Het Nationaal Congres Brandpreventie op 14 en 15 november stond in het teken van bouwkundige brandpreventie en brandbeveiligingsinstallaties. Afgewisseld door pitches van toeleveranciers, gaven de sprekers tijdens de eerste dag vooral hun interessante visie op de onduidelijke regelgeving in het Bouwbesluit op het gebied van brandveiligheid en compartimentering.
Door Marcel van Duijn
Emiel van Rossum, directeur van Brandpreventie Academy beet met een bondig welkomstwoord in Echteld het spits af. De eerste spreker Björn Peters, senior Adviseur Brandveiligheid bij DGMR ging in op het brandveiligheidsniveau Bouwbesluit voor ziekenhuizen. DGMR heeft het Meander Medisch Centrum Amersfoort MMC geadviseerd in het wegnemen van risico’s. Peters vraagt zich af of het niveau van veiligheid in ziekhuizen wel voldoet of dat er meer nodig is. “Het zijn risicovolle gebouwen. De zorgsector kampt met 1000 branden per jaar. Deze worden veelal veroorzaakt door elektronische apparatuur roken en brandstichting. Binnen 16 minuten moet iedereen in veiligheid zijn gebracht. De principes van het Bouwbesluit (2003 en 2012) zijn verouderd en gebaseerd op grotere patiëntenkamers. Past dit allemaal nog wel in wat er momenteel gaande is? Want nu moet de hele omgeving bijdragen aan het herstel van de patiënt. Zo zijn gangen bijvoorbeeld huiskamers geworden. Dus is er niet alleen meer een brandrisico in de patiëntenkamers. Kortom, er is sprake van meer vuurlast en risico’s waardoor de beschikbare ontruimingstijd afneemt. Daar staat tegenover dat een ontruiming langer duurt door een lagere personele bezetting. Bij brand moet bij een ontruiming veel meer (rand) apparatuur worden losgekoppeld. Dit kost allemaal extra tijd. Wat belangrijk is hoe vaak je de ontruiming oefent. In de praktijk blijkt dat hoe vaker je de ontruiming oefent, hoe beter en sneller de ontruiming verloopt.”
“De principes van het Bouwbesluit (2003 en 2012) zijn verouderd en gebaseerd op grotere patiëntenkamers
Enkele maatregelen voor ziekenhuizen ter voorkoming van brandvoortplanting zijn: stel een brandveiligheidsconcept op, breng een watermist/ sprinklerinstallatie aan, schaf veilig meubilair aan, maak naast de BHV’ers van elke verpleger een ontruimer, zorg voor een bmi- en rwa installatie, brandwerende deuren en scheidingen (compartimentering). Daarbij hoeft niet elke scheiding een formele rook- of brandscheiding te zijn, zeker niet in bestaande gebouwen. Als een scheiding korte tijd, maar lang genoeg, brand en/of rook tegen houdt kan dat ook genoeg zijn.
Compartimenteringstekeningen
Van Rossum ging na de pauze in op de vraag waarom we eigenlijk geen goede compartimenteringstekeningen kunnen maken. Hij refereerde aan de BOT reeks (Brandveiligheid Ontwerpen en Toetsen) uit 2002 waarin hij zelf ooit een methodiek leerde voor het vermelden van brandwerendheid op tekeningen. “Hierbij komt de vraag op: Is dit wel voldoende? De volgens NEN 6068 bepaalde WBDBO van een compartiment naar een andere ruimte is tenminste X- minuten. En is een schacht nu een brandcompartiment of een spouw? Het gaat zowel bij een schacht “als spouw” om een traject tussen de twee aangrenzende brandcompartimenten. Maak dus de schachten in de tekening in de ontwerpfase helder. Daarbij zijn statussen van ruimten, zoals brandcompartimenten, subbrandcompartimenten, diverse vluchtroutes belangrijk. Leg die vast in de ontwerptekening.

In de pauzes werd flink genetwerkt. Beide dagen werden bezocht door zo’n 150 brandveiligheidsprofessionals.
Verder meldde Van Rossum nog om de NEN 6069, de beoordelingscriteria compartimentering goed door te nemen en advies in te winnen tijdens het ontwerp- en de uitvoeringsfase. Het bepalen van de criteria, (REIW) is cruciaal. Tot slot benadrukte hij nog het belang van de rookwerendheid die in de toekomst boven op de brandwerendheid komt. Kortom, het tekenen van een heldere compartimenteringstekening is van eminent belang.
Integrale beoordeling
Dick Schenkeveld, projectleider bouwkundige brandveiligheid bij KIWA R2B hield zijn lezing over het bepalen van de brandveiligheid van (oude) deuren. Hij is een voorstander van een integrale beoordeling, een totale benadering van wand-, kozijn- en deurconstructies. “Lees vooraf ook brandonderzoeken van deuren. Deze wijken vrijwel altijd af van de brandtesten. De integrale benadering is een beoordeling van een wand- en kozijnconstructie en vooral de zelfsluitendheid van de deur. “Wat is nu het zwakste punt van een deur? Bij een deur heb je te maken met gedrag van een houten deur versus stalen deur, wandtype, zelfsluitendheid (is basis van de deur), deurdranger (bij hitte gaat olie lekken en branden), type hout van het deurblad, (stalen) sponning, beslag, diepte, vulling, effectieve dikte slot en scharnieren.
“De integrale benadering is een beoordeling van een wand- en kozijnconstructie en vooral de zelfsluitendheid van de deur
Hardhouten deuren worden bijvoorbeeld meestal getest in kalkzandsteen. Dit is niet representatief voor elke situatie. Betrek ook de naden rondom deuren (richtlijn voor houten deuren is onder maximaal 6 mm) en effectieve deursponning bij de integrale benadering.” Bij een stalen deur is de hitte afgifte richting belangrijk. Schenkeveld noemde nog de brand in juli 2017 in de 15 verdiepingen tellende studentenflat te Diemen, waarbij door brandstichting een 19 jarige student om het leven was gekomen door het inademen van rook. “Er was 1 centraal trappenhuis. De deur was niet meer zelfsluitend. Na 7 minuten was er een enorme rookverspreiding (schoorsteeneffect) met 1 dode en 4 zwaargewonden tot gevolg. Deze situatie had voorkomen kunnen worden”, aldus Schenkeveld.
Woningschil
Ruud van Herpen, technical director bij Nieman Raadgevende Ingenieurs, vertelde over de invloed van de woningschil op de brandveiligheid. “In de woningen vallen de meeste slachtoffers. Brand in een moderne, goed geïsoleerde luchtdichte woning leidt eerder tot onveilige condities in de woning dan in een oudere woning. Echter, het energietransport door de scheidingsconstructies is zo laag in vergelijking met de energieproductie door brand, dat deze geen rol van betekenis speelt.” Blijkbaar spelen andere mechanismen een rol. De twee belangrijkste mechanismen zijn de kwaliteit van de beglazing in daglichtopeningen in de uitwendige scheidingsconstructies en de luchtdichtheid van de uitwendige scheidingsconstructies. Uit studentonderzoeken blijkt dat glas met een hoge thermische kwaliteit ook een hoge mechanische kwaliteit bezit en minder snel bezwijkt onder brandcondities. De luchtdichting zorgt voor een grote overdruk in een woning bij een ontwikkelende brand. Daardoor is vluchten uit de woning gedurende enkele minuten vrijwel onmogelijk.
“Brand in een moderne, goed geïsoleerde woning leidt eerder tot onveilige condities dan in een oudere woning
Daarnaast moeten we ons afvragen of met een vergrijzende bewonerspopulatie het vluchtconcept van het Bouwbesluit wel zin heeft. Waarom zou je vluchtroutes maken in een gebouw als die niet gebruikt kunnen worden omdat de bewoners onvoldoende mobiel zijn? Een stay-in-place concept zou daarbij beter passen. Echter, voor een stay-in-place concept is een aanmerkelijk hogere betrouwbaarheid van brandwerende scheidings- en draagconstructies nodig. Maar als we die kunnen garanderen kunnen we toekomstbestendige gebouwen maken.
Transformatie
Hajé van Egmond, adviseur Omgevingsrecht Geregeld BV, hield zijn lezing over transformatie van gebouwen met functiewijziging. “Bij transformatie heb je eigenlijk vooral last van bestemmingsplannen en minder van het Bouwbesluit” Hij behandelde de case van de transformatie van een kantoorgebouw (Schilderscentrum Rijswijk naar een appartementencomplex). Bij een transformatie verandert de gebruiksfunctie. Juridisch gezien is er geen ‘procedure’ voor het veranderen van de gebruiksfunctie, aangezien functiewijziging geen bouwen is. “Als ik niet bouw heb ik geen omgevingsvergunning voor bouwen nodig en dan is het niveau bestaande bouw de eis waaraan ik moet voldoen. Dus wijzig de gebruiksfunctie, teken de nieuwe indeling en toets deze aan bestaande bouw. Het is niet zo dat de gebouweigenaar bij functieverandering per definitie vergunningplichtig is en aan de nieuwbouwvoorschriften voor de nieuwe gebruiksfunctie moet voldoen. Je toetst als eerst aan bestaande bouw en voldoe je daar niet aan dan ga je pas kijken naar verbouwvoorschriften. En ook dan past geldt het rechtens verkregen niveau: het actuele kwaliteitsniveau dat al vóór de functiewijziging aanwezig was. Maak is dus een nieuwe brandscheiding dan geldt een het rechtens verkregen niveau met een minimum van 30 minuten WBDBO”, aldus Van Egmond.
De casus die Van Egmond bespreekt – zijn afstudeerwerk uit 1994 – laat zien dat met functiewijziging en toepassen van de verbouwvoorschriften nu een lager veiligheidsniveau kan worden gebouwd dan de gemeente Rijswijk in 1994 toestond. “Het is mede aan jullie als adviseurs en leveranciers om opdrachtgevers duidelijk te maken dat dat lage niveau weliswaar mag maar het de vraag is het wel wenselijk is”, besluit Van Egmond zijn voordracht.
De dag werd afgesloten met een korte samenvatting door Emiel van Rossum.
<<Lees ook: Brandpreventie Academy lanceert nieuwe opleidingen ontruimingsalarminstallaties>>
<<Lees ook: Tien experts in gesprek: ‘Architect en gebouweigenaar hebben sleutelrol’>>