Het is letterlijk een hot item: brandveiligheid in de zorg. Te meer omdat scheiden van wonen en zorg sinds januari 2013 een feit is. Door deze maatregel veranderen woonvormen en dus de gebruiksfunctie. Toch moet voldaan worden aan de wet- en regelgeving rondom brandveiligheid. Hoe pakt Nederland dit op?
We spreken met Rogier Goes, adviseur bij Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg: “Al meer dan 20 jaar praten we over het onderwerp scheiden van wonen en zorg. Hoezo is het vanzelfsprekend dat je wel huur betaalt als je zelfstandig woont, maar niet als je naar een zorginstelling verhuist? Twee jaar geleden was het zo ver. Echter de uitwerking die het kreeg, is anders dan verwacht. De huur betalen, is tot daar aan toe. Maar er is ook geen vergoeding meer voor de kosten van de was, de maaltijd en het schoonmaken. Dat is de ene kant van het verhaal. De andere kant is – waar dit artikel over gaat – dat het impact heeft op de brandveiligheid in de zorg van mensen in diverse woonvormen.”
Brandveiligheid in de zorg
Door het scheiden van wonen en zorg zullen ouderen en mensen met een beperking steeds vaker hun eigen woonruimte huren. Wat weer van invloed is op de brandveiligheid. Goes: “Bestaande verzorgingshuizen worden omgebouwd naar zelfstandig te verhuren appartementen. Immers, gebouweigenaren willen liever geen leegstand. Dit verhuren van voormalige verzorgingshuisappartementen leidt in veel gevallen tot discussies over brandveiligheidseisen. Immers, de gebruiksfunctie – zoals het Bouwbesluit deze hanteert – lijkt te wijzigen. Voorheen was het veiligheidsregiem duidelijk. Zorgorganisaties wisten waar ze aan toe waren. Denk aan maatregelen voor compartimentering en brandmelders. Daar zaten ook vergoedingen aan gekoppeld. Nu lopen we er tegen aan dat er geen vergoeding is vanuit het Rijk voor dergelijke extra veiligheidsvoorzieningen. Ook de bedrijfshulpverlening (BHV) was in de oude situatie vastgelegd en omschreven. BHV-procedures moeten er voor zorgen dat – in veel gevallen niet-redzame bewoners – bij brand op tijd het gebouw uitkomen. Nu het scheiden van wonen en zorg is doorgevoerd, zijn diezelfde cliënten in datzelfde complex de huurders die de BHV zelf moeten regelen. De vraag is, kan de bewoner met een zorgvraag voor zijn eigen brandveiligheid zorgen?”
Belemmering
Bestaande verzorgingshuizen worden (deels) omgebouwd naar individuele appartementen om te verhuren. Anderzijds zien we ook de behoefte aan nieuwe woonvoorzieningen voor mensen met een zorgvraag. “Het ontwikkelen daarvan wordt nu wel erg complex”, zegt Goes. “De regelgeving is onduidelijk en er zijn geen vergoedingsmogelijkheden. De AWBZ is daar niet meer voor. Ik spreek mensen uit de praktijk die niet meer weten hoe ze bij nieuwbouw met de BMI aan de slag moeten. Financieel kunnen ze het nooit rondbreien. Ook voor de BHV is geen vergoeding. Deze situatie vormt dus ook een belemmering voor het creëren van nieuwe woonruimte, waar wel degelijk behoefte aan is.”
Besef
Oftewel, we zitten met een vraagstuk. Hoe organiseren we de brandveiligheid in de nieuwe situatie waarin mensen met een zorgvraag langer zelfstandig (thuis)wonen? Wat is er allemaal vereist? “Het besef moet groeien, ook bij bewoners zelf”, zegt Goes. “Daar vragen wij als Aedes en ActiZ ook nadrukkelijk de aandacht voor. Het kan niet de bedoeling zijn dat door gewijzigd overheidsbeleid de veiligheid van mensen wordt aangetast.” Op de vraag wat we kunnen doen, vervolgt Goes: “Het knelpunt is dat de regelgeving geen oplossing biedt in bepaalde situaties; een seniorenflat waar de thuiszorg steeds vaker voorrijdt, het verzorgingshuis waar kamers worden verhuurd. Wie doet wat? De bewoner, de corporatie, zorgaanbieder of gemeente? Helemaal terugtrekken is niet wat je wilt als verhuurder of zorgaanbieder. Maar wie betaalt dat dan, nu de zorg zo onder druk staat? Vanaf volgend jaar heeft de gemeente de belangrijke rol om mensen in staat te stellen langer zelfstandig te blijven wonen. Het kan een oplossing zijn om de financiële middelen van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) ook te benutten om de veiligheidssituatie te beoordelen en waar mogelijk maatregelen te treffen.”
Verantwoordelijk
Er heerst nog te veel onduidelijkheid omtrent brandveiligheid in het kader van het scheiden van wonen en zorg. We zitten in een transitie, volgens Goes. Niet iedereen heeft de risico’s van het veranderende beleid duidelijk in het vizier. Soms is een groot deel van het verzorgingshuis nog intramuraal bewoond. De bestaande veiligheidsvoorzieningen kunnen dan benut worden. De situatie pakt anders uit nu steeds vaker eenheden worden verhuurd. Ook zullen mensen met een zorgvraag langer dan voorheen in hun huidige woonomgeving blijven, zonder te beseffen dat zij bij brand niet zo gemakkelijk kunnen vluchten. Velen blijven vooral zoeken naar antwoord op de vraag: wie is in deze situaties verantwoordelijk voor de brandveiligheid? De gebouweigenaar, de zorgaanbieder, de bewoner zelf? Goes is van mening dat we niet te veel moeten ‘steggelen’ over die regels in het Bouwbesluit. Er blijft altijd een grijs gebied. Wat moet wel en niet? “Laten we de veiligheid en risico’s per woningcomplex bekijken. De regievraag staat daarbij niet centraal. De ene keer neemt misschien de brandweer de leiding, de andere keer de zorgaanbieder of corporatie. Belangrijker is dat ze elkaar aanvullen bij het realiseren van een veilige woonomgeving. Een thuiszorgmedewerker die brandonveiligheid constateert, de gebouweigenaar die voorzieningen aanbrengt, de bewoner die passende maatregelen treft. Zaak is, dat we gezamenlijk de schouders er onder zetten om een brandveilige situatie te creëren.”
Dit artikel is gepubliceerd in Brandveilig.com 1/ 2015.