen, moet hij extra maatregelen nemen, bovenop de wettelijke verplichtingen.”
En volgens de deelnemers was dat niet alles. Want volgens hen ontbreekt het in Nederland eveneens aan voldoende toezicht. Ook dat is iets dat Den Hartog herkent uit zijn eigen praktijk. “Wat je tegenwoordig steeds vaker ziet, is administratief toezicht. Dat wil zeggen dat er geen controleurs langskomen. In plaats daarvan beperken, die zich tot de meest essentiële vragen. Is er gebouwd volgens de gemaakte afspraken? Let wel: dat is begrijpelijk. De overheid heeft eenvoudig niet genoeg mensen om ieder gebouw in Nederland af te gaan.”
Verzekeraars
De overheid trekt zich dus terug, en dus ligt de bal bij de private partijen. Bijvoorbeeld bij de verzekeraars. Zouden die zich actiever kunnen opstellen? En belangrijker nog: zijn ze daarvoor ook gemotiveerd? Cynische geesten roepen wel eens dat zij niet geïnteresseerd zijn in brandpreventie: als de schadelast wat oploopt, gooien ze gewoon de premie een paar tientjes omhoog.
Maar daar is Den Hartog het niet helemaal mee eens. “We zien wel degelijk dat verzekeraars hun risico’s proberen te minimaliseren. En met risico’s bedoel ik niet alleen: de kans dat er brand uitbreekt, maar ook: de kans dat die brand zich verspreid naar andere compartimenten of zelfs naar andere gebouwen. Ook verzekeraars zijn steeds beter op de hoogte van bijvoorbeeld de brandwerende oplossingen. Wat dat betreft hebben verzekeraars dezelfde belangen als de gebouweigenaar. Dat hoorde je ook tijdens de bijeenkomst. Daar zei een van die verzekeraars dat hij eerder bij het bouwproces zou willen worden betrokken, om goed advies te geven.”
Architect
Al in een eerder stadium kritisch kijken naar brandveiligheid – dat is een idee dat veel veiligheidsexperts zal aanspreken. Veiligheid moet je immers aanpakken bij de bron. Met andere woorden: op het moment dat het gebouw in elkaar wordt gemetseld. Of nog beter, als het wordt ontworpen. En daarmee komt er automatisch een andere partij in beeld: de architect. Althans, volgens de deelnemers zou die in beeld moeten komen. “De bouwmeester moet terug.” Want die bouwmeester, de architect dus, speelde volgens Den Hartog ooit een veel belangrijker rol. “Vroeger was die verantwoordelijk voor het hele bouwproces. Maar zijn rol is aanzienlijk kleiner geworden.”
Gebouweigenaar
Maar natuurlijk is er nog een partij die belang heeft bij brandveiligheid: de gebouweigenaar. En volgens Den Hartog is dat belang groter dan die eigenaar zelf denkt. “Natuurlijk wil hij dat zijn gebouw zo lang mogelijk meegaat en niet in de as wordt gelegd. Dat is logisch. Maar zo’n gebouweigenaar moet ook kijken naar de total cost of ownership. Het is waar: iedere aanpassing aan zijn gebouw kost geld.
Maar wat als je nu een extra compartimentering aanbrengt, en je kunt die aparte ruimtes daardoor gemakkelijker verhuren? En wat belangrijker is: voor een hogere prijs? Nogmaals, als een pand afbrandt, is de huurder vaak ook het slachtoffer, want zijn bedrijfscontinuïteit komt in groot gevaar. Dat zullen die huurders tot iedere prijs willen voorkomen. En daarvoor betalen ze ook graag een tientje meer.”
Rondetafelconferentie
Xella, expert op het gebied van brandveilig bouwen, organiseert dit jaar drie rondetafelsessies over brandveilig bouwen. De eerste editie vond op 23 mei plaats in Futureland bij Rotterdam. Daarbij waren niet alleen bouwers aanwezig, maar ook projectontwikkelaars, adviseurs en verzekeraars.
Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Xella.