De branden in Volendam en Moerdijk. Beide liepen ernstig uit de hand, beide hebben het nieuws nog maandenlang beheerst. En volgens Peter Voshol, managing director bij certificeringsinstituut Kiwa, zijn er meer overeenkomsten. “In beide gevallen heeft de overheid steken laten vallen.”
Leestijd: +/- 4 minuten
Dat zegt Peter Voshol, managing director certificeringsinstituut Kiwa. “Het bevoegde gezag was langs geweest en rapporteerde geen onregelmatigheden. En toch legde de rechter de schuld uiteindelijk op de schouders van de werkgever. Want de Nederlandse wet is wat dit betreft niet helemaal waterdicht.” Om dat goed te begrijpen, moeten we allereerst ingaan op de overkoepelende Bouwregelgeving van Europa, de CPR. “Die verwijst naar de EN-54 reeks”, zegt Voshol “En die reeks schrijft weer voor waar de componenten van een brandmeldinstallatie aan moeten voldoen.”
Certificaten voor brandmeldinstallatie
“Al die rookmelders, vlammenmelders en brandmeldcentrales moeten een valide productcertificaat hebben, in combinatie met een CE-markering. Sterker nog, het is verboden die producten zonder certificaat te verhandelen. In de praktijk gaat dat vaak goed – maar soms ook niet. De gebruiker is niet op de hoogte, de installateur weet het soms ook niet, en zelfs de brandweer kijkt er overheen.” Dat is al vervelend genoeg, maar er schuilt een nog gemenere angel. Want de Nederlandse wetgever heeft besloten om ten opzichte van de Europese wetgeving te kiezen voor een hoger veiligheidsniveau. In ons land geldt de certificeringsplicht niet alleen voor de afzonderlijke componenten, maar ook voor het samenstel daarvan, de gehele brandmeldinstallatie. “Hierbij kun je denken aan branddetectie bij samenvallende vluchtwegen”, aldus Voshol. “Op het moment dat er brand uitbreekt, wil jij niet alleen weten welke vluchtwegen er beschikbaar zijn, maar ook welke daarvan al volstaan met rook. Dat geheel van branddetectiesystemen moet volgens ons Bouwbesluit voldoen aan de NEN 2535 of NEN 2654-1, en in veel gevallen ook zijn gecertificeerd via inspectiecertificatie.”
> Lees ook Hoe onderhoud je kleine blusmiddelen?
Zorginstelling
Het probleem is dat veel gebruikers dat niet weten en dat is wel te begrijpen. Want volgens Voshol is de wet op dit punt niet erg consequent. “De Nederlandse wetgever zegt dat een werkgever moet voldoen aan de NEN 2535. Die norm maakt onderscheid tussen een gebouw met zelfredzame mensen, zoals een kantoor, en een gebouw met mensen die dat niet zijn, zoals veel zorginstellingen. Dat verschil is belangrijk. In zo’n zorginstelling zullen Brandweer en inspectie erop letten dat het samenstel van brandblusvoorzieningen voldoet, en dat het geheel is gecertificeerd. Als dat niet het geval is, krijgt de gebruiker dat te horen. Maar in een kantooromgeving, met zelfredzame personen, heeft die controle niet plaats.”
Maar nu komt de angel. Inderdaad zullen brandweer en inspectie de werkgever in bijvoorbeeld een kantooromgeving hier niet op afrekenen. Maar na een eventuele brand gebeurt dat plotseling wel. “Dan moet je alsnog bewijzen dat je genoeg preventiemaatregelen hebt genomen om aan je zorgplicht te voldoen”, zegt Voshol. “En als het uitmondt in een rechtszaak, zal de rechter vragen stellen. Bijvoorbeeld: voldeed de brandmeldinstallatie op het moment van de brand aan de NEN 2535 of NEN 2654-1 en kunt u dit aantonen? En dat aantonen kan vaak alleen door het overleggen van de productcertificatie van levering en onderhoud. Dat is natuurlijk een lacune in de wet; het leidt tot rechtsonzekerheid. Pas ná een incident wijst de overheid je op je plichten. Dan blijkt met terugwerkende kracht dat certificering toch verplicht was.”
> Lees ook ‘Normen zijn gestolde concensus’
Factory Production Control
Volgens Voshol is dat niet de enige wettelijke lacune. De andere komt naar boven tijdens het certificeringsproces. “Als wij een product of dienst certificeren, testen we altijd twee aspecten. Allereerst doen we een zogenoemde typetest. Daarbij kijken we naar het product: voldoet dat inderdaad aan alle eisen? Maar daarbij verrichten we ook een zogenaamde Factory Production Control. Daarin kijken we naar het productieproces, en controleren we of het betreffende product net zo wordt geproduceerd als tijdens de typetest. Bij alle brandblusvoorzieningen is zo’n dubbele test verplicht. Maar er is een uitzondering: bij de certificering van brandblussers. De Europese wetgeving, de CPR, voorziet daar niet in.”
Voshol vervolgt: “Dat zou kunnen leiden tot onveiligheid. Want een malafide producent die zijn brandblusser wil certificeren, stuurt de certificeringsinstantie slechts één exemplaar. Daar kan hij goed zijn best op doen – om vervolgens producten van de lopende band af te laten rollen van aanzienlijk mindere kwaliteit. “Natuurlijk”, verduidelijkt Voshol, “dat geldt maar voor een kleine minderheid. Veel fabrikanten van brandblussers laten hun productieproces tóch certificeren, vrijwillig. Maar voor de gebruiker is dat lastig te controleren, dus het schept onzekerheid.”
Advies
Hoe kan zo’n gebruiker juridische problemen vermijden? En nog belangrijker: hoe biedt hij zijn medewerkers voldoende veiligheid? Volgens Voshol is het belangrijk om gedegen advies in te winnen – maar dan wel bij de goede partij. “Nee, een veiligheidskundige is niet altijd op de hoogte van alle juridische verplichtingen. En meestal is hij ook niet goed genoeg onderlegd om te zien of het certificaat van brandblussers ook betrekking heeft op het productieproces. Voor de brandweer geldt hetzelfde. Die maakt jaarplanningen en controleert ieder jaar op een ander onderdeel van de wetgeving. Bijvoorbeeld of de vluchtwegsignalering goed is, en wat de kwaliteit is van de brandhaspels. Maar of de brandmeldinstallatie als geheel is gecertificeerd, en of de brandblussers zijn getest volgens de Factory Production Control, dat valt buiten het gezichtsveld. Wat moet de werkgever dus wél doen.? “Allereerst zou ik advies inwinnen bij brancheorganisatie VEBON”, verklaart Voshol. “Of natuurlijk bij een goed certificeringsinstituut. En het tweede advies ligt voor de hand: beperk je niet tot een certificaat voor je afzonderlijke brandmeldcomponenten. Regel ook zo’n certificaat voor het samenstel daarvan, je hele brandmeldinstallatie. Dan zit je goed, ook na een eventueel incident.”