Veilig vluchten na een brand. Het thema is actueler dan ooit na grote uitslaande branden zoals vorig jaar in de Grenfell Tower te Londen, waar 71 mensen omkwamen. Welke trends en ontwikkelingen zijn nu zichtbaar?
Door: Lynsey Dubbeld
De brand in de Grenfell Tower in Londen leidde internationaal tot zeer verontruste discussies over de brandveiligheid van hoge woontorens. Het diepgaande onderzoek naar de oorzaken van de brand in de 24 verdiepingen tellende toren in West-Londen is nog niet afgerond. Aan speculaties is ondertussen geen gebrek. Zo zijn er vermoedens dat het vuur in de toren zich snel en makkelijk verspreidde door brandbaar materiaal aan de buitenkant van het gebouw. Duidelijk is dat een deel van de bewoners op de fatale dag – 14 juni 2017 – niet tijdig en veilig kon vluchten.
De brand in een studentenflat in Diemen, waar in de zomer van 2017 een 27-jarige student om het leven kwam, heeft de discussie over veilige vluchtwegen in hoogbouw verder aangewakkerd. De brand ontstond in de vroege ochtend van 19 juli op de begane grond van het zestien verdiepingen hoge gebouw. De student werd na het blussen gevonden in het trappenhuis op de twaalfde verdieping. Zijn vriendin overleefde het incident: ze werd ernstig gewond aangetroffen op de tiende verdieping van het trappenhuis.
Theorie versus praktijk
“Veilig vluchten bij brand is in Nederland tot nu toe niet een groot issue voor de gemiddelde gebouwgebruiker of -bezoeker. Dit omdat het relatief veilig is in Nederland en we ons vaak moeilijk iets kunnen voorstellen bij brand”, zegt Willem van Oppen, adviseur Conformiteitschema’s bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). “Bovendien is de veiligheidscultuur in Nederland passief, terwijl fire safety in Angelsaksische landen meer onderdeel van het DNA van burgers en bedrijven lijkt te zijn.” Voor het thema veilige vluchtwegen komt langzamerhand wel steeds meer belangstelling, zegt Lieuwe de Witte, onderzoeker en adviseur brandpreventie bij de Brandweeracademie van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). “Dat komt vooral doordat het verschil tussen theorie en praktijk steeds pregnanter wordt. Bij een toenemend aantal gebouwtypen, zoals complexen waar senioren of andere verminderd zelfredzame mensen wonen, sluiten het ontwerp van het gebouw en de inrichting van de vluchtwegen niet aan bij de manier waarop de vluchtroutes worden gebruikt – áls die al worden gebruikt. Neem het vluchten via het trappenhuis. Voor hulpbehoevende ouderen is vluchten via de trap niet logisch of mogelijk. Terwijl het standaard uitgangspunt is dat de lift bij brand niet mag worden gebruikt.”
Het IFV (Instituut Fysieke Veiligheid) vraagt inmiddels aandacht voor deze kwestie. “We gaan niet zeggen dat bewoners de lift moeten gaan gebruiken bij brand, maar we moeten de mogelijkheden wel onderzoeken. Zeker omdat we zien dat er steeds meer gebouwen komen voor specifieke doelgroepen zoals zelfstandig wonende ouderen. Daar kunnen verminderd zelfredzamen bij een noodsituatie dus niet direct een beroep doen op hulp van buren om te vluchten.”
Brand en rook
Het belang en de urgentie van het thema veilig vluchten zijn steeds duidelijker nu er een toenemend bewustzijn is van de risico’s van rook en rookverspreiding. “In zekere zin is rook en rookverspreiding vele malen gevaarlijker dan brand”, zegt De Witte. “Rook verspreidt zich veel sneller en onvoorspelbaarder dan brand, waardoor mensen onverwacht in een gevaarlijke situatie terecht kunnen komen. Dat is een risico voor degenen die moeten vluchten. Daarbij kunnen de gevaarlijke elementen in rook (bijvoorbeeld brandgassen) ook nog eens de brandbestrijding moeilijker maken. ”
“Rook verspreidt zich veel sneller en onvoorspelbaarder dan brand
Er is nieuwe regelgeving in de maak, die ertoe moet leiden dat de rookwerendheid van brandscheidingen verbetert. De Witte nuanceert het effect daarvan. “De regels gaan alleen voor nieuwbouw gelden en het is niet duidelijk of de vereiste maatregelen echt toereikend zijn. Het kan bijvoorbeeld belangrijker zijn dat een brandscheiding tijdens de vluchtfase rook- en luchtdicht is dan dat die warmte lang tegenhoudt.”
Keuzes
De Witte waarschuwt dat wet- en regelgeving sowieso niet zaligmakend is voor de veiligheid van vluchtwegen tijdens brand. “Ontwerpers, bouwers en adviseurs zijn sterk gericht op de bouwregelgeving. Maar die regels zijn niet afgestemd op specifieke gebruikers. Nieuwe regels zullen dit probleem niet oplossen. De samenhang tussen gebouw, mens en brand ontbreekt nogal eens bij het op orde brengen van vluchtwegen. En dat vraagt veranderingen op allerlei vlakken, niet alleen in de wet- en regelgeving. Het gaat erom dat we goed kijken naar het doel – in dit geval: veilige vluchtwegen – en de keuzes maken voor maatregelen die passen bij het gebouw en de gebruikers ervan. Dat vereist een cultuuromslag bij alle partijen die betrokken zijn bij brandpreventie. Zo kunnen woningcorporaties en gebouwaanbieders kijken of een gebouw wel geschikt is om er een bepaalde doelgroep, zoals zorgbehoevenden, te huisvesten.”
“Alles staat of valt met het bewustzijn bij bewoners en gebouwgebruikers van de noodzaak om brandveiligheid in de gaten te houden”, vult Van Oppen aan. De “rode veiligheid” kan daarbij in samenhang worden gezien met “blauwe veiligheid”. Zo besteedt het Politiekeurmerk Veilig Wonen aandacht aan woningbrand en ontvluchting.
Oefenen
Het oefenen van ontruimingen noemt Van Oppen een absolute noodzaak. “Oefenen is niet alleen belangrijk in gebouwen met gebruiksfuncties – zoals kantoren, fabrieken, conferentieoorden en winkelcentra – waar een BHV-organisatie is opgeleid om ontvluchtingen te assisteren. Het geldt ook voor woningen. Ik begrijp best dat ontruiming van een pand in sommige gevallen bezwaarlijk is. Bijvoorbeeld in een gevangenis, een volle IKEA of een ziekenhuis met bedgebonden patiënten. Maar de ervaring leert dat alleen in de praktijk duidelijk wordt of mensen tijdig en gezond een gebouw uit kunnen komen. Dat valt niet op papier te bewijzen. Alleen door te oefenen kun je leren of je ontruimings- of calamiteitenplan klopt, en of je iets moet aanpassen om het in de praktijk doeltreffend te laten functioneren.” De Witte herkent dat fenomeen – en signaleert de opmars van innovatieve oplossingen. “Een van de dingen die we keer op keer terugzien in brandonderzoek is dat mensen niet bekend zijn met de vluchtroutes. De gewone routes die mensen in de dagelijkse praktijk gebruiken zijn namelijk niet altijd ook de vluchtroutes. Dan is het niet logisch om die bij brand opeens wél te gebruiken. Door gebruiks- en vluchtroutes op elkaar af te stemmen kan al een hoop verbeteren. Maar er vinden ook interessante experimenten plaats met dynamische vluchtroutes en gepersonaliseerde vluchtroutebegeleiding.”
“Alleen door te oefenen kun je leren of je ontruimings- of calamiteitenplan klopt
Doelgericht
De Witte benadrukt het belang van een omslag in denken, waardoor vluchtwegen meer op maat worden ontworpen, voorzieningen worden afgestemd op specifieke doelgroepen en meer doelgericht (op basis van risico’s) wordt gewerkt aan de brandveiligheid van gebouwen. “Er zijn allerlei (nieuwe) maatregelen, zoals het luchtdicht maken van brandscheidingen, het toepassen van automatische blusinstallaties, zoals sprinklers-, watermist- en mobiele watermistinstallaties, en het ontwikkelen van brandveilig meubilair. Maar bij veilige vluchtwegen gaat het niet altijd zozeer om nieuwe innovatieve technieken als om de samenhang tussen verschillende maatregelen die worden toegepast.”
Het analysemodel voor vluchtveiligheid dat IFV in 2010 publiceerde is wat dit betreft actueler dan ooit, zegt De Witte. “Het hart van het model is dat je inzichtelijk maakt wat de kenmerken zijn van een gebouw, brand en gebruikers (mensen) in een specifieke situatie. Hoewel het model een analyse oplevert – en dus geen ontwerprichtlijnen geeft – raakt de gedachtegang erachter steeds meer ingeburgerd in de praktijk. De uitgangspunten sluiten logisch aan op een doelgerichte benadering van brandveiligheid en kunnen worden vertaald naar branchespecifieke handreikingen.” Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg publiceerde recent de ‘Checklist zelfstandig wonen & brandveiligheid’, een hulpmiddel voor gebouwbeheerders om huurwoningen en seniorencomplexen te inspecteren. De checklist, die is ontwikkeld door Aedes, ActiZ en Brandweer Nederland, reikt ook oplossingen aan. Daarbij onderscheidt de publicatie maatregelen gericht op de bewoner, het gebouw en voorlichting.
Apps en tools
Gezien de digitalisering van onze samenleving is het geen wonder dat in de wereld van brandveiligheid ook steeds meer digitale oplossingen worden gezocht. Van Oppen: “Met het gebruik van apps is het misschien mogelijk om mensen veiligheidsbewuster te maken. Ook de mogelijkheden voor e-learning zijn veelbelovend. Deze worden nu al ingezet om bijvoorbeeld winkelpersoneel te trainen op winkeldiefstal, overval en agressieve klanten, maar zouden ook goed kunnen worden gebruikt voor brandpreventie.” De brandweerregio Zaanstreek Waterland ontwikkelde als onderdeel van het project Brandveilig Leven al een app over het veilig ontvluchten uit een woonhuis.
Zorg
Ook het IFV ziet dat er steeds meer apps en tools worden ontwikkeld, zowel vanuit de brandweer als vanuit belangenorganisaties in bijvoorbeeld de zorg. “Deze helpen partijen om inzicht te krijgen in brandveiligheid. Het lastige is dat de adviezen uit apps zich niet altijd goed verhouden tot wet- en regelgeving. De praktijk beseft niet altijd dat het voldoen aan wettelijke vereisten niet automatisch betekent dat een pand ook veilig is.”
Brandveilig ondernemen is ook een kwestie van veilig vluchten
In juni 2017 bracht het Platform Brand – een samenwerking tussen het Verbond van Verzekeraars en Brandweer Nederland – een gezamenlijke visie uit op brandveilig ondernemen. Uit de visie blijkt onder meer dat ondernemers de gevolgen van een brand fors onderschatten.
Platform Brand adviseert ondernemers om serieus werk te maken van risicomanagement. Dat begint met een verkenning van de brandrisico’s ter plaatse. Vervolgens is de vraag of de ondernemer bereid en in staat is om deze risico’s te dragen. Verzekeraars ondersteunen ondernemers met advies over risicobeheersing en preventie. Zo geeft Nationale Nederlanden tijdens een inspectie voorafgaand aan het afsluiten van een verzekeraar praktisch advies op locatie. Voor verschillende schadeoorzaken zijn bovendien zogenoemde preventiekaarten beschikbaar, die ondernemers online kunnen raadplegen. Delta Lloyd heeft een risicoscan ontwikkeld, die ondernemers helpt om risico’s te inventariseren en te beperken. Het uitgangspunt van verzekeraars is dat ondernemers veel kunnen doen om brand te voorkomen. Bijvoorbeeld door het vrijhouden van vluchtwegen, oefenen met ontruimingen, en (laten) keuren en onderhouden van elektrische installaties.
“Het uitgangspunt van verzekeraars is dat ondernemers veel kunnen doen om brand te voorkomen
Binnen bedrijven is de bedrijfshulpverlening (BHV) verantwoordelijk voor onder meer ontruimingen en communicatie met de hulpdiensten bij brand. Van het overige personeel wordt kennis verwacht over basisnoodprocedures, zoals de vluchtroutes en het noodnummer. Via de Nationale Brandpreventieweken en andere campagnes worden organisaties gestimuleerd om te oefenen met evacuaties. Het advies is om jaarlijks te oefenen met een ontruiming, waarbij aandacht is voor het juiste gedrag na een alarm en voor de vluchtroutes op de ontruimingsplattegronden.
Inzichten uit de Nationale Brandpreventieweken
“Hé doe de deur dicht”. Dat was in 2017 de slogan van de landelijke campagne van de Nationale Brandpreventieweken die jaarlijks in oktober plaatsvinden. De campagne is een initiatief van Brandweer Nederland, het IFV en de Nederlandse Brandwonden Stichting en richt zich sinds 2000 op het vergroten van het brandveiligheidsbewustzijn onder het Nederlandse publiek, zodat branden in woningen kunnen worden voorkomen en evacuaties bij brand veilig verloopt. De thema’s voor de Brandpreventieweken worden gebaseerd op onderzoeksresultaten van wetenschappelijk onderzoek, praktijkonderzoek en kennis uit enquêtes en steekproeven.
Het thema van de Brandpreventieweken 2017 sloot aan bij eerdere campagnes en maakt gebruik van inzichten uit het onderzoeksrapport uit 2015 “Gebrand op inzicht” van de Brandweeracademie. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat in 70% van alle woningen een rookmelder is geplaatst, maar slechts 45% daarvan werkt. Van alle rookmelders is slechts 35% op de juiste plek geplaatst én werkend. De campagne richtte zich op twee aandachtspunten uit het onderzoeksrapport: het altijd sluiten van de binnendeuren en hoorbare rookmelders. Een praktijkproef die de brandweer in 2016 uitvoerde op Oefencentrum Crailo laat zien dat het sluiten van de binnendeuren bewoners bijna drie keer zoveel tijd geeft om te vluchten bij brand. Als deuren open zijn, is na 3,5 minuut al geen overleefbare situatie meer; bij gesloten deuren is dat ruim 10 minuten. De gesloten deuren zorgen ervoor dat de giftige rook – die kan leiden tot desoriëntatie, ademhalingsproblemen en zelfs verstikking – nog enige tijd buiten de leefruimte blijft. Vooral voor senioren, die verminderd zelfredzaam zijn bij brand, kan de extra vluchttijd essentieel zijn.
Trends uit casuïstiek uit het brandweeronderzoek
De Brandweeracademie en Brandweer Nederland destilleerden in 2017 zes trends uit negentien casussen uit het Nederlandse brandweeronderzoek.
– Trend 1: Rookverspreiding speelt een steeds grotere rol in de ontwikkeling van de brand, de aanpak ervan en de bijbehorende dilemma’s in de bestrijding. De rook verspreidt zich via kanalen, schachten en ventilatiesystemen, liftschachten en (ondeugdelijke) bouwkundige brandpreventieve voorzieningen. Branden in een parkeergarage, kelderbox of berging onder een appartementencomplex kunnen daardoor tot grote rookontwikkeling en rookverspreiding leiden, met alle gevolgen van dien voor de bovenliggende appartementen. Preventieve voorzieningen blijken vaak onvoldoende om de rookverspreiding tegen te gaan, omdat er in preventie en repressie te weinig rekening wordt gehouden met het risico en te veel wordt gefocust op brandontwikkeling.
– Trend 2: Brandpreventieve en preparatieve voorzieningen, zoals rookwerende deuren, worden nog altijd onderbenut. Dit is een aandachtspunt voor brandbestrijders én voor preventieadviseurs.
– Trend 3: Verminderd zelfredzame personen wonen in toenemende mate in reguliere appartementencomplexen, terwijl deze daar preventief niet of nauwelijks op ingericht zijn. Dit vergroot de noodzaak om extra (bovenwettelijke) maatregelen te treffen.
– Trend 4: Het duivelse dilemma tussen blussen of redden doet zich steeds vaker voor. Als de hulpverleningsdiensten de brandhaard snel kunnen ontdekken en bereiken, wordt doorgaans voor blussen gekozen. Als bewoners niet in hun woningen blijven, is er meestal sprake van blussen én ontruimen. De overweging om eerst de brand te doven of te beheersen en vervolgens te ventileren, wordt volgens het onderzoeksrapport veelal niet gemaakt. Het advies is om van te voren na te denken over mogelijke aanpakken en deze (eventueel virtueel) te oefenen, zodat de brandweer beter voorbereid ter plaatse komt.
– Trend 5: Brandontwikkeling kent steeds vaker een bijzonder verloop. Dat komt bijvoorbeeld doordat woningen in toenemende mate zijn voorzien van kunststoffen en andere materialen of zelfs constructies die een ongebruikelijk brandverloop kennen. Daarnaast signaleert het onderzoeksrapport dat branden vaker van buiten naar binnen slaan, onder meer via ventilatiesystemen. Hierop zijn de brandweerdiensten nog niet altijd alert. Tot slot zijn er branden die vrijwel onmogelijk kunnen worden geblust, met name in parkeergarages. Dit vraagt om nauwkeurige (buiten)verkenningen en een weloverwogen keuze voor de bestrijdingstactiek.
– Trend 6: Trends bieden steeds meer leerpunten voor de brandbestrijding. Het rapport noemt inzichten zoals: de mogelijkheden van verkenningen met behulp van warmtebeeldcamera’s, het belang van deurcontrole (om rookverspreiding te voorkomen en veilig te kunnen binnentreden) en voldoende koelend vermogen, en de kansen van antiventilatie en rookgaskoeling om brandontwikkeling tegen te gaan.
Leren van de brand in Grenfell Tower
Volgens het Bouwbesluit 2012 is één vluchtroute met een zogenoemd gegarandeerd veiligheidsniveau voldoende om veilige ontruimingen mogelijk te maken. Dat betekent dat de vluchtroute veilig bruikbaar moet blijven zolang niet iedereen geëvacueerd is. Een tweede vluchtroute is alleen noodzakelijk als de eerste niet aan deze eis kan voldoen. Toen het Bouwbesluit 2012 nog niet in werking was, waren twee vluchtroutes het uitgangspunt, waarbij soms met één enkele route kon worden volstaan. Het Bouwbesluit 2012 heeft ertoe geleid dat ontwerpers steeds meer focussen op oplossingen met één vluchtroute, schrijft René Hagen. Hij typeert dit als “een wankel principe: één vluchtroute volstaat, mits voldoende veilig uitgevoerd, waarbij we weten en accepteren dat in de praktijk de rook lang niet altijd wordt tegengehouden. Het is een illusie te veronderstellen dat ontwerpers en gebouweigenaren hun verantwoordelijkheid nemen en zorgen dat vluchtroutes in voldoende mate aanwezig zijn en voldoende veilig zijn uitgevoerd om bewoners een reële vluchtkans te geven. Sterker nog, het tegenovergestelde is vaak het geval. Ontwerpers en gebouweigenaren, vaak ondersteund door hun brandpreventieadviseurs, zoeken geregeld de grenzen op van wat het Bouwbesluit volgens de letter toestaat, maar wat niet in lijn is met de uitgangspunten en functionele eisen van de regels.”
Volgens Hagen is de brand in de Grenfell Tower een goede aanleiding om na te denken over een kernelement van veilig vluchten: de vraag of bewoners beter kunnen vluchten of blijven zitten. In Groot-Brittannië verdedigt de brandweer het zogenoemde stay-in-play-principe vanuit de gedachte dat de capaciteit van de vluchtroutes in hoge woongebouwen beperkt is en de brandweer het trappenhuis nodig heeft als aanvalsroute voor de brandbestrijding. Bovendien zouden appartementen voldoende brand- en rookwerend zijn om daar veilig te verblijven totdat de brandweer het vuur heeft geblust of bewoners kan helpen evacueren. Volgens Hagen is dit in de praktijk niet het geval. Zo kan rook zich snel verspreiden door kieren, naden, deuren en ventilatiesystemen. Mede vanwege de vergrijzing – en in het licht van de trend dat ouderen en gehandicapten steeds langer zelfstandig wonen – is het volgens Hagen hoog tijd om oplossingen te zoeken die vluchten verbeteren. De fatale brand in de Grenfell Tower heeft de urgentie hiervan naar zijn mening duidelijk laten zien.
Lynsey Dubbeld is communicatieadviseur, contentstrateeg, trendanalist & copywriter.