In tien jaar tijd vielen 311 dodelijke slachtoffers bij woningbranden. Vooral senioren zijn oververtegenwoordigd in de statistieken, blijkt uit de rapportage ‘Tien jaar fatale woningbranden onderzocht’, die het Instituut Fysieke Veiligheid heeft gepresenteerd.
Door Rob Jastrzebski
Het IFV wijdde een symposium aan de verschijning van het rapport. Vakexperts uit de brandveiligheidswereld namen trends en oplossingsrichtingen onder de loep. “287 fatale woningbranden met 311 dodelijke slachtoffers in tien jaar tijd; afgezet tegen het aantal verkeersdoden in dezelfde periode lijken die cijfers ‘mee te vallen’,” overweegt dagvoorzitter Hilda Raasing, landelijk portefeuillehouder ‘Brandveilig leven’ bij Brandweer Nederland.
“Maar als we effectief maatregelen kúnnen nemen om het aantal brandslachtoffers te beperken, zijn we het aan onze stand verplicht dat ook te doen. Daarom moeten we, ook na tien jaar data verzamelen over woningbranden, blijven investeren in verder onderzoek en in maatregelen om de brandveiligheid van de woonomgeving te verbeteren.”
Zorgwoningen
Het IFV doet sinds 2008 onderzoek naar fatale woningbranden om de trends en feiten in beeld te krijgen. Eerst gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid, vanaf 2012 vanuit het eigen onderzoeksbudget van het instituut. De gegevens voor het onderzoek zijn verzameld in samenwerking met brandonderzoekers van de veiligheidsregio’s.
“Ouderen zijn oververtegenwoordigd in de statistieken
Senior onderzoeker Margarethe Kobes van het IFV vat de belangrijkste conclusies uit het onderzoeksrapport samen. Opvallend is de leeftijdsopbouw van de slachtoffers: een derde van de mannelijke slachtoffers en de helft van de vrouwelijke slachtoffers is ouder dan 65. En dat terwijl hun procentueel aandeel van de samenleving beduidend lager is. Deze groep is dus oververtegenwoordigd in de statistieken.
Reden is dat ouderen kwetsbaarder zijn voor brand door uiteenlopende lichamelijke of mentale beperkingen. “Vooral branden in zorgwoningen zijn dan ook een belangrijk aandachtspunt qua brandveiligheid,” aldus Kobes. “En daarmee bedoelen we niet een woonvorm waar mensen 24 uur per dag professionele hulp krijgen, maar ‘gewone woningen’, waar mensen in meer of meerdere mate zorg krijgen, maar waar zij in grote lijnen zelfstandig wonen. Maar soms wel met beperkte mobiliteit, waardoor zij in geval van brand meer tijd nodig hebben om hun woning te ontvluchten.”
Verminderd zelfredzamen
Die tijd hebben die ‘verminderd zelfredzamen’ vaak niet omdat de brand zich te snel ontwikkelt. Dat zou volgens de onderzoekers een verklaring kunnen zijn voor het opvallende feit dat 19 procent van de fatale branden zich voordeed in een woning met een correct werkende rookmelder. De onderzoekers concluderen dat de slachtoffers ofwel onvoldoende alert waren om het alarmsignaal te kunnen horen, ofwel simpelweg te weinig tijd hadden om te vluchten door de snelle verspreiding van het vuur of giftige rook.
“In 71 procent van de gevallen bleek sprake van een open binnendeur
Ook het al dan niet gesloten zijn van binnendeuren in de woning bepaalt hoe snel rook zich kan verspreiden naar andere ruimten. Hierdoor vallen ook dodelijke slachtoffers in andere ruimten dan de brandruimte. In 71 procent van die gevallen bleek sprake van een open binnendeur. De stand van binnendeuren wordt sinds twee jaar gericht onderzocht bij brandonderzoek en dit jaar wordt de boodschap ‘Doe de deur dicht’ voor de derde keer nadrukkelijk verpakt in de campagne van de Nationale Brandpreventieweken.
Rookmelderdichtheid
Samenvattend: de rookmelderdichtheid in Nederland is de laatste jaren flink toegenomen, maar hoewel uit het onderzoek blijkt dat bij een derde van de fatale branden de brand snel werd gemeld, soms door de rookmelder, blijkt dat toch niet snel genoeg om alle aanwezigen in een woning te redden. Ook een snellere brandweerrespons brengt hier geen oplossing, omdat het onderzoek ook aantoont dat 104 van de dodelijke slachtoffers al waren overleden vóórdat überhaupt een 112-melding werd gedaan.
De top drie van de belangrijkste brandoorzaken in woningen is al jarenlang min of meer gelijk, al verschuiven de oorzakelijke factoren soms wel van plaats. Falende elektra, koken en roken blijken de belangrijkste bronnen van woningbranden met dodelijke afloop. Een opvallende constatering: in 2011 werd de wettelijk verplichte zelfdovende sigaret ingevoerd, juist om branden als gevolg van smeulende peuken op bed- en meubeltextiel of kleding te voorkomen. Maar toch wordt nog altijd een belangrijk deel van de woningbranden door roken veroorzaakt.
Een belangrijke conclusie van de onderzoekers is verder dat rookmelders weliswaar aantoonbaar bijdragen aan snellere branddetectie en grotere overlevingskansen, maar dat alleen rookmelders voor de doelgroep verminderd zelfredzame senioren niet voldoende zijn om bij brand een veilige ontvluchting te waarborgen. Het koppelen van een automatische blusinstallatie, zoals een woningsprinkler, aan de rookmelder, zou volgens Kobes over een periode van tien jaar kunnen leiden tot een afname van het aantal fatale woningbranden met 105.
Grotere rol menselijk gedrag
Na de presentatie en verklaring van de onderzoekscijfers belicht Marcel van Galen, voorzitter van de landelijke vakgroep Brandveilig Leven, de ontwikkeling van brandveiligheid in de woonomgeving door de jaren heen. Met als rode draad dat de aandacht van het brandweerveld en beleidsmakers in de afgelopen decennia steeds meer is verschoven van prescriptieve brandveiligheid in de bouwregelgeving naar gedragsverandering.
Die kentering voltrok zich vooral in de jaren na 2010. Toen verscheen het kennisdocument ‘De basis van brandveiligheid’, een integrale benadering van het brandveiligheidsvraagstuk waarin ook menskenmerken werden meegewogen. “In diezelfde periode kwamen ook de eerste projecten onder de noemers ‘community safety’ en ‘brandveilig leven’ van de grond,” blikt Van Galen terug. “Gebaseerd op het idee dat mensen met hun eigen gedrag en handelen het brandrisico kunnen verminderen.”
“Neem als voorbeeld rookmelders, waarvoor de brandweer samen met de Nederlandse Brandwondenstichting al jaren actief campagne voert. Vijftig tot zestig procent van de huishoudens heeft volgens onderzoek een rookmelder, maar ze werken niet altijd goed, onder andere omdat batterijen niet worden vervangen. We zien dat een rookmeldercampagne een startpunt is om met mensen in gesprek te raken over brandveiligheid in hun woning. Nu kennen alle veiligheidsregio’s hun eigen actieprogramma’s voor brandveilig leven en de brandweer benut, in samenwerking met maatschappelijke partners, elke kans om burgers via gerichte informatiecampagnes via onder andere sociale media en op publieksmanifestaties bewuster te maken van wat zij kunnen doen om hun woonomgeving brandveiliger te maken. De brandweer gaat meer de straat op.”
Ontvluchten of ‘stay in place’?
Ruud van Herpen, docent Fire Safety Engineering aan de TU Eindhoven, schetst de toekomst van het wonen en de uitdagingen van nieuwe maatschappelijke en bouwkundige ontwikkelingen voor de brandveiligheid in de woonomgeving. Zo hebben de trends op het gebied van duurzaam bouwen in zijn ogen grote gevolgen voor bewoners en voor het handelingsperspectief van de brandweer.
“Woningen worden niet brandveiliger
Hij wijst op de veranderende constructie en inrichting van woningen. Om woningen CO2-neutraal te maken, krijgen ze een luchtdichte schil, die bij het ontstaan van een binnenbrand leidt tot andere brandcondities en snellere ophoping van hitte en rook. Ook de inzetmogelijkheden van de brandweer worden daardoor nadelig beïnvloed. Verder wijst hij op de grote opmars van schone energiebronnen, met zonnepanelen op grote schaal en energie-opslagsystemen op basis van lithium-ion accu’s in woningbatterijen en ‘powerwalls’. “Woningen worden daar niet brandveiliger door,” aldus Van Herpen.
Opmerkelijk is zijn visie op de toekomst van brandveilig bouwen, gerelateerd aan ontvluchting. Als tijdige ontvluchting het zwakke punt is, moeten we volgens Van Herpen nadenken over mogelijkheden om veilig binnen gebouwen te schuilen voor een brand, het ‘stay-in-place’-principe. “Maar daar is dan wel de absolute waarborg voor nodig dat we de brand te allen tijde tot één compartiment kunnen beperken middels automatische blussystemen. En dat met maatregelen als rookdichte scheidingen en overdrukventilatie de verspreiding van rook naar andere delen van het gebouw gegarandeerd wordt voorkomen. Dan kunnen mensen met mobiliteitsbeperkingen in woongebouwen met lange vluchtafstanden veilig in hun eigen woning blijven.”
“Dit concept zou ook een oplossing kunnen bieden voor zorginstellingen, waar met name in de nachtelijke uren soms te weinig personeel en BHV-capaciteit aanwezig is om het gebouw te ontruimen. Dergelijke innovatieve conceptuele oplossingen kunnen veel bijdragen aan een brandveilige woonomgeving. Maar dan moeten we wel anders durven denken en innovatieve bouw- en veiligheidsconcepten durven toepassen. De huidige regelgeving werkt helaas nog remmend op dergelijke initiatieven.”
Lees ook:
– Meer aandacht voor brandveiligheid seniorenwoningen in Den Haag
– Minister Ollongren stuurt Kamerbrief over brandveiligheid seniorencomplexen
– Senioren zouden juist wél de lift moeten gebruiken bij brand