Brandrisico’s zijn natuurlijk nooit uit te sluiten. Maar na de brand in de Notre-Dame vragen we ons af: Kun je dit voorkomen? Hebben we dergelijke brandrisico’s wel voldoende onderkend? En is een brand als die in Parijs ook mogelijk bij ons cultureel erfgoed? Wat zegt de wet? Ruud van Herpen deelt zijn visie.
Door Ruud van Herpen
In de publiekrechtelijke regelgeving is het behoud van het gebouw geen doel. Risico’s die het behoud van het gebouw bedreigen worden dus ook niet ondervangen. Publiekrechtelijk zijn alleen persoonlijke veiligheid (gebouwgebruikers en hulpverleners) en de veiligheid van aangrenzende buurpercelen relevante doelen. Bij de brand in de Notre-Dame werd aan deze doelstellingen voldaan.
Het is wellicht efficiënter om de kans op een potentieel bedreigende brand te verkleinen
Monumentenwet
Nu is er ook nog een monumentenwet. Wanneer een gebouw een rijksmonument is kan het zijn dat niet aan alle voorschriften volgens het Bouwbesluit kan worden voldaan, omdat de voorzieningen en maatregelen die daarvoor nodig zijn het monument schaden. In dat geval mogen voorzieningen of maatregelen achterwege blijven, waardoor het brandveiligheidsniveau van het monument lager is dan het niveau dat volgens Bouwbesluit nodig zou zijn. Dat is eigenlijk best raar.
Building-resilience te vrijblijvend?
Je zou verwachten dat behoud van ons cultureel erfgoed belangrijk is, dus dat dergelijke monumentale gebouwen een calamiteit zoals een brand moeten kunnen overleven. ‘Building-resilience’ is dus belangrijk en zou je als extra doel verwachten naast de twee eerder genoemde publieke doelen. Aangezien dat niet publiekrechtelijk geregeld is, is het van belang dat de gebouweigenaar of gebouwbeheerder daarover zelf ‘private’ doelstellingen formuleert. Dat gebeurt heel vaak niet, omdat het voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning niet relevant is. Building-resilience voor een brandcalamiteit is daarmee misschien wel te vrijblijvend geworden.
Building-resilience voor een brandcalamiteit is misschien wel te vrijblijvend geworden
Effectbeheersing
Stel nu dat er toch private doelstellingen bij een monumentaal pand geformuleerd worden die tot doel hebben het gebouw in geval van brand te behouden. In lijn met het Bouwbesluit wordt dan waarschijnlijk in eerste instantie gedacht aan voorzieningen die het gebouw kunnen beschermen wanneer een brand ontstaan is.
Installatietechnische voorzieningen
Wat het eerst opkomt zijn installatietechnische voorzieningen zoals een automatische blusinstallatie of een automatische rook- en warmte-afvoer installatie. In de Notre-Dame zou dat een flinke uitdaging geweest zijn, gezien de inwendige hoogte en de bouwkundige constructie. Daarnaast zijn dergelijke voorzieningen nauwelijks effectief voor een brand die in de houten kap ontstaat.
Bouwkundige maatregelen
In plaats van installatietechnische voorzieningen kan ook aan bouwkundige maatregelen gedacht worden. Niet dat dat simpeler is, want compartimenteren of het bouwkundige beschermen van de draagconstructie zijn onwenselijk, of doen afbreuk aan het monument. In bepaalde gevallen kunnen installatietechnische en bouwkundige voorzieningen om het effect van een brand te beperken natuurlijk best voordeel bieden, maar in algemene zin moet worden gesteld dat de efficiëntie beperkt is en de inbreuk op het monument groot. Als effectbeheersing te weinig soelaas biedt moet dus meer ingezet worden op kansbeheersing.
Kansbeheersing
De brand in de Notre Dame is mogelijk ontstaan door renovatiewerkzaamheden. Het is vaak zo dat bij onderhouds-, bouw- of verbouwwerkzaamheden brandveiligheid onderbelicht blijft. Maar ook tijdens dergelijke werkzaamheden, die afwijken van het normale gebruik van het gebouw, moet het gebouw brandveilig zijn. Bij bouw- en renovatiewerkzaamheden worden vaak potentiële bronnen voor het ontstaan van brand geïntroduceerd. Denk maar aan:
- Elektrische apparaten
- Opladen van accu-apparaten
- Uitvoeren van werkzaamheden waarbij vonken ontstaan zoals: slijpen, snijden, lassen, boren, etc.
- Of van werkzaamheden waarbij open vuur aanwezig is zoals: dakdekken
Het ligt voor de hand om juist die bronnen te elimineren, of in elk geval de kans op brand daarbij te verkleinen. Soms is dat met eenvoudige organisatorische maatregelen al mogelijk. Denk aan veiligheidsprotocollen en extra toezicht bij dergelijke werkzaamheden. Wanneer dat toezicht ook nog een taak krijgt om in te grijpen wanneer het mis gaat, bijvoorbeeld door deze in te vullen met een brandwacht die een beginnend brandje kan bestrijden, wordt de kans op een potentieel bedreigende brand flink gereduceerd.
Conclusie
Er is weinig aandacht voor de brandrisico’s ten aanzien van het behoud van monumenten. Building-resilience voor een brandcalamiteit is bij rijksmonumenten die als cultureel erfgoed gezien kunnen worden zeker een wenselijk doel. Voorzieningen om het effect van een brand te beperken zijn in een monument niet altijd goed mogelijk en ook niet altijd efficiënt. Het is wellicht efficiënter om de kans op een potentieel bedreigende brand te verkleinen. Organisatorische voorzieningen kunnen daarin heel efficiënt zijn, mits er ook controle, toezicht en handhaving op die voorzieningen is.
De brand in de Notre Dame laat daarnaast goed zien dat een gebouw vaak tijdens onderhouds-, renovatie- , bouw-, of verbouwwerkzaamheden het meest kwetsbaar is. Juist bij die werkzaamheden zijn veiligheidsprotocollen en toezicht noodzakelijk. De building-resilience wordt dan dus verkregen door kansbeheersing.
Ruud van Herpen is technisch directeur van Nieman R.I. en Fellow Fire Engineering aan de TU Eindhoven bij de faculteit Bouwkunde.
Reactie Renate van Leijen op het artikel “Nederlandse monumenten: weinig aandacht voor brandveiligheid”
Beste redactie,
Gaarne ga ik in op het artikel ‘Nederlandse monumenten: weinig aandacht voor brandveiligheid’ door Ruud van Herpen d.d. 17 april 2019. Voor wat betreft de passage ‘Monumentenwet’, heb ik twee opbouwende opmerkingen.
Wanneer een gebouw een rijksmonument is kan het zijn dat niet aan alle voorschriften volgens het Bouwbesluit kan worden voldaan, omdat de voorzieningen en maatregelen die daarvoor nodig zijn het monument schaden. In dat geval mogen voorzieningen of maatregelen achterwege blijven, waardoor het brandveiligheidsniveau van het monument lager is dan het niveau dat volgens Bouwbesluit nodig zou zijn. Dat is eigenlijk best raar.
Ten eerste bestaat de Monumentenwet 1988 niet meer sinds juni 2016; de wet is overgegaan in de Erfgoedwet en in de Omgevingswet. Ten tweede: het Bouwbesluit 2012 geldt nog steeds voor monumenten; het lijkt er soms op dat men artikel 1.13 uitlegt alsof het monument niet aan het bouwbesluit hoeft te voldoen. Maar dat is een verkeerde uitleg. Artikel 1.3. Gelijkwaardigheidsbepaling geeft de mogelijkheid om alternatieve, gelijkwaardige oplossingen toe te passen want in de meeste gevallen ook gedaan (en geëist) wordt. Maar het klopt dat het bouwbesluit erop gericht is om mensen veilig te laten vluchten en de brand niet te laten overslaan naar de belendende panden.
Voldoen aan het bouwbesluit geeft geen garantie voor het niet afbranden van een gebouw bij brand. Het bouwbesluit beschermt niet de monumentale waarden. Dat is de verantwoordelijkheid van de eigenaar/gebruiker zelf.De RCE is al een aantal jaren bezig met bewustwording creëren bij erfgoedeigenaren van brandrisico’s en het voorkomen van brand; want daar is de meeste winst te behalen.
Renate van Leijen is Specialist Veilig Erfgoed (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Amersfoort. E-mail: R.van.Leijen@cultureelerfgoed.nl
Repliek Ruud van Herpen
Naar aanleiding van de brand in de Notre Dame in Parijs schreef ik een beknopt commentaar in Brandveilig.com. Daarin noemde ik onder andere de Monumentenwet en stelde dat op grond van die wet het kan voorkomen dat niet aan alle voorschriften van het Bouwbesluit invulling hoeft te worden gegeven, wanneer dat leidt tot maatregelen die het monument kunnen schaden (artikel 1.13 van het Bouwbesluit). Het brandveiligheidsniveau van monumenten kan daardoor lager uitkomen dan volgens het Bouwbesluit noodzakelijk is.
Op mijn commentaar is gereageerd dat ik daarin nogal kort door de bocht was.
De Monumentenwet is sinds juni 2016 overgegaan in de Erfgoedwet en de Omgevingswet. Artikel 1.13 van het Bouwbesluit is echter nog steeds van kracht. Dit houdt in dat nog steeds de omgevingsvergunning voor het veranderen van een monument voorgaat op de voorschriften van het Bouwbesluit.
Echter, dat neemt niet weg dat er toch moeite gedaan moet worden om aan de doelen van het Bouwbesluit tegemoet te komen. Dat kan met een beroep op het gelijkwaardigheidsartikel 1.3 van het Bouwbesluit. Het niet voldoen aan bij voorbeeld specifieke afmetingen van vluchtroutes of kwaliteit van vluchtroutes kan worden gecompenseerd door een beperking in het aantal gelijktijdig toe te laten personen.
Ook de interne organisatie kan vaak een rol spelen, wanneer de bouwkundige of installatietechnische noodzakelijke voorzieningen niet toepasbaar zijn in het monument. Daarmee zal een veiligheidsniveau geborgd moeten worden dat tenminste voldoet aan het veiligheidsniveau volgens Bouwbesluit, bestaande bouw. Publiekrechtelijke regelgeving gaat alleen over veiligheid van personen en buurpercelen. Wanneer het monumenten betreft is dat eigenlijk onvoldoende. Immers, het behoud van ons cultureel erfgoed is ook belangrijk. Monumentale gebouwen zouden een brandcalamiteit moeten kunnen overleven. ‘Building-resilience’ is dus belangrijk en zou je als extra doel verwachten naast de twee eerder genoemde publieke doelen. Aangezien dat niet publiekrechtelijk geregeld is, is het van belang dat de gebouweigenaar of gebouwbeheerder zelf ‘private’ doelstellingen formuleert. Die doelstellingen moeten het behoud van het monument in geval van brand garanderen. Dat gebeurt lang niet altijd, omdat private doelstellingen voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning niet relevant zijn. Building-resilience voor een brandcalamiteit is daarmee misschien wel te vrijblijvend geworden.
Kortom, er moet dus moeite gedaan worden om de gebouweigenaar te overtuigen van de noodzaak van building resilience voor een brandcalamiteit. Effectbeheersing leidt vaak tot rigoreuze voorzieningen. Kansbeheersing is daarin een veel reëlere optie. Zeker tijdens bouw- of verbouwwerkzaamheden is beheersing/beperking van de ontstaanskans van brand noodzakelijk en valt daar veiligheidswinst te behalen.
Ir. Ruud A.P. van Herpen FIFireE, is Technical director Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. en Fellow Fire Engineering aan de TU Eindhoven bij de faculteit Bouwkunde.
Lees ook
– Brand in Parijse Notre-Dame
– Brand Notre Dame volledig geblust, kunstschatten voor groot deel gered
– Brandveiligheid monumenten vraagt visie van betrokkenen