De integrale brandveiligheid van bouwwerken is een complex samenspel tussen bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandveiligheidsmaatregelen. De verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid in een pand ligt bij de gebouweigenaar én de gebouwgebruiker, die daarom een voortrekkersrol hebben in het realiseren en bewaken van de brandbeveiliging.
Om sturing te geven aan dit proces heeft het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) het model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken (IBB) beschikbaar gesteld op haar website. Het model, waar dit artikel een overzicht van geeft, is een praktisch handvat om de samenwerking tussen de betrokken partijen (zoals het delegeren van taken) en de afstemming van de verschillende brandveiligheidsmaatregelen te structureren en vast te leggen.
Brandveiligheid is zo sterk als de zwakste schakel
De verschillende mogelijke brandbeveiligingsmaatregelen, van ontwerp tot en met de gebruiksfase, bewijzen enkel hun waarde in onderlinge samenhang. Rookmelders kunnen bijvoorbeeld niet goed functioneren zonder degelijke vluchtwegen en branddeuren hebben geen nut wanneer deze door de gebruikers niet worden gesloten. Het model IBB richt zich op persoonlijke veiligheid en beheersing van brandschade en de gevolgen daarvan in gebouwen en de omgeving.
Het IPB als collectief geheugen
Verschillende partijen hebben baat bij de toepassing van het IBB model en het Integrale Plan Brandveiligheid (IPB) dat op basis van het model wordt opgesteld.
- De gebruiker of eigenaar van het gebouw kan de brandveiligheid inzichtelijk maken tegenover verzekeraars
- De adviseur en ontwerper weten op basis van het model welke brandveiligheidsafspraken zijn vastgelegd met toetsende en toezichthoudende instanties
- De bouwer weet op basis van het IPB waar hij aan toe is, want in het IPB liggen de afspraken over brandveiligheid vast
- De verzekeraar beschikt over een helder kader om de premie te bepalen of te spreken over meer preventie
- De dienst Bouw- en Woningtoezicht en de brandweer zijn gebaat bij de eenduidige vastlegging van de historie van het bouwwerk en het gebruik ervan
<<Lees ook: Beter een brandveilige buur dan behulpzame brandweermannen>>
<<Lees ook: Brandveilig gebouw: 8 redenen om net dat stapje extra te doen>>
Stappenplan IPB
1.) Inventariseren, analyseren, kiezen
De basis voor het brandveilig(er) maken van gebouwen is het inventariseren van de risico’s en de bijbehorende maatregelen. De inventarisatie en keuzes hebben betrekking op:
• Object (bouw, gebruik)
• Risicosoorten en risicobeheersing
• Risicovermindering: BIO-maatregelen
• Brandbeveiligingsconcept
• Klassen
• Relatie met wet- en regelgeving
• Afweging van oplossingen
Tijdens deze stap gaat speciale aandacht uit naar de brandweer, die vaak in een vooroverleg betrokken is bij nieuwbouwplannen. Het is raadzaam om dit overleg zo vroeg mogelijk in het ontwerptraject in te plannen en aanvullende eisen van zowel de brandweer als het bouwtoezicht te bespreken. Dit gaat bijvoorbeeld om de Programma’s van Eisen voor brandbeveiligingsinstallaties en specifieke eisen ten aanzien van bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.
2.) Vastleggen IPB
De informatie uit de inventarisatie en de gemaakte keuzes worden vastgelegd in het Integraal Plan Brandveiligheid. In dit IPB liggen de eisen van de eisende partijen vast (dus ook ten aanzien van vergunning- of meldingsplicht). Het IPB beschrijft voor het desbetreffende individuele bouwwerk een samenhangend geheel van Bouwkundige, Installatietechnische en Organisatorische (BIO) brandbeveiligingsmaatregelen, de onderlinge samenhang, uitgangspunten en eventuele eisen aan de uitvoering van die maatregelen. Het IPB blijft gedurende ontwerp, aanleg, beheer en gebruik van het bouwwerk het referentiedocument waarop partijen kunnen terugvallen als ze willen weten wat de gemaakte afspraken zijn.
Het IPB is tijdens stap 2 en 3 van het model IBB vergelijkbaar met bouw- en installatietekeningen. Het is een dynamisch document waar op basis van actuele (on)mogelijkheden wijzigingen in worden aangebracht. Door de verschillende fasen heen – voorafgaand aan het ontwerp, tijdens het ontwerp en na ingebruikname – zal het IPB worden aangepast. Deze wijzigingen moeten niet ten koste gaan van het afgesproken brandbeveiligingsniveau en mogen daarom alleen worden aangebracht door de IPB-opsteller. Het gewijzigde IPB dient vervolgens ook weer te worden goedgekeurd door de opdrachtgever en de betrokken gemeentelijke diensten (bouwtoezicht, brandweer) en eventueel de verzekeraar. In het IPB worden alle relevante documenten bewaard, zoals tekeningen, beschrijvingen, testrapporten, logboeken, onderhouds- en bedieningsvoorschriften, contracten, checklists en beslisdocumenten.
In het IPB wordt ook het toezicht op de brandbeveiliging vastgelegd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee niveaus:
• Beoordelingsniveau 1 = de samenhang van maatregelen.
• Beoordelingsniveau 2 = de kwaliteit van de individuele maatregelen.
3.) Uitvoeren en controleren
Nadat is bepaald welke brandbeveiligingsmaatregelen zullen worden toegepast, moet ook vastgelegd worden hoe de kwaliteit van de implementatie en het gebruik van deze maatregelen wordt gecontroleerd. In het IPB wordt bepaald welk kwaliteitsniveau moet worden aangetoond, en op welke manier dat kan. Daar zijn verschillende manieren voor, variërend van eigen beoordeling, deskundigenoordeel, (KOMO-)kwaliteitsverklaringen, certificatie en testen, tot typekeur en inspectie. Ten behoeve van de kwaliteit van de toetsing moeten de beoordelingscriteria vooraf in een document worden opgenomen. Het gaat hierbij om het beoordelen van afzonderlijke maatregelen, dus beoordelingsniveau 2.
4.) Integraal brandveilig, eindbeoordeling
In deze fase, na bouw en onderhoud, wordt de IPB versie ‘as built’ opgesteld. De ‘as built’-documenten vormen de basis om te toetsen of het afgesproken brandbeveiligingsconcept geheel is gerealiseerd en voldoet aan de in het IPB vastgelegde kwaliteitscriteria. Van belang is dat deze toetsing zich niet beperkt tot de oplevering van de bouwkundige en installatietechnische brandveiligheidsmaatregelen. In de toetsing moeten nadrukkelijk ook de organisatorische maatregelen worden betrokken. Het betreft hier daarom een toetsing op niveau 1: de samenhang van maatregelen. Als de toetsing aan de eisen van het IPB voldoet, krijgt het bouwwerk het predicaat ‘integraal brandveilig gebouw’. Zo niet, dan zullen ofwel de brandveiligheidsmaatregelen of het IPB moeten worden aangepast.
5.) Gebruik van het bouwwerk
Bij de ingebruikname van een gebouw treedt een nieuwe fase aan. Hierbij is vaak sprake van twee verantwoordelijken: de gebouweigenaar voor de bouwkundige en installatietechnische maatregelen en de gebruiker (vaak een andere partij) voor de organisatorische maatregelen. Onder de O-maatregelen vallen instandhouding, onderhoud, testen, alarmopvolging, het monitoren van de juiste stapelhoogte, goederenklasse en juist gebruik van de ruimte. Dit proces van beheer en gebruik kan onder certificaat worden uitgevoerd. Object van certificatie is dan het veiligheidsmanagementsysteem dat de gebruiker van het gebouw hanteert.
6.) Actualisatie, cyclisch gebruik
Het IPB is geen statisch document maar zal geregeld geüpdate moeten worden. Er zal opnieuw naar de afspraken moeten worden gekeken als het pand moet worden verbouwd, als de activiteiten in het bouwwerk zijn gewijzigd, of als de indeling van het gebouw is aangepast aan veranderde logistiek. Ook als deze veranderingen niet hebben plaatsgevonden, is het aan te raden het IPB eens in de vijf jaar te toetsen aan de actuele wet- en regelgeving en brandveiligheidsinzichten.
Bron: Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken – Inleiding voor beslissers
Op zoek naar meer informatie over het opstellen van een IPB? Het CCV publiceerde ook het Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken – Handboek voor toepassers. In dit document is uitgebreid aandacht voor het uitvoeren van de zes stappen, als ook voor de eisen die gesteld kunnen worden aan een IPB-opsteller en de IPB-beoordelaars.