We zijn er nog lang niet, maar het gaat steeds beter met de brandveiligheid in gebouwen in Nederland. Binnenkort zijn er certificeringsregelingen voor vrijwel alle onderdelen van actieve brandveiligheidsinstallaties. Er is zelfs een objectief en onafhankelijk certificeringsschema voor de noodverlichting en de vluchtwegaanduiding.
De integrale brandveiligheid van gebouwen – ook gloednieuwe – kan volgens Kiwa nog lang niet altijd daadwerkelijk worden gecertificeerd. Dit overigens met uitzondering van de wettelijk verplicht te certificeren onderdelen van actieve brandveiligheidsinstallaties. Dat is de praktijkervaring van certificatie-instelling Kiwa Fire Safety & Security (FS&S). Maar het bewustzijn op dit gebied bij gebouweigenaren en eindgebruikers van grote organisaties groeit. De aandacht voor de passieve brandveiligheid, zoals brandscheiding en brandwering, kan beter. Het certificeren van noodverlichting en vluchtwegsignaleringssystemen gebeurt op basis van certificatieschema K21019.
Door Peter Voshol
Het schema kent drie toepassingsgebieden:
- Levering van de dienst onderhoud en nazorg zonder controle op detailontwerp.
- Levering van installatie en renovatie, waar detailontwerp een onderdeel van is.
- Levering van de dienst projectie, waar basisontwerp en detailontwerp een onderdeel van zijn.

Hier is een schakeldraad (zwart) gebruikt in plaats van een fasedraad (bruin). Het betreft een vluchtrouteaanduiding.
Dit certificatieschema heeft eisen opgenomen op basis van een aantal normen die verderop in dit artikel aan bod komen. De normen beschrijven de volgende doelstellingen van deze systemen:
NEN 1838: Verlichtingstoepassingen – Noodverlichting. Deze Europese norm specificeert de eisen voor vluchtwegverlichting en stand-by-verlichting in ruimten of plaatsen waar dergelijke systemen zijn vereist. De norm is vooral van toepassing op plaatsen waar veel mensen toegang hebben;
NEN 6088: Brandveiligheid van gebouwen – Vluchtwegsignalering – Kenmerken en bepalingsmethoden. Ook deze Europese norm specificeert de eisen voor vluchtwegverlichting en stand-by-verlichting in ruimten of plaatsen waar dergelijke systemen zijn vereist, eveneens op plaatsen waar veel mensen toegang hebben;
EN 50172: Vluchtwegverlichting. Deze Europese norm specificeert de levering van verlichting van vluchtwegen en de vluchtwegsignalering in het geval van uitval van de primaire energiebron, en specificeert de minimale levering van noodverlichting op basis van de grootte, het type en het gebruik van de locatie. Deze norm heeft betrekking op de levering van elektrische vluchtwegverlichting op alle werkplekken en in gebouwen die open zijn voor het publiek.
Brandveiligheid
Op basis van deze normen mogen de volgende doelstellingen verwacht worden van deze systemen: Voldoende licht in noodsituaties, waarbij men uitgaat van de situatie dat de verlichting in het gebouw uitvalt ten gevolge van een stroomstoring, waarbij gebruikers van het gebouw in staat worden gesteld om met de beperkte noodverlichting het pand veilig te verlaten. Voldoende zichtbare vluchtwegsignalering, die in geval van een calamiteit de gebruikers van een gebouw in staat stelt het pand veilig te verlaten. Het doel in relatie tot de brandveiligheid is niet duidelijk, gezien vanuit deze normen. Deze omissie is ook terug te vinden in het Bouwbesluit.
“Onderhoud wordt vooral door REOB-bedrijven uitgevoerd
Het calamiteitenscenario bij de eerdergenoemde normen gaat vooral over het uitvallen van de primaire energievoorziening, waardoor de verlichting uitvalt en de noodverlichting en de vluchtwegsignalering gebruikers van het gebouw veilig naar buiten kunnen begeleiden. De eisen in deze normen voldoen prima aan dit calamiteitenscenario. Maar bij de huidige calamiteitenscenario’s voor brand, waarbij veel sneller rook ontstaat door de toepassing van kunststoffen in vergelijking met dertig jaar geleden, zal een ruimte binnen 60 seconden gevuld zijn met rook. In dat geval zal de vluchtwegsignalering niet aan de verwachtingen kunnen voldoen. Daarnaast hangen de bordjes meestal op een verkeerde plaats. Over het algemeen worden ze vlak onder het plafond en boven een deur geplaatst. Maar warme rook stijgt op, waardoor de bordjes in de rooklaag komen te hangen. Het licht van de bordjes wordt door de rook weerkaatst, zoals ook gebeurt bij autolampen bij het rijden door mist. Hierdoor zijn de bordjes niet meer zichtbaar.
Ontwerp
Alternatieve oplossingen zijn aanduidingen op knie- of vloerhoogte, zoveel mogelijk onder de rook. Ook dynamische vluchtrouteaanduidingen, zoals de lopende lampjes in een vliegtuigvloer, zijn mogelijke alternatieven voor de groene transparanten bovendeuren. Meest verbazingwekkend is het scenario ‘rook door brand in ruimten zonder daglicht’, waarbij van noodverlichting en vluchtwegsignalering volgens de huidige normen en wetgeving slechts een beperkte bijdrage ten aanzien van de vluchtveiligheid verwacht mogen worden. Het ontwerp van dit soort systemen moet uitgevoerd worden door deskundigen. Hier zijn opleidingen en examens voor.
Verkeerde installatiekabel gebruikt. De fase wordt als aarde gebruikt en de schakeldraad als fase. Verder aluminiumfolie om de twee aarders aan elkaar te verbinden.
In hoofdlijnen moet het ontwerp noodverlichting zorgen voor licht(punten) verdeeld over ruimten en vluchtwegen, waardoor er ook bij een calamiteit voldoende zichtbaar licht aanwezig is ter oriëntatie op de (nood)uitgang, waarbij extra aandacht gevraagd wordt voor verhogingen en verlagingen in de vluchtroute(s). De hoofdlijn van het ontwerp vluchtwegindicatie is dat de groene transparanten vanuit elke positie in een ruimte zichtbaar zijn, zodat de gebruiker zijn vluchtweg kan bepalen. Hierbij moet de vluchtwegindicatie onderscheid maken tussen een uitgang en een nooduitgang. Dit onderscheid zal de gemiddelde gebruiker echter niet kennen en de bedoeling hiervan dus ook niet begrijpen.
“Systemen worden vaak aangelegd en onderhouden zonder certificaat
De praktijk is dat systemen aangelegd en onderhouden worden zonder certificaat, en dus niet aantoonbaar voldoen aan de normen. Van de gebruiker en de eigenaar van het gebouw wordt door de wetgever verwacht dat zij systemen hebben die adequaat werken en adequaat worden onderhouden. Tijdens controles worden voldoende omissies vastgesteld, die de noodzaak van goed aangelegde en onderhouden systemen onderschrijven. Met het hebben van goede systemen wordt de wettelijk gevraagde zorgplicht vervuld. De systemen zijn in te delen in decentrale en centrale systemen.
Decentrale systemen
Decentrale systemen hebben de noodstroomvoeding voor de noodverlichting in het armatuur zelf zitten, vaak in combinatie met de vluchtwegsignalering. Deze armaturen moeten wel op de primaire energievoorziening aangesloten worden. Gelukkig zijn door de toepassing van LED in de armaturen, de batterijen kleiner geworden.
Het onderhoud wordt vooral door REOB-bedrijven gedaan. REOB-gecertificeerde bedrijven doen ook het onderhoud van de draagbare blusmiddelen, die apart gecertificeerd worden. De betreffende bedrijven zien dit als belangrijke aanvulling op hun bestaande dienstenpakket. Via een specifieke training ‘Onderhoud decentraal’ is deze kennis goed overdraagbaar aan REOB-monteurs. De levering en het ontwerp zitten bij elektrotechnisch opgeleide personen van REOB-bedrijven en beveiligingsbedrijven. Er is bij deze toepassing aandacht voor de standaard NEN 1010/NEN 3140-issues.
Centrale systemen
Bij centrale systemen zijn de noodvoedingen centraal op één plek in het gebouw aanwezig en lopen er kabels van de noodvoeding naar de armaturen. De kabels zijn in het hele gebouw aanwezig. Als de bewakingseenheid in deze centrale noodvoeding vaststelt dat de primaire energie wegvalt, zal deze de noodverlichting inschakelen. De grotere gecertificeerde beveiligingsbedrijven (REOB en brandmeldinstallaties) zien dit als een aanvulling op hun bestaande dienstenpakket, vaak in combinatie met brandmeldinstallaties. Elektrotechnische installatiebedrijven schuiven aan als verlengstuk van deze bedrijven. Bijzondere technische aandachtspunten zijn: de berekening van de kabeldiameter, de capaciteit van de accu, de bepaling van de toestand van de accucapaciteit en een juiste aansluiting volgens NEN 1010. Op dit moment werkt Kiwa aan de invulling van een aantal onderwerpen binnen dit certificatieschema, zoals:
Voldoende licht in noodsituaties gerelateerd aan diverse noodsituaties en het gebruik van de ruimte. Het geven van een zichtbare vluchtrichting op basis van het gebouwontwerp, rekening houdend met: 1) brandcompartimenten en brandscheidingen (rookscheidingen) en 2) gelijktijdigheidsfactoren van mensen.
Peter Voshol is manager business development bij Kiwa
<<Lees ook: Nooddeuren en vluchtdeuren: oplossingen in de praktijk>>