Een rook-warmteafvoerinstallatie (RWA) lijkt het ultieme instrument om bij brand in gebouwen veilige vluchtcondities te bewerkstelligen, een veilige inzet voor de brandweer te creëren en de schade te beperken. Toch heeft de RWA niet standaard een plek in het Bouwbesluit en oudere RWA-installaties blijken bij inspecties vaak niet certificeerbaar. Het zijn enkele van de dilemma’s die aan bod kwamen tijdens een paneldiscussie voor Brandveilig.com over het thema rook-warmteafvoer- en brandmeldinstallaties.
De paneldiscussie onder leiding van Daan Jansen van Royal Haskoning DHV begon met de vraag hoe groot de meerwaarde van een rook-warmteafvoerinstallatie nu precies is. Groot, bezweert Stan Veldpaus, projectadviseur van de Werkgroep RWA. “Zo’n installatie biedt extra ontvluchtingstijd, stelt het flash-over-moment van een binnenbrand uit en beschermt daardoor ook de hoofddraagconstructie van het gebouw tegen extreem hoge temperaturen.
Bovendien leidt een RWA tot veiliger inzetcondities voor de brandweer, waardoor de kans aanmerkelijk wordt vergroot dat men naar binnen kan voor het redden van mensen of het blussen van de brand. Louter voordelen dus. In onze buurlanden, waaronder Duitsland, hebben ze dat goed begrepen en staat een RWA voor veel gebouwtypen standaard in de bouwregelgeving, maar niet in ons Bouwbesluit, dat slechts een minimum niveau voor brandveiligheid voorschrijft.”
Door Rob Jastrzebski
Certificeringsprobleem
Desondanks zijn er de nodige gebouwen met een RWA-installatie, zowel bij nieuwbouw als in oudere gebouwen. Die bestaande gebouwen hebben echter wel een probleem, omdat ze bij brandveiligheidsinspecties na verbouwing of transitie in veel gevallen worden afgekeurd. Reden is dat ze worden geïnspecteerd volgens de nieuwe CCV-schema’s en de oudere RWA-installaties voldoen niet aan die nieuwe normen.
Roy Senden van Normec Fire Safety & Security ziet dat probleem ook en vindt dat het niet uit te leggen is aan de klant dat een RWA-systeem dat goed functioneert afgekeurd wordt, alleen omdat het volgens de regeltjes niet gecertificeerd kan worden. “In het verleden zijn er installaties aangelegd volgens de kennis van toen. Deze installaties voldoen vaak niet meer aan het tegenwoordig vereiste niveau, wat niet wil zeggen dat de installaties niet nuttig zijn. Het Bouwbesluit 2012 zegt dat RWA-installaties voorzien moeten zijn van een inspectiecertificaat op basis van doelmatigheid. Wij als inspectie-instellingen zijn vaak niet in staat om conform het CCV-inspectieschema een inspectiecertificaat af te geven, terwijl we er wel van overtuigd zijn dat de installatie bijdraagt aan de brandveiligheid van het gebouw. Soms kunnen we bijvoorbeeld geen certificaat afgeven omdat de installatie niet wordt aangestuurd door een gecertificeerde brandmeldinstallatie, wat volgens het schema wel moet. Er zijn wel mogelijkheden om de installaties te certificeren op basis van bijvoorbeeld normconformiteit of een eigen methode.”
“Inspectie moet meer zijn dan het zetten van een vinkje
Het dilemma van oude systemen en nieuwe normen roept volgens Bianca van Achtmaal van Efectis om een nieuwe manier van toetsing en handhaving. “We moeten kwalitatief gaan handhaven. Inspectie moet meer zijn dan het zetten van een vinkje op een checklist. Systemen moeten op hun werkelijke functionaliteit worden beoordeeld en niet op basis van een papieren norm.”
Ontwerpgrondslag
Nader beschouwd is het niet onlogisch dat oude RWA-installaties aan nieuwe normen worden getoetst. Want inzichten en brandscenario’s veranderen en hetzelfde geldt voor de repressieve brandweerinzet. Ooit kende de brandweerdoctrine een opkomsttijd van tien minuten bij een gebouwbrand en ook de RWA-installaties in grote gebouwcompartimenten waren op dat uitgangspunt gebaseerd, zodat de brandweer na tien minuten nog een veilige inzetmogelijkheid had. Maar inmiddels is de opkomsttijd opgelopen naar circa twintig minuten, onder andere omdat voor een deel van de gebouwen de verplichte doormelding van de brandmeldinstallatie is komen te vervallen. Probleem volgens Stan Veldpaus: “Een RWA die is gebaseerd op een opkomsttijd van tien minuten kan niet dezelfde prestatie leveren bij een opkomsttijd van twintig minuten. Dan is een systeem met een grotere afvoercapaciteit nodig!”
Dat is een nieuw inzicht voor de bouwwereld. Architect Peter van de Putte reageert verbaasd als hij hoort dat de prestaties van een RWA zijn afgestemd op de operationele responstijd van de brandweer en dat het systeem niet meer voldoet als de brandweer later is. “Wij volgen simpelweg de eisen van het Bouwbesluit. Bij een bouw- of verbouwproject krijg ik een PVE dat ik in mijn ontwerp moet integreren. Hoewel een RWA geen vaste plek in het Bouwbesluit 2012 heeft, zie ik het toch wel vaak terug bij opdrachtgevers die vanuit een eigen visie stevig in brandveiligheid willen investeren. Recent nog bij een groot atrium in een seniorencomplex. Mij valt op dat bij een verbouwing een bestaande RWA vaak blijft zitten, ook als nieuwe maatregelen en voorzieningen voor brandveiligheid worden doorgevoerd. Kennelijk ziet men dan toch de meerwaarde van een RWA-installatie.”
“Een effectief brandbeveiligingssysteem is altijd maatwerk
Kern van de discussie is dat bij het beoordelen en inspecteren van RWA-installaties moet worden gekeken naar de feitelijke situatie waarin de installatie functioneert. Jeroen Westerveld van DVTadvies vat samen: “Een RWA heeft meerwaarde voor het brandveiligheidsniveau als de installatie qua capaciteit is ontworpen en afgestemd op het feitelijk gebruik van het gebouw en de te verwachten brandlast. Daarvoor is specifieke kennis nodig, zowel bij architecten als adviseurs, aannemers en installateurs. Een effectief brandbeveiligingssysteem, in dit geval de RWA, is altijd een maatwerkoplossing en staat niet op zichzelf. Certificering moet dan ook plaatsvinden in relatie tot het totaalplaatje van bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen.”
Bianca van Achtmaal van Efectis sluit zich daarbij aan en is van mening dat met een performance based onderbouwing van de te behalen veiligheidsdoelen, een RWA beter in het totaalplaatje van de brandveiligheid kan worden geïntegreerd.
Duurzaamheid
Niet de certificeringsnormen maar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau dat met een RWA of BMI wordt nagestreefd, zou volgens de gespreksdeelnemers de insteek moeten zijn bij brandveiligheidsinspecties. De sprekers zien in de hele keten mogelijkheden voor verbetering van feitelijke brandveiligheidskennis en het kiezen van maatwerkoplossingen op basis van verantwoordelijkheid.
Leo Oosterveen, directeur van Brandveilig Bouwen Nederland, zegt in de discussie de gebouweigenaren te missen. Want bij hen begint de weg naar optimale brandveiligheid: “Zij moeten niet kijken naar wat wel of niet certificeerbaar is, maar naar wat zij kunnen en moeten doen om gebruikers van hun gebouwen maximale brandveiligheid te bieden. Je moet als gebouweigenaar niet willen dat mensen bij brand over een afstand van 45 meter door rook en hitte veilig een vluchtweg moeten zien te bereiken. Dat is de essentie van een goed werkende RWA, niet de vraag of die wel of niet aan een certificeringsnorm voldoet. We moeten terug naar sturen op echte brandveiligheid!”
Daan Jansen en Roy Senden stellen vast dat economische motieven voor opdrachtgevers in de bouw nog steeds een belangrijke drijfveer zijn om te kiezen voor het absolute wettelijke minimumniveau van het Bouwbesluit in plaats van een doordacht brandbeveiligingsconcept dat waarborgen biedt voor veiligheid en gebouwbehoud. Zij zien een trend: het bouwen van immense logistieke complexen met zeer grote brandcompartimenten, zonder dat goed is nagedacht over maatregelen voor brandbeheersing met bijvoorbeeld een RWA. “Weten we eigenlijk wel goed wat we ontwerpen en wat de risico’s zijn?”, vraagt Daan Jansen zich af.
“50 procent van de getroffen bedrijven gaat binnen vijf jaar failliet
Met die constatering komt een ander thema op tafel: de relatie tussen brandveiligheid en duurzaamheid. Stan Veldpaus signaleert dat brandveiligheid in de eisen voor duurzaam en milieubewust bouwen, bijvoorbeeld binnen het keurmerk BREEAM-NL, geen issue is. “Dat is vreemd. Een gebouw met een groot volume zonder RWA of automatisch blussysteem heeft een grote kans om tot de grond toe af te branden als er eenmaal brand uitbreekt. Omdat vuur, hitte en rook vrij spel hebben en de brandweer niet veilig naar binnen kan. Zo’n gebouw is niet bepaald duurzaam te noemen; verbrande materialen kunnen immers niet worden hergebruikt. Een bijkomend effect is dat 50 procent van de door brand getroffen bedrijven binnen vijf jaar failliet gaat, waardoor evenmin sprake is van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een RWA kan een significante bijdrage leveren aan het terugdringen van dergelijke bedrijfsrisico’s, maar dan moeten gebouwbeheerders wel gestimuleerd worden er ook gebruik van te maken.”
De Werkgroep RWA werkt aan dat doel door de bekendheid met RWA-installaties in de bouw en de brandveiligheidssector te bevorderen. De werkgroep heeft zich enkele jaren geleden bij BBN aangesloten om bij alle partijen met een rol in de bouwketen te onderstrepen dat een goede RWA-installatie kan bijdragen aan de brandveiligheid. Momenteel maakt de werkgroep een ronde langs alle aangesloten adviesbureaus.
Dat de meerwaarde van een RWA-installatie niet automatisch door de bouwbranche wordt omarmd, heeft volgens Daniek de Jager van adviesbureau Exiss mogelijk te maken met het gebrekkig communiceren over succesvolle casuïstiek. “Het zijn vooral gevallen van falende brandveiligheid die in het nieuws komen, maar als het goed afloopt omdat een RWA-installatie ertoe heeft geleid dat een gebouw behouden is gebleven en de schade is beperkt, hoor je er niets over. We zouden dergelijke succesvolle praktijkcases beter moeten uitdragen in de vakgebieden bouwkunde en brandveiligheid.”
Leo Oosterveen vult aan dat ook BBN zelf op missie is, met het doel brandveiligheid in brede zin beter tussen de oren te krijgen bij de opleiders in de bouw. Het zou in zijn ogen standaard lesstof moeten zijn op alle bouwkunde-opleidingen op mbo- en hbo-niveau. “Vreemd dat wij de opleidingsinstituten erop moeten wijzen dat brandveiligheid een belangrijk aspect van bouwkunde is”, aldus Oosterveen. “We proberen al vijftien jaar lang de bouwkunde-opleidingen hiervan te doordringen, maar opleiders zeggen dat zij niet willen worden ‘gehinderd’ door dergelijke aspecten…”
Kennis en ervaring
Naast RWA ging het tijdens de discussie ook over brandmeldinstallaties (BMI). Een van de vragen die aan de orde kwam, was of een standaardinstallatie volstaat als die op grond van de gebruiksfunctie vereist is of dat bij het ontwerp van de installatie rekening moet worden gehouden met de detectiesnelheid in relatie tot de indeling en inrichting van de ruimte.
“Weten de opdrachtgevers wel of zij het juiste type systeem hebben laten installeren?”, vraagt Daan Jansen zich af. Roy Senden ziet het belang van kennis en vakmanschap voor de keuze van het juiste type BMI. “Installaties die worden aangelegd, dienen geprojecteerd te worden door deskundige medewerkers van een erkend ontwerpbureau of een erkende installateur. Dan gaan we ervan uit dat de installaties goed worden ontworpen. Maar de techniek schrijdt voort en dus komen er vaak nieuwe technieken die nog niet in de normen zijn opgenomen. Je kunt kiezen uit tal van mogelijkheden, zoals aspiratiesystemen in diverse kwaliteitsklassen en bedoeld voor verschillende doeleinden. Een andere innovatieve ontwikkeling is camerabeveiliging met daarachter intelligente software die de rookontwikkeling analyseert. Ook zijn er slimme puntmelders met bijbehorende slimme software. Maak een goede overweging welk product je kiest voor een bepaalde omgeving. Dat is ook van belang als gebruiksfuncties van gebouwen veranderen, waardoor een eerder aangelegde installatie niet meer voldoet aan de eisen van de nieuwe gebruiker. Inspectiebureaus hebben vaak de rol om dit soort zaken op te merken en natuurlijk zou het bevoegd gezag dat ook moeten doen.”
“Vaak zijn nieuwe technieken nog niet in de normen opgenomen
Dan de vraag of de gemeente, die in veel gevallen de toetsende instantie is voor de BMI, daarvoor wel de meest aangewezen partij is. Daniek de Jager van Exiss vindt van niet. Ook niet voor wat betreft de RWA overigens. Hij ervaart veel onkunde bij het bevoegd gezag dat vaak niet de juiste vragen stelt. Gemeenten roepen vaak wel de hulp van externe deskundigen in voor de beoordeling van installaties op gelijkwaardigheid, maar ook dat zijn volgens De Jager niet altijd de juiste partijen. “Gemeenten laten soms gelijkwaardigheid beoordelen door inspectiebureaus. Dit is een bedenkelijke ontwikkeling; gelijkwaardigheden kunnen alleen door het bevoegd gezag, met eventueel ondersteuning van adviesbureaus of andere kenniscentra worden beoordeeld. Wanneer een inspectiebureau hierbij betrokken is en niet op de norm toetst maar op het concept, acteren zij als een soort adviesbureau en dat is niet hun taak.”
Het roer moet om
Op verschillende momenten tijdens de discussie klinkt de roep dat het stelsel van brandveiligheid om moet. Roy Senden constateert dat een inspectiecertificaat maar een momentopname is, omdat de situatie in het bedrijf al een dag na de inspectie weer kan zijn veranderd, en dat productcertificering een doel op zich is geworden, zowel voor fabrikanten en inspectie-instellingen als voor het bevoegd gezag. Ondertussen snapt in de markt niemand meer hoe het nu precies zit met de certificeringsnormen. Ook wordt de vraag waar het echt om draait uit het oog verloren: hoe kunnen we een zo veilig mogelijk gebouw neerzetten, met brandveiligheidsvoorzieningen die daadwerkelijk bijdragen aan veilige vluchtwegen, brandbeheersing en schadebeperking?
Certificering van BMI en RWA-toepassingen is prima om de kwaliteit van de producten te waarborgen, mits wordt gecertificeerd op basis van onderbouwde data uit praktijktesten. Daar ontbreekt het ook aan, signaleert Stan Veldpaus. Heldere normen onder de certificering ontbreken. Zo is niet duidelijk op welke brandomvang een systeem precies is getest en gecertificeerd. Het is sowieso heel moeilijk om bijvoorbeeld voor een RWA-installatie een brandtest op ware schaalgrootte uit te voeren. Die data moet worden geëxtrapoleerd uit kleinschaliger laboratoriumtesten en daarin zit een risico. Dat het systeem in de praktijk in een ruimte waarvoor het is ontworpen de vereiste prestatie levert en de juiste afvoercapaciteit heeft, is in feite een aanname.
Vinkjes zetten
Samenvattend: in het brandveiligheidsveld klinkt de roep om duidelijker certificeringsnormen, inspecties met een bredere focus op het totaalplaatje van brandveiligheid in plaats van alleen maar vinkjes zetten, en het oplossen van brandveiligheidsvraagstukken vanuit de inhoud in plaats van uitgaan van het wettelijk minimumniveau. Ook dat minimum was een regelmatig terugkerend punt in het debat. Zo is er alom zorg over het feit dat in het Bouwbesluit de brandveiligheidseisen voor bestaande bouw naar beneden zijn gebracht, hoofdzakelijk om projectontwikkelaars tegemoet te komen bij de transitie van kantoor- en bedrijfsgebouwen in gebouwen met een woonfunctie.
“Misschien moeten we een petitie aanbieden aan de Tweede Kamer
De verzamelde experts zien in de forumdiscussie een sterke rol voor hun branche om gebouweigenaren te ‘heropvoeden’ om anders te gaan denken over brandveiligheid. Actief een beroep doen op hun verantwoordelijkheidsbesef en ze aanspreken op de mogelijke juridische gevolgen en imagoschade als het misgaat, zou volgens Daniek de Jager kunnen werken, maar veel gebouwbeheerders en verenigingen van eigenaren (voor wooncomplexen) beseffen nog helemaal niet dat zij zo’n grote verantwoordelijkheid voor brandveiligheid hebben. In de industrie is dat besef volgens Bianca van Achtmaal al wel doorgedrongen, maar Daan Jansen tekent daarbij aan dat de industrie het afgelopen decennium nogal wat grote branden heeft gekend waardoor het urgentiegevoel daar wellicht hoger is.
Maar ook de politiek moet een stap zetten, vinden de deelnemers, om ook op het gebied van wet- en regelgeving brandveiligheid tot een serieuzer issue te maken. Maar wie neemt het voortouw om daar een verandering op gang te brengen? Leo Oosterveen wordt er een beetje somber van en stelt voor: “Misschien moeten we met het hele collectief van de brandveiligheidssector een petitie aanbieden aan de Tweede Kamer om de wettelijke eisen voor brandveiligheid op een hoger niveau te krijgen.”