Veel vormen van “wonen met zorg” behoeven geen extra brandveiligheidsmaatregelen. Woningen zijn namelijk veilige brandcompartimenten. Dit is een van de belangrijkste conclusies uit het overleg van het ministerie van WWI met organisaties uit de zorgsector
Met de brandveiligheidsvoorschriften in de bouwregelgeving wordt onder andere geregeld dat mensen tijdig in veiligheid kunnen komen in het geval van brand. Volgens het Bouwbesluit 2003 dienen woningen bijvoorbeeld te zijn ingedeeld in (sub)brandcompartimenten en (nieuwe woningen) te zijn voorzien van een rookmelder.
Door onze redactie
Vanaf 1 oktober 2008 worden er daarbij in het Gebruiksbesluit voorwaarden gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken. Bij het voldoen aan deze voorschriften wordt er van uit gegaan dat er sprake is van een voldoende veilige situatie. Daarbij wordt er in het ontwerp-Gebruiksbesluit onder andere een nadere brandveiligheidseis gesteld aan de woning van “minder zelfredzame personen”. Die eis is nu al opgenomen in de Modelbouwverordening (Mbv) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Die eis houdt in dat er een brandmeldinstallatie met doormelding naar de brandweer moet zijn als er sprake is van verminderde zelfredzaamheid van bewoners. Kernpunt in de discussie over de brandveiligheidseisen voor minder zelfredzame personen is de mate waarin de overheid moet ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. Enerzijds wordt er van de overheid verwacht dat de regelgeving waarborgen biedt voor mensen die onvoldoende kunnen zorgdragen voor de eigen veiligheid. Anderzijds moet er rekening worden gehouden met de kosten die gemoeid zijn met het voldoen aan die veiligheidseisen en de daarmee gepaard gaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
Oplossing
Gekozen om niet langer het begrip minder zelfredzame persoon maar het object (woonfunctie) als vertrekpunt te nemen. Door de diverse woonvormen waarin aan bewoners professionele zorg wordt verleend, te koppelen aan de mate van zorgverlening blijken de eisen ten aanzien van brandmelding aanmerkelijk beter afgestemd te kunnen worden op de feitelijke situatie. De algemene eisen die het Bouwbesluit stelt aan de gezondheidszorgfunctie zijn anders (zwaarder) dan de eisen die er worden gesteld aan de woonfunctie. Daarbij is rekening gehouden met de brandveiligheidsproblematiek van bedgebonden patiënten. De voorschriften voor de gezondheidszorgfunctie maken zodoende geen deel uit van de discussie omtrent zelfredzaamheid bij wonen met zorg. Dat neemt niet weg dat de definiëring van de woon- en de gezondheidszorgfunctie voldoende duidelijkheid moet bieden voor de instellingen en de toezichthouder.
De woonfunctie gekoppeld aan de mate van professionele zorgverlening wordt nu vertrekpunt voor de te stellen eisen. De voorschriften zijn dus niet van toepassing op het wonen met andere vormen van zorgverlening zoals mantelzorg.
De verschillende woonfuncties luiden als volgt:
Zelfstandige woning
Geclusterde woning in het kader van zorg
Groepswoning
Deze woningen worden gekoppeld aan de volgende zorgverlening:
– Geen zorgvraag
– Zorg op afspraak
– Zorg op afroep
– 24-uurs zorg
Voor elke soort zorgwoning is aangegeven wat de omvang van de brandmeldinstallatie moet zijn (gedeeltelijke of volledige bewaking) en welke wijze van melding vereist is. Behalve automatische doormelding naar de brandweer is het nu ook toegestaan bij bepaalde zorgwoningen door te melden naar een zorgpost of zorgcentrale. Incidenteel voorkomende zorgwoningen hoeven niet voorzien te worden van een brandmeldinstallatie. Deze eisen gelden wel voor geclusterde woningen met zorg in een woongebouw. Daar is sprake van als er meer dan vier woningen zijn met de toegang grenzend aan dezelfde gemeenschappelijke verkeersruimte (zoals een galerij of portiektrap). Ook bij Groepszorgwoningen is een brandmeldinstallatie noodzakelijk. Er is sprake van een groepszorgwoning indien die woning door meer dan 4 zorgcliënten met een vergelijkbare zorgindicatie en dito zorgvoorziening wordt bewoond, die samen één huishouding voeren.
Wie bepaald?
De beoordeling of in het concrete geval sprake is van een woonfunctie die onder de werking van het betreffende voorschrift valt, vindt primair plaats door degene die de woonfunctie exploiteert of gaat exploiteren. Bij nieuwbouw moet de aanvrager van de bouwvergunning op zijn aanvraagformulier aangeven of het om een dergelijke woonfunctie gaat (zie ook de huidige vraag 5f van het aanvraagformulier en de daarbij behorende toelichting).
Dit stelt burgemeester en wethouders in staat om in de bouwvergunningprocedure preventief te bezien of in dat bouwwerk een brandmeldinstallatie vereist is (en zo ja, welke omvang die installatie dan moet hebben).
Dat betekent echter niet dat de exploitant zijn eigen eisen mag bepalen. Het gebruik van het betreffende bouwwerk zal namelijk altijd moeten voldoen aan de voorschriften die op grond van het Gebruiksbesluit op dat gebruik van toepassing zijn. Mocht tijdens het daadwerkelijk gebruik van het bouwwerk blijken dat het gebruik afwijkt van het eerder door de exploitant aangegeven gebruik, dan zou, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, sprake kunnen zijn van handelen in strijd met de van toepassing zijnde voorschriften, zodat daartegen zo nodig bestuurs- en/of strafrechtelijk kan worden opgetreden.