Calamiteiten als brand in moeilijk bereikbare omgevingen, zoals tunnels en besloten parkeergarages, stellen hoge eisen aan de systemen die bescherming moeten bieden tegen rookinademing en hitte.
Met ingang van 1 april van 2005 is de nieuwe Europese norm EN 12101-3 van kracht.
De EN 12101 richt zich op systemen voor beheersing van de rook- en warmteontwikkeling. Deel 3 gaat specifiek in op de criteria voor de hiervoor gebruikte afzuigventilatoren. De norm stelt specificaties en definieert methoden voor het testen van dergelijke ventilatorsystemen en de bijbehorende motoren. De systemen en motoren zijn onder meer bedoeld om de vlucht- en toegangswegen rookvrij te houden en om een rookvrije laag te creëren voor brandbestrijdings- en reddingswerkzaamheden.
Daarnaast moet de norm bewerkstelligen dat brandoverslag wordt vertraagd of voorkomen en apparatuur wordt beschermd. Tenslotte dient te worden voorkomen dat plafondtemperaturen te sterk kunnen stijgen, zodat de thermische belasting van constructieve elementen beperkt blijft.
De EN 12101-3 geldt voor producenten van ventilatorsystemen en onderscheidt twee typen, noodventilatoren en ventilatoren die deze functie combineren met een reguliere toepassing.
De ventilatoren worden daarbij ingedeeld in klassen: F200, F300 en F400, F600 en F842, bestand tegen respectievelijk 200 oC gedurende 120 min, 300 oC gedurende 60 min, 400 oC gedurende 120 min, 600 oC gedurende 60 min en 842 oC gedurende 30 min). Ten aanzien van de motoren stelt de EN 12101-3 dat deze het vermogen moeten leveren voor een correcte werking bij gewone omgevingstemperaturen en bij calamiteiten (duaal principe). Daarnaast worden aan de elektrische en mechanische constructie van de motoren eisen gesteld en zijn de testomstandigheden van de motor en de ventilatoren gedefinieerd.
[bron: NEN]