Isolatie en afdichting spelen een grote rol bij brandveiligheid. Als in een gebouw brand ontstaat brengt dat een aantal onprettige dingen met zich mee zoals vlammen, hitte en rook. In een gebouw maken we daarom constructies die dit tegenhouden, zodat een brand niet uit de hand loopt en iedereen die in het gebouw is veilig naar buiten kan. Een praktijkverhaal.
Het Bouwbesluit stelt hier ook eisen aan: een gebouw moet zijn verdeeld in brandcompartimenten en subbrandcompartimenten (en beschermde subbrandcompartimenten als er ook geslapen wordt). Brandcompartimenten worden voorgeschreven om de brand te kunnen beheersen, subbrandcompartimenten om veilig te kunnen vluchten. Ondanks de verschillende doelen is de uitvoering van de schil rondom beide soorten compartimenten gelijk met als mogelijk verschil de hoogte van de wbdbo-eis.
Isolatie en afdichting
Afdeling 2.10 van het Bouwbesluit geeft de eisen ten aanzien van brandcompartimenten, afdeling 2.11 doet dat voor subbrandcompartimenten. De titel van afdeling 2.11 noemt ook het tegenhouden van rook, wat al aangeeft dat vluchtveiligheid hier het doel is. Het tegenhouden van rook is echter iets dat op dit moment nog niet wordt vereist, dit is opgenomen als eis die kan worden gesteld in de Regeling Bouwbesluit, dat is nu alleen nog niet het geval. Alle brandwerende scheidingsconstructies, zowel die van brandcompartimenten als subbrandcompartimenten, houden nu alleen brand tegen.
Een scheidingsconstructie rondom een brandcompartiment of subbrandcompartiment moet voldoen aan een bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag, ofwel wbdbo. Om die wbdbo te halen is een brandwerendheid nodig. Die brandwerendheid wordt bepaald met NEN 6069.
R, E, W en I
NEN 6069 maakt in onderscheid in vier criteria die de brandwerendheid bepalen: R (bezwijken), E (afdichting), W (straling) en I (isolatie). Het R-criterium is altijd van toepassing, waardoor in de dagelijkse praktijk vaak alleen wordt gesproken over de criteria E, W en I.
Het E-criterium wordt gebruikt om te beoordelen of een scheidingsconstructie voldoende dicht is. Openingen zijn toegestaan, zolang deze niet te groot zijn, geen hete rook doorlaten (koude rook mag wel) en er geen vlammen doorheen komen. Die laatste twee punten zorgen ervoor dat de constructie meestal gewoon helemaal dicht moet zijn.
Om te voldoen aan het W-criterium mag een scheidingsconstructie niet teveel straling doorlaten, maar mag wel heet worden aan de zijde die beschermd moet worden.
Als de scheidingsconstructie ook niet te heet mag worden aan de niet-brandzijde dan wordt hiervoor het I-criterium gebruikt.
Het W-criterium wordt gebruikt voor constructies waarbij een hoge temperatuur van het wandoppervlak geen directe gevolgen heeft voor de branduitbreiding. Dit is het geval bij bijvoorbeeld deuren, waar het aannemelijk is dat daar geen brandbare inventaris tegenaan staat.
Voor de meeste brandwerende scheidingsconstructies zijn de criteria E en I van toepassing, zoals bij wanden tussen brandcompartimenten en doorvoeringen die daar doorheen gaan. Een officiële notatie van zo’n brandwerendheid van 60 minuten in beide richtingen is dan EI60 (i↔o).
…
>>Wilt u het volledige artikel lezen? Download deze dan hier