Hoe organiseren de politiek en de bouwwereld een onderwerp als brandpreventie? De vraag is makkelijk gesteld, het antwoord moeilijk te geven. Dat laatste bleek tijdens een rondetafeldiscussie, georganiseerd door BrandVeilig.com met (risico)deskundigen, een fabrikant van isolatiemateriaal en een architect.
Door Martijn Louws
De rondetafeldiscussie werd, onder voorzitterschap van Daan Jansen en met zeven stakeholders in de wereld van brandpreventie, gehouden bij Vakmedianet BV in Alphen aan den Rijn. Jansen is adviseur brandveiligheid en hoofd van de adviesgroep Fire Safety en Security bij Royal HaskoningDHV. Onderwerp van de discussie: het effect van de toepassing van isolatiemateriaal bij brand. De brandveiligheid van gebouwen wordt in belangrijke mate bepaald door het constructie- en materiaalgedrag van de toegepaste constructieonderdelen (samenstel van materialen zoals toegepast).
Kleinschalige testen
“Alles wat wordt toegepast, moet zijn getest op de wijze zoals het in de praktijk aanwezig is. De relevante vraag daarbij is: welke temperatuur en reactietijd zijn nodig om materialen en voorwerpen tot ontbranding te brengen? Wij voeren testen uit volgens methoden die in Europees verband zijn afgestemd. Deze testmethoden bevatten een schematisatie van de werkelijkheid”, zegt Gert van den Berg van Efectis. Een belangrijke taak aangezien in het Bouwbesluit eisen worden gesteld aan het constructie- en materiaalgedrag van constructieonderdelen om risico’s tijdens een brand te beperken. “Maar in de praktijk gaat het vaak om de combinatie van materialen en de specifieke eindtoepassing die bepalen hoe een brand zich kan ontwikkelen. Het Europese classificatiesysteem is daarbij gestoeld op kleinschalige testen, waarmee we die zeer specifieke karakteristieken van materialen vaststellen. De toegepaste materialen kunnen we hiermee wel classificeren, maar dit zegt vaak redelijk weinig over de bereikte veiligheid”, licht Jansen toe.

Gert van den Berg (Efectis): “Welke temperatuur en reactietijd zijn nodig om materialen en voorwerpen tot ontbranding te brengen?”
Hij ondersteunt het met een voorbeeld. “Brandbare materialen die kunnen opwarmen en in een spouw zitten, kunnen ervoor zorgen dat een brandbaar gasmengsel in de spouw blijft hangen. De materialen kunnen dan wel veilig genoeg zijn, maar brandbare gassen in een spouw kunnen met een klein vlammetje leiden tot een explosieve uitbreiding van brand. Wanneer deze materialen echt aan de buitenzijde zitten, is de situatie natuurlijk heel anders.” Dit kun je middels een testopstelling moeilijk allemaal in kaart brengen, zegt risk-engineer Ronald Koster van risico- en preventiespecialist Burghgraef van Tiel. Hij voert onafhankelijke risico-inspecties uit voor verzekeraars, assurantiemakelaars, assurantie-adviseurs en bedrijven.
Dichtzetten
“Plafonds van parkeergarages en zorginstellingen zijn veelal voorzien van thermische isolatie in de vorm van houtwol-cementplaten met daarachter vaak, niet als onbrandbaar geclassificeerd, isolatiemateriaal. Dan is het belangrijk dat alle naden en kieren worden dichtgezet. We zien helaas dat in de praktijk dit soort panelen niet conform de installatievoorschriften worden gemonteerd.” Edmar Meuwissen van het Europese verbond van EPS-fabrikanten, EUMEPS, zegt eveneens dat het totale plaatje belangrijk is.
“Tegenwoordig wordt op bijna iedere brand een stempel gedrukt
Grenfell Tower
“Tegenwoordig wordt op bijna iedere brand een stempel gedrukt. Oh, dat specifieke materiaal is de oorzaak van het feit dat de brand zo snel heeft kunnen uitbreiden. Maar zo werkt dat niet. Isolatiemateriaal wordt afgedekt en beschermd, bijvoorbeeld door een gipsplaat. Je moet dus kijken naar het gedrag van dat geheel. En dat gebeurt in mijn ogen te weinig,” aldus Meuwissen.
Building engineer Martin Lamers van IsoBouw vult aan: “Dat is ook zo bij de uitgebrande Grenfell Tower in Londen. Daar wordt al sinds de brand in sommige media EPS genoemd als mogelijke aanjager van de branduitbreiding, terwijl hier niet EPS maar PIR werd toegepast. Kortom, een ongepaste speculatie, door gebrek aan kennis, maar ook gemotiveerd door commerciële belangen. Iets wat we ook bij eerdere incidenten hebben gezien. Vergelijkbare branden zijn er overigens ook geweest met minerale wol als isolatiemateriaal, zoals de Polat Tower-brand in Istanbul. De onderzoeken naar de oorzaken van de Grenfell Tower-brand zijn nog gaande en die gaan over de gevelsamenstelling als geheel. Gegeven de snelheid van branduitbreiding kunnen andere oorzaken heel goed mogelijk zijn geweest.”
Martin Lamers (IsoBouw): “Vergelijkbare branden als die in de Grenfell Tower zijn er ook geweest met minerale wol als isolatiemateriaal, zoals de Polat Tower-brand in Istanbul.”
Regels
Maar wat zijn nu de regels? In Nederland moet worden gebouwd volgens het Bouwbesluit 2012. Hierin worden met betrekking tot de brandveiligheid geen eisen gesteld aan het isolatiemateriaal, maar worden prestatie-eisen gesteld aan constructieonderdelen, zoals dak, gevel of vloer. Producten moeten dus beoordeeld worden in hun toepassing als onderdeel van het bouwwerk. “Als de brand maar buiten blijft en niemand binnen gewond raakt, is er niets aan de hand. Maar als de brand via de buitenmuur en de spouw naar binnen komt, dan gelden er regels”, zegt Nico Scholten van de Stichting Expertisecentrum Regelgeving Bouw.
“Als de brand via de buitenmuur en de spouw naar binnen komt, dan gelden er regels
“Maar die regelgeving geeft ons weinig vertrouwen”, zegt risico-expert Koster. “Een sandwichpaneel met een geteste brandweerstand van 60 minuten voldoet in bepaalde situaties, maar in andere situaties weer niet. In een warehouse kan de brandlast dermate groot zijn dat die 60 minuten niet worden gehaald. De sandwichpanelen zullen eerder bezwijken. Dit wijkt dus enorm af van de wijze waarop de brandtest wordt uitgevoerd, aan de hand waarvan een brandweerstand wordt bepaald. Ook krijgen panelen een bepaalde brandweerstand mee, op basis van een test met een specifieke brandkromme. Deze brandkromme kom je echter in de praktijk nooit tegen.” Meuwissen is verbaasd over dit gebrek aan vertrouwen in de huidige regelgeving. “Deze heeft er wel toe geleid dat Nederland behoort tot de landen waar het geringste aantal dodelijke brandslachtoffers vallen.”
Testsituaties
Het roept meteen de vraag op bij Scholten ‘of wij wel genoeg weten van brand en brandontwikkeling’. “Nee”, zegt hijzelf al. Koster benadrukt op zijn beurt dat er beter naar testsituaties moet worden gekeken. “Het is weliswaar anders dan de praktijk, maar het Europese testsysteem zit echt wel goed in elkaar”, pareert Van den Berg van Efectis. Hij geeft aan dat het is gebaseerd op een ervaring van meerdere decennia en dat er afdoende veiligheidsmarge in het systeem zit. Hij is er wel voor om branden die hebben plaatsgevonden goed te analyseren en zo nodig te betrekken bij de testonderzoeken. Dat zou ook in de ogen van Meuwissen een goede zaak zijn. Hij daagt de brandweer zelfs uit om praktijktesten (het verloop en de oorzaken van werkelijk opgetreden branden, red.) te delen. “En verzekeraars, want die zitten ook op een berg informatie. Hoe meer data, hoe beter. Daarbij moeten we investeren in kennis: kennis in de keten, kennis bij bouwbedrijven en hun medewerkers, kennis bij de ambtenaren, bij toezichthouders en bij architecten.”
Van links naar rechts: Marcel van Duijn (hoofdredacteur Brandveilig.com), Iwan Verburg (media-adviseur Brandveilig.com), Ronald Koster (Burghgraef van Tiel & Partners), Nico Scholten (Stichting Expertisecentrum Regelgeving Bouw), Gert van den Berg (Efectis), Daan Jansen (Royal Haskoning DHV), Edmar Meuwissen (EUMEPS), Martin Lamers (IsoBouw), Steven Mook (Mook & Partners).
Betrokkenheid
Steven Mook is architect bij architectenbureau Mook & Partners. “De dynamiek in onze sector en bij onze projecten is enorm. En wij krijgen al allerlei voorschriften waaraan wij moeten voldoen, ook als het gaat om brandveiligheid.” Hoe ver hij gaat bij maatregelen rondom brandpreventie is voor een belangrijk deel afhankelijk van de opdrachtgever, die de rekening betaalt, vertelt hij. “Het is daarom zo belangrijk om betrokkenheid te creëren, betrokkenheid bij de opdrachtgever en bij de bouwbedrijven. En om het gesprek over brandpreventie continu aan te gaan, met elkaar, met externe experts, met de gemeenten en de brandweer. Zo koppel je expertise aan het bouwproces.”
Betrokkenheid is de manier om fouten in het bouwproces te minimaliseren, weet ook Meuwissen. “Er zitten vaak fouten in de toepassing van materialen. Door te investeren in kennis elimineer je deze.” Scholten durft zelfs te stellen dat er veel wordt gebouwd zonder kennis van brandpreventie. “De kennis is soms echt nul”, aldus Scholten. Hij spreekt ook over de op handen zijnde Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. “Deze wet dwingt de bouwkolom haar kennis omtrent regelgeving en bouwen drastisch te verhogen om aansprakelijkstelling voor bouwfouten te voorkomen. Om de bouwer en ontwerper te ontlasten ligt daar ook een taak voor de fabrikant van bouwmaterialen en bouwproducten. De fabrikant moet straks bijvoorbeeld aangeven hoe het materiaal moet worden toegepast, zodat deze qua brandveiligheid en ook alle andere eisen integraal voldoet aan de voorschriften en het overeengekomen contract.”
“Betrokkenheid is de manier om fouten in het bouwproces te minimaliseren
Niet zaligmakend
Volgens Van den Berg is dit zo ook geborgd in het Europese testsysteem: er moet worden aangeven voor welke toepassing een bepaald testresultaat geldig is. Dus als fabrikanten een erkende technische oplossing hebben, dan moeten zij beschrijven hoe deze moet worden toegepast.” Lamers van IsoBouw bevestigt dat het die kant op gaat, en zelfs al gebeurt. “Het is aan de fabrikanten om met verwerkingsvoorschriften te komen, maar daarna houdt hun verantwoordelijkheid wel op.” Dit betekent dat een brandbaar materiaal met bepaalde risico’s uitgebreidere voorschriften en kritische details heeft dan onbrandbaar materiaal, concludeert Jansen. Volgens Scholten passen dergelijke nieuwe voorschriften in de huidige tijd, al zijn ze volgens hem ook niet zaligmakend. “In de bouw kennen we de 80-20-regel. In 80 procent van de activiteiten tijdens het bouwen werken we met oplossingen die we al veelvuldig hebben toegepast, maar in 20 procent van de gevallen wordt er afgeweken van de standaard. En ja, ook dan moet de gerealiseerde toepassing voldoen en zullen fabrikanten en adviseurs de bouwbedrijven moeten ondersteunen met extra kennis om te komen tot een goede brandveiligheid.”
Nico Scholten (Stichting Expertisecentrum Regelgeving Bouw): “In 80 procent van de activiteiten tijdens het bouwen werken we met oplossingen die we al veelvuldig hebben toegepast, maar in 20 procent van de gevallen wordt er afgeweken van de standaard.”
Het mag duidelijk zijn, er zit bij brandpreventie vaak een gat tussen de theorie en de praktijk. “De praktijk is vaak weerbarstiger”, zegt voorzitter Jansen van Royal HaskoningDHV. Volgens Koster is dit enigszins logisch. “De overheid en het Bouwbesluit 2012 gaan uit van het voorkomen van slachtoffers en voorkomen van schade aan derden, verzekeraars gaan uit van het voorkomen van schade aan het brandende object. Dat zijn echt verschillende belangen.” Bij het tegengaan van die schade gaan verzekeraars steeds verder, weet Koster. “Er worden, zoals al eerder gezegd, nog altijd veel fouten gemaakt bij de bouw. Daarbij hanteren de verzekeraars als stelling dat een niet als onbrandbaar geclassificeerd isolatiemateriaal bijdraagt aan de branduitbreiding. Dus is hun conclusie bij nieuwbouw: waarom zullen wij het risico opzoeken? Zij hebben bij nieuwbouw steeds vaker de voorkeur voor onbrandbare isolatiematerialen.”
“De eerste aannemer met brandpreventie op zijn curriculum moet ik nog tegenkomen
Gesprek
“Als het echt zover is, zullen de isolatiefabrikanten het gesprek aangaan met de verzekeraars”, zegt Meuwissen. “De feiten, voortkomend uit onderzoeken en testen, wijzen toch echt op een andere conclusie over de rol van isolatiematerialen in de bijdrage aan de branduitbreiding. In landen waar een FM-approval nu een eis is, is bijvoorbeeld het gerelateerde aantal brandslachtoffers en -incidenten hoger dan in Nederland.” Of het echt zo’n vaart loopt, en of verzekeraars echt weigeren om panden waarin andere isolatiematerialen zijn gebruikt, niet te verzekeren, waagt Jansen te betwijfelen. “Ik zie dat veel verzekeraars eager zijn om te verzekeren. Ze roepen wel heel hard, maar als het puntje bij het paaltje komt, wordt er toch verzekerd. En tegen een nauwelijks hogere premie.” Maar zegt ook hij: “Feit blijft dat er meer kennis moet worden opgebouwd. Het is in mijn ogen echt een gemis dat er geen hoogleraar met een leerstoel brandveiligheid is in Nederland. En dat er op scholen nauwelijks aandacht is voor brandpreventie.” Meuwissen gaat nog een stap verder. “De eerste aannemer met brandpreventie op zijn curriculum moet ik nog tegenkomen. Dat is toch gek, of niet soms? Kortom, gebrek aan kennis is de achilleshiel.”
<<Lees ook: Gevelisolatie en -afdichting in Nederland: de toekomst na Grenfell Tower>>
<<Lees ook: Isolatie en afdichting: hoe waarborg je brandwerende scheidingen?>>