Bij het verlenen van vergunningen aan en toezicht op bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen maakt de overheid onder andere gebruik van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS). Voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen wordt als handreiking de PGS 15 gebruikt. Wanneer deze handreiking goed wordt toegepast ontstaat een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu.
Om te komen tot een aanvaardbaar beschermingsniveau (BN) is in de PGS 15 uitgegaan van de huidige stand der techniek. Bij de recente actualisering van de PGS 15 zijn er veranderingen aangebracht. In dit artikel gaan we in op één van de belangrijkste veranderingen. In de PGS 15 uitgave 2011 zijn de volgende beschermingsniveaus (BN) aanwezig:
BN 1: een snelle detectie en, in veel gevallen, het automatisch blussen van de brand;
BN 2: een snelle detectie in combinatie met een rook- en warmteafvoerinstallatie en door een gerichte binnenaanval gericht op beheersen en blussen van de brand, echter niet automatisch;
BN 3: dan is sprake van niet gemakkelijk te ontsteken gevaarlijke stoffen.
In de PGS 15 uitgave 2016 is een aanvulling gedaan op de hiervoor genoemde beschermingsniveaus, namelijk:
BN 2a: een brand binnen het brandcompartiment houden zonder blussen van de brand;
BN 4: is van toepassing bij (zeer) beperkt risico op brand door opslag van niet- brandbare of niet-brandonderhoudende stoffen.
Het beschermingsniveau 2 uit de PGS 15 uitgave 2011 is niet langer toegestaan. Wat zijn de consequenties voor bedrijven die zijn ingedeeld met een BN 2? Doordat de PGS 15 naar verwachting in oktober 2017 zal worden opgenomen als Best Beschikbare Techniek (BBT) in de Activiteitenregeling en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) zal op termijn BN 2 volledig verdwijnen. De verwachting is dan ook dat bij revisie van vergunningen voor bestaande situaties zal moeten worden bekeken of kan worden overgestapt naar BN 1 of naar BN 2a.
Opslaghoeveelheden
De overstap voor bedrijven die nu zijn ingedeeld in BN 2, naar BN 2a, is onzeker. In het huidige Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) en de daar voor categoriale inrichtingen in opgenomen afstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, zijn nog niet bekend voor BN 2a. Bij het ‘oude’ BN 2 was er nog sprake van het beheersen en blussen van de brand terwijl bij BN 2a geen bluswerk wordt geëist. Hierdoor zullen de afstanden naar alle waarschijnlijkheid groter worden. Het vrijkomen van verbrandingsproducten van gevaarlijke stoffen naar de omgeving was bij de BN’s 1 en 2 beperkt, maar dat zal bij BN 2a niet meer het geval zijn. Het gevolg kan zijn dat bedrijven met BN 2, die voldeden aan de in de Revi genoemde afstanden, alleen kunnen overstappen naar BN 1 tenzij ze hun opslaghoeveelheden drastisch verlagen. BRZO-bedrijven met BN 2 moeten door middel van berekeningen aantonen naar welk BN zij overstappen.
Tips
Laat u in ieder geval deskundig voorlichten over de consequenties; Onderzoek tijdig het nieuwe BN; Overleg hierover met de vergunningverlener; Laat geen veranderingen in de vergunning doorvoeren zonder de gevolgen te kennen; Bedrijven in deze branche hebben vaak niet alleen te maken met de hiervoor genoemde PGS 15 maar eveneens met het aspect explosiegevaar. Zoals aangegeven in de PGS 15 is explosieveiligheid een arbo-gerelateerd aspect dat in principe geen deel uitmaakt van de Omgevingsvergunning. De eisen inzake explosieveiligheid zijn opgenomen in de Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving, waarbij Inspectie SZW het bevoegd gezag is en niet de vergunningverlenende instantie.
Gevarenzone
Ongeacht hetgeen in de vergunning over explosiegevaar is opgenomen, moeten de wettelijke eisen ten aanzien van explosieveiligheid in acht worden genomen.
Een analyse van de gevaren in verband met explosieve atmosferen en onder welke omstandigheden een explosieve atmosfeer aanwezig kan zijn, moet schriftelijk zijn vastgelegd in een nadere risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Deze nadere RI&E wordt ook wel het ExplosieVeiligheidsDocument (EVD) genoemd. Onderdeel van deze RI&E is een gevarenzone-indeling. Afhankelijk van de waarschijnlijkheid van het aanwezig zijn van een explosieve atmosfeer worden gebieden ingedeeld in gevarenzones. Het ontstaan van een explosieve atmosfeer als gevolg van een catastrofaal bezwijken van de installatie of delen daarvan, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Voor het opstellen van een gevarenzone-indeling wordt de Nederlandse Praktijk Richtlijn NPR 7910-1 geaccepteerd. Deze NPR dient als praktisch hulpmiddel ter nadere uitvoering van NEN-EN-IEC 60079-10-1:2015 Classificatie van explosieve gasatmosferen en behoort in samenhang met die norm te worden gelezen. De NPR 7910-1 geeft voor de gevarenzone-indeling een gemakkelijk uitvoerbare aanpak gebaseerd op aannames die een sterke vereenvoudiging inhouden van in werkelijkheid veelal zeer gecompliceerde materie.
BHV
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan de herziening van de NPR 7910-1, waarbij deze in overeenstemming wordt gebracht met de nieuwste uitgave van de genoemde norm en de huidige inzichten inzake gevarenzone-indeling. Deze zal waarschijnlijk in het najaar van 2017 worden uitgebracht. Hierbij zijn tevens de huidige inzichten opgenomen inzake UN-verpakkingen met betrekking tot de noodzaak tot het vaststellen van gevarenzones. Als de aanwezigheid en/of handelingen van verpakkingen met brandbare stoffen leiden tot een gevarenzone, moeten de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen met betrekking tot explosiegevaar worden getroffen. Bovendien moet worden nagegaan of bij calamiteiten aanvullende maatregelen ten aanzien van explosieveiligheid noodzakelijk zijn. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld explosieveilig materieel voor het opruimen van gelekte vloeistoffen en/of explosieveilig materieel bij de inzet van de BHV-organisatie of de ‘spill’-ploeg, zoals portofoons, zaklampen en dergelijke. En last but not least: Ga na of het noodzakelijk is een EVD op te stellen; Moeten aanvullende veiligheidsmaatregelen tijdens de normale bedrijfsvoering of calamiteiten worden getroffen?; Leg de gevaren met betrekking tot de risico’s schriftelijk vast; Tref tijdig de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen.
Brand afvalverwerker Icova Amsterdam
Is de brand bij afvalverwerker Icova representatief voor het nieuwe beschermingsniveau 2a? Deze brand op zaterdag 27 mei duurde meer dan een dag. Doordat stukken van het dak en de gevel waren ingestort, kon de brandweer aanvankelijk niet goed bij de brandhaard komen. Bij BN 2a kan, doordat er niet wordt geblust, een vergelijkbaar brandscenario ontstaan en er kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen. Bij overstappen naar BN 2a kan dit een struikelblok zijn, zodat BN 1 resteert.
Door Gerben van Hal en Gerdian Jansen. Van Hal is werkzaam bij European Fire Protection Consultants NV (EPFC) en Jansen bij zusterbedrijf HSE-advies BV. Voor meer informatie: www.efpc.nl en www.hse-advies.nl.





