De Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften (ATGB) heeft twee nieuwe adviezen over brandveiligheid uitgebracht: (1) advies 2407 over het gebruik van handbrandmelders in een vluchtroute met een doodlopend eind binnen een gecombineerde kantoor-/bijeenkomstfunctie, (2) advies 2408 waarin een ruim langere loopafstand binnen een nieuw te bouwen bovenwoning wordt beschouwd die met een binnentrap op de begane grond en eerste verdieping zonder omliggende verblijfsruimten direct vanaf het maaiveld wordt ontsloten.
Handbrandmelders bij doodlopend eind
De twee verdiepingen boven een pand met een lunchroom met keuken en atelier, worden herbestemd van woonfunctie tot kantoor- en bijeenkomstfunctie. De vluchtroute van de verdieping voert via een enkele trap naar de lunchroom en van daar uit naar twee mogelijke uitgangen naar buiten. Het gehele pand is uitgevoerd als een enkel (sub)brandcompartiment. In alle ruimten waarlangs de enkele vluchtroute op de verdiepingen voert, zijn automatische brandmelders (rookmelders) voorzien, volgens NEN 2535. De gemeente is van mening dat ook handbrandmelders op de verdiepingen vereist zijn. De aanvrager is het daar niet mee eens.
De ATGB gaat in deze casus in op de vraag of er handbrandmelders moeten worden aangebracht bij ‘doodlopend eind’-situaties? Het advies luidt als volgt: nee, voor een doodlopend-eind-situatie geldt artikel 6.20 vijfde lid van het Bouwbesluit 2012. Hieruit volgt dat ruimtebewaking is vereist met automatische brandmelders en dat een automatisch ontruimingsalarmsignaal in werking moet treden. Handbrandmelders zijn hiervoor niet vereist.
Langere vluchtroute binnen woning
In advies 2408 gaat het om een nieuwbouwwoning op de 2e, 3e en 4e verdieping van een nieuw te bouwen woongebouw. De woning wordt vanaf maaiveldniveau ontsloten met een trap die voert over de 1e verdieping. Op de begane grond en eerste verdieping bevinden zich geen verblijfsruimten. De gecorrigeerde loopafstand vanuit de woning is 40,8 meter, terwijl volgens Bbl artikel 4.66 eerste lid een maximale gecorrigeerde loopafstand is toegestaan van ten hoogste 30 meter. Desondanks is aanvrager van mening dat de langere vluchtroute in dit geval ten minste gelijkwaardig is met die van een reguliere woonfunctie die rechtstreeks aan de voorschriften voldoet, omdat in alle verblijfsruimten langs de vluchtroute gekoppelde rookmelders zijn geplaatst.
Gevraagd of de door belanghebbende voorgestelde gelijkwaardige oplossing dezelfde mate van veiligheid biedt als beoogd met de eisen zoals gesteld in artikel 4.66, adviseert de ATGB: ja, omdat in dit geval (1) in alle verblijfsruimten en de technische ruimte gekoppelde rookmelders conform NEN 2555 zijn aangebracht en (2) de eerste twee bouwlagen niet omgeven zijn door verblijfsruimten. Voorts wordt opgemerkt dat de gecorrigeerde loopafstand in dit geval korter is dan de maximaal toegestane loopafstand van 45 meter voor bestaande bouw.