Brandonderzoek levert veel informatie op over oorzaken van branden, brandverloop, de effectiviteit van preventieve voorzieningen en de effectiviteit van de repressieve inzet. Brandveilig.com sprak met Ymko Attema, voorzitter van de Landelijke Vakgroep Brandonderzoek over de ontwikkeling van en uitdagingen voor deze relatief jonge discipline binnen Brandweer Nederland.
De oorsprong van brandonderzoek ligt rond 2008, toen Brandweer Nederland zichzelf de vraag stelde wat ze zou kunnen leren van branden als deze zouden worden onderzocht. Er is toen een start gemaakt om het als discipline een plek te geven binnen de organisatie. Ymko Attema, sectorhoofd Vakbekwaamheid & Kennis bij Brandweer Twente, is als voorzitter van de Landelijke Vakgroep Brandonderzoek (onderdeel van de Vakraad Leren & Ontwikkelen van Brandweer Nederland) de afgelopen jaren nauw betrokken bij de ontwikkeling van het vakgebied. “Ik ben zelf geen brandonderzoeker, maar zie mijzelf vooral als verbinder tussen de landelijke ontwikkelingen en de praktische leefwereld van de brandonderzoekers in de regio’s.”

25 veiligheidsregio’s, 6 districten
Elke veiligheidsregio heeft een eigen Team Brandonderzoek (TBO) en heeft dat zowel qua omvang als bereikbaarheid op zijn eigen wijze georganiseerd. Attema: “In de ene regio is brandonderzoeker een rol die iemand ‘erbij’ doet, maar er zijn ook regio’s met fulltime brandonderzoekers op piket. Momenteel zijn er binnen Brandweer Nederland zo’n 110 fte ingevuld voor brandonderzoek.” Hij legt uit: “De oorzaak van deze diversiteit is dat de 25 veiligheidsregio’s zelf de keuze hebben gehad hoe ze het brandonderzoek wilden positioneren.”
Om de onderlinge contacten tussen de 25 TBO’s te optimaliseren, is er gekozen voor een clustering in zes districten waarvan de voorzitters met elkaar overleggen in de Landelijke Vakgroep Brandonderzoek. “De vakgroep is er om samenwerking tussen de brandonderzoeksteams te bevorderen en de krachten te bundelen voor het collectieve leren vanuit brandonderzoek.”
Onderzoeksdoelstellingen
“In de begintijd waren we bij onderzoeken vooral gefocust op de brandoorzaak”, vertelt Attema. In de daaropvolgende jaren is de scope echter verbreed en zijn er vier duidelijke onderzoeksdoelstellingen geformuleerd: (1) Wat was de oorzaak van brand? (2) Wat was het brandverloop? (3) Hoe was de werking van de brandpreventieve voorzieningen? (4) Hoe was de repressieve inzet?
Attema: “De essentie van brandonderzoek is dat we als brandweer willen leren hoe wij in de praktijk zowel vóór het vlammetje kunnen adviseren over brandveiligheid als nà het vlammetje moeten optreden bij incidenten. Brandonderzoek is daarbij belangrijk om de lessons learned vanuit de praktijk op te halen.”
Inzet TBO
Het TBO wordt in veel gevallen ingezet op initiatief van de bevelvoerder of de Officier van Dienst, bijvoorbeeld als een afwijkend verloop van de brand is geconstateerd of als er een specifieke vraag is waar men tegenaan is gelopen bij de bestrijding van een incident. Attema: “Maar tegenwoordig wordt ook wel gekozen voor een thematische aanpak. Het TBO wordt dan ingezet als een incident te maken heeft met energietransitie gerelateerde zaken zoals zonnepanelen of accu’s, als er slachtoffers zijn gevallen, of bij stalbranden. Het is nog geen landelijke afspraak om dan standaard een brandonderzoek te doen, maar dat is wel de manier om uiteindelijk trends te signaleren.”
Leren van brand
Het is dus niet zo dat de brandweer elke brand onderzoekt. Andere partijen die daartoe wel kunnen beslissen zijn de politie en de verzekeraar. Attema: “Soms worden we dan als brandweer vanwege onze expertise alsnog gevraagd mee te werken aan dat onderzoek en dan werken we met hen samen. Het voordeel daarvan is dat je elkaars expertise kunt benutten. Maar het is belangrijk te realiseren dat de belangen verschillen, iets wat van tevoren goed moet worden afgestemd.”
In geval de brandweer wel besluit om zelf een onderzoek in te stellen, dan betreden de brandonderzoekers de plaats van het incident met de insteek dat de brandweer wil leren van brand, waarbij de eerder genoemde vier onderzoeksdoelstellingen leidend zijn.
Casuïstiek
“Nadat het onderzoek is afgerond, begint wat mij betreft het interessantste deel van het traject”, vervolgt Attema. “Voor de onderzoeker zelf is het werk op de incidentlocatie natuurlijk mooi, maar het belangrijkste is toch dat we ervan leren. Daarom worden allereerst een factsheet en/of een brandonderzoekbulletin gemaakt, dat is de beschrijving en uitwerking van de casus. Dit wordt vervolgens als kennisdocument gedeeld met de direct betrokkenen en binnen de eigen veiligheidsregio. Je kunt bijvoorbeeld met de betreffende kazerne die de brand heeft geblust de inzet bespreken, het kan zijn dat je procedures moet aanpassen, en je wilt iets zeggen over de brandoorzaak en de werking van de brandpreventieve voorzieningen. Maar het verschilt per regio hoe dat wordt opgepakt. In standaardisatie hiervan kunnen we de komende tijd zeker nog een slag maken, want we hebben onderzoeksresultaten, we genereren data, maar het delen van de ervaringen en de lessen moet beter. Brandonderzoek is immers onderdeel van de leercirkel. Het zou mooi zijn om dit op landelijk niveau te realiseren.”
Data
Naast het brandonderzoekbulletin is er ook nog de zogenaamde slimme vragenlijst die bij elk onderzoek wordt gebruikt en waarmee data voor de landelijke database wordt gegenereerd. Attema: “Daarvan wordt samen met het NIPV een meta-analyse gemaakt om te zien welke trends er zijn en kijken we welke lessen we er op landelijk niveau van kunnen leren. Uiteindelijk willen we representatieve data hebben, op basis waarvan je bijvoorbeeld zou kunnen zeggen wat bij woningbranden vaak de oorzaak is, of dat door de energietransitie een bepaald type branden voorkomt. Zo ver zijn we echter nog niet en daarover zijn we in gesprek met de data-experts van het NIPV. Maar die zeggen dat als je representatieve data wilt hebben, je op een andere manier onderzoek zou moeten doen: bijvoorbeeld 1 op de 10 woningbranden onderzoeken. En dat lukt niet zoals wij brandonderzoek nu hebben georganiseerd. Wil je de kwaliteit van de data verhogen, dan vraagt dat dus een andere positionering van brandonderzoek binnen Brandweer Nederland. Daarom zie ik de landelijke database nu vooral nog als een soort radarsysteem voor de brandweer: we stoppen er heel veel data in, waaruit we opvallende zaken bij brandincidenten kunnen signaleren. Deze ‘afwijkingen’ kunnen we dan verder onderzoeken wanneer we dat nodig achten.”
Meerwaarde
Zoals Attema eerder benadrukte is casuïstiek voor hem een belangrijk product van brandonderzoek. “Het werkt goed, want ik weet dat op ministeries de casusbeschrijvingen gretig worden gelezen en dat ze bijvoorbeeld worden gebruikt voor aanpassing van beleid en wet- en regelgeving. Neem de brandveiligheid van veestallen, waarvoor de wetgeving voor brandpreventieve voorzieningen is aangepast. Dat is een mooi voorbeeld van wat brandonderzoek kan bijdragen aan de praktijk. Maar ook de onderzoeken naar rookverspreiding zoals het Oudewater-onderzoek, zijn mogelijk gemaakt door medewerking vanuit brandonderzoek. Je ziet dus dat de meerwaarde van brandonderzoek wel wordt erkend, maar helaas nog niet altijd herkend. De herkenbaarheid van brandonderzoek mag dus wel beter op de kaart worden gezet en dat is een aandachtspunt van de Vakgroep.”
Speerpunt
Gevraagd naar hoe hij terugkijkt op de ontwikkelingen van de afgelopen jaren reageert Attema tevreden. “We hebben stevige stappen gezet als discipline.” Zo zijn van de doelstellingen die in 2021 door de vakgroep in een Visiedocument waren geformuleerd er vele gerealiseerd: onder andere de landelijke database is een feit, de opleiding brandonderzoek is geoptimaliseerd en levert nu een diploma op in plaats van slechts een certificaat van deelname, en er is een verbreding naar incidentonderzoek. Attema: “Een visie opschrijven is makkelijk, maar er wat mee doen is een tweede. Wij zijn daarin geslaagd.”
Momenteel wordt nog gewerkt aan het Landelijk onderzoeksprogramma brandonderzoek, waarin op een aantal thema’s samenwerking wordt gezocht – niet alleen tussen de diverse TBO’s, maar ook met politie en verzekeraars – om zo representatieve data vanuit onderzoek te kunnen genereren. “Dat is ons speerpunt voor de komende tijd”, sluit Attema af.
Arjen de Kort