Qua brandveiligheid is een (rijks)monument niet anders dan een ander gebouw. De brandveiligheidsregelgeving stelt dan ook geen extra eisen aan monumentale bouwwerken. Voor een optimaal brandveiligheidsniveau moeten erfgoedbeheerders samen met brandveiligheidsexperts nadenken over de vraag hoe zij de historische en culturele waarde van hun eigendom optimaal kunnen beveiligen. Dat was de kernboodschap van het symposium in Arnhem ‘Monumenten tegen brand beschermd’, dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed onlangs organiseerde.
Nederland telt circa 63.000 rijksmonumenten en nog eens 55.000 gemeentelijke monumenten. Gebouwen van grote cultuurhistorische waarde, die soms ook kostbare collecties herbergen. Ongeveer 30 keer per jaar wordt ergens in Nederland een monumentaal gebouw door brand getroffen. “Een verwoestende brand in zo’n erfgoedobject is een groot verlies”, stelt Peter Entius, crisismanager bij de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, een van de sprekers tijdens het symposium. “In dat opzicht is een brand in een monumentaal pand qua maatschappelijke impact wezenlijk anders dan een brand in een kantoorgebouw of fabriekspand. Als de brandverzekering de schade dekt, wordt zo’n pand herbouwd en kan de business worden hervat, maar voor historische bouwwerken of collecties geldt: ‘weg is weg’.”
Eerlijk gesprek
Daarom moeten erfgoedbeheerders vanuit een eigen brandveiligheidsvisie maatregelen treffen om verlies van gebouwen en collecties in geval van brand te voorkomen. Want op de wetgever moeten zij niet rekenen, constateert Entius samen met onderzoeker Clemon Tonnaer van het Instituut Fysieke Veiligheid. Hun constatering is dat het minimale brandveiligheidsniveau op grond van het Bouwbesluit niet verder gaat dan het waarborgen van de veiligheid van aanwezige personen en het voorkomen van brandoverslag naar de buren. Als voldoende maatregelen zijn getroffen voor tijdige ontvluchting en brandwerende scheidingen met belendingen, voldoet het pand aan de wettelijke vereisten, maar dan kan het gebouw zelf nog steeds tot de grond afbranden.
“De verwachting van erfgoedeigenaren wijkt soms af van de werkelijkheid”, vervolgt Entius. “Zij moeten zelf in actie komen en zichzelf een beeld proberen te vormen van wat hun gebouw en collectie kan overkomen. Wat is het ergst denkbare brandscenario? Omdat brandveiligheid niet hun core business is, zouden ze hierover een eerlijk gesprek moeten voeren met een brandveiligheidsdeskundige. Nodig eens een brandweerexpert uit en loop samen door je gebouw om kritisch te kijken waar de grootste risicobronnen zitten. Wat zou je kunnen doen om te voorkomen dat brand ontstaat of hoe zou je het risico kunnen inperken? Dat kan door het treffen van bouwkundige of installatietechnische maatregelen, maar belangrijk ook is het verhogen van het brandveiligheidsbewustzijn bij gebruikers van het gebouw. Belangrijk: stuur als erfgoedbeheerder niet op basis van wat de wet vraagt, maar op je eigen belang, het behoud van het unieke gebouw. Een goed voorbeeld is het monumentaal pand Dr. Sarphatihuis in Amsterdam, dat nu in gebruik is als verpleeghuis. Daar is gekozen voor een gelijkwaardig oplossing voor het behoud van het monument en de veiligheid van de niet-zelfredzame bewoners.”
Casus Amersfoort
De gemeente Amersfoort is zich bewust van de grote waarde van historische gebouwen in de stad en wil erfgoedbeheerders ondersteuning bieden bij het inzichtelijk maken van brandrisico’s en mogelijkheden om de waardevolle gebouwen beter tegen brand te beschermen. Amersfoort is samen met adviesbureau DGMR, de Veiligheidsregio Utrecht, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en gebouweigenaren een project gestart om de brandrisico’s van monumentale gebouwen via een praktische, gezamenlijke aanpak te analyseren en te beheersen. Sandra Hovens van de gemeente Amersfoort en Björn Peters van adviesbureau DGMR belichtten het project tijdens het symposium.
“In oktober 2007 brandde in de binnenstad de monumentale Elleboogkerk met de daarin aanwezige Armando-kunstverzameling af
In de pilot richten de partners zich op drie middeleeuwse gebouwen met grote culturele waarde in de binnenstad: de Koppelpoort, de Sint Joriskerk en de Sint Aegtenkapel. De stakeholders in het Amersfoortse project weten waarvoor ze het doen, want in oktober 2007 brandde in de binnenstad de monumentale Elleboogkerk met de daarin aanwezige Armando-kunstverzameling af. De brand was niet de directe aanleiding voor het project, maar vormde wel een extra stimulans.
Stappen
Doel van de pilot is het ontwikkelen van een universeel toepasbare methodiek voor risicoanalyse, als tool voor het formuleren van passende beschermingsmaatregelen. Uitvoeringspartner DGMR hanteert de Fire Tech-methode, een in Europees verband ontwikkelde risicoanalysetool. Met die tool worden in vijf stappen de mogelijke brandoorzaken, uitbreidingskansen en maatregelen voor risicoreductie geïdentificeerd. Bij de analyse wordt ook gebruik gemaakt van statistieken van brandoorzaken van de NFPA en diverse Europese landen, een Europese database met onder andere branden in monumentale gebouwen, en de Erfgoedmonitor van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Björn Peters benadrukt dat de geformuleerde maatregelen reëel moeten zijn; de financiële investeringen en de behaalde brandveiligheidswinst moeten in verhouding staan en mogen het monumentale karakter van het gebouw niet aantasten. “Een voorbeeld: in de middeleeuwse stadspoort komt het grootste risico op brand voor rekening van een gaskachel in een aangebouwde atelierwoning. De keuze voor een automatisch blussysteem biedt de beste waarborg voor snelle brandbeheersing en behoud van het gebouw, maar zou voor zo’n relatief klein object een onevenredig grote investering zijn. Een slimmere oplossing is het vervangen van de gaskachel door een veilige moderne cv-installatie. Daardoor wordt de kans op het ontstaan van brand verminderd. Zo stellen we met behulp van de ontwikkelde tool voor elk gebouw een risicoprofiel op en worden mogelijke bouwkundige of technische beschermingsmaatregelen afgewogen tegen de te bereiken risicoreductie.”
De tool maakt in een matrix zichtbaar met hoeveel procent het brandrisico bij een bepaalde gekozen maatregel afneemt. Dit biedt houvast voor de gebouweigenaren bij het nemen van beslissingen binnen het beschikbare budget.
Partijen in gesprek
Tijdens het symposium werd door verschillende sprekers het belang benadrukt van overleg tussen erfgoedbeheerders en de brandweer; niet alleen om advies in te winnen over het beperken van het brandrisico, maar ook om afspraken te maken over hoe te handelen bij een daadwerkelijke brand.
“Tijdens het symposium werd het belang benadrukt van overleg tussen erfgoedbeheerders en de brandweer
Een casus, besproken door Willem Swartjes van de gemeente Meppel en een workshop van Arjan Jansen van Brandweer Amsterdam-Amstelland, maakten duidelijk dat de brandweer geen specifieke kennis van erfgoedobjecten heeft en dat daardoor bij het operationeel optreden onbedoeld en onnodig extra schade aan het historische pand of de kunstvoorwerpen kan ontstaan.
Schultehuis
Het Meppelse voorbeeld heeft betrekking op een brand in het historische Schultehuis in 2012. Het pand brandde grotendeels uit, maar een deel van het historische metselwerk bleef bewaard. Dat had de herstelwerkzaamheden ten goede kunnen komen, maar toen de brandweer uit veiligheidsoverwegingen de in haar ogen onstabiele delen van het gebouw alsnog omver haalde, was de verwoesting compleet.
Hoewel het pand, met behoud van enkele uit het puin geredde oorspronkelijke elementen, in oude stijl werd gerestaureerd, is de historische waarde wel verminderd. Swartjes bepleit dat in beginsel ieder gebouw bij brand als een monumentaal object moet worden beschouwd om onnodige extra schade bij het bluswerk te vermijden. Hij vindt ook dat de cultuurhistorische waarde van een gebouw in het Bouwbesluit zou moeten worden opgenomen, als grondslag voor extra beschermende maatregelen.
“Swartjes vindt dat de cultuurhistorische waarde van een gebouw in het Bouwbesluit zou moeten worden opgenomen
Arjan Jansen van Brandweer Amsterdam-Amstelland besprak in zijn workshop het gebruik van een door het korps ontwikkelde app waarmee kennis over bijzondere objecten in het stedelijk gebied, waaronder ook veel monumenten, wordt gedeeld met de uitrukploegen. Zo weten alle repressieve brandweerlieden wat de bijzonderheden en specifieke risico’s rond die historische bouwwerken zijn. Hij benoemde ook de in Amsterdam gebruikelijke tactiek bij gebouwbranden, waarbij alles dat nog niet brandt naar buiten wordt gesleept. Als zich in die gebouwboedel bij de brandhaard waardevolle kunstartefacten bevinden, kan dat onnodige extra schade opleveren. Het voorbeeld leverde wat discussie op in de zaal, waarbij een vertegenwoordiger van de erfgoedsector zich afvroeg of de brandweer tijdens haar werkzaamheden zomaar kwetsbare kunstvoorwerpen mag verplaatsen.
Deel informatie
Het antwoord is klip en klaar: als de brandweer niet weet wat wel en niet waardevol is en wat de beste handelwijze is als een collectie door brand of bluswater wordt bedreigd, kunnen ze ook niet de juiste dingen doen. Het advies van Jansen luidt dan ook: ‘Drink veel koffie met elkaar! Ga met elkaar in gesprek en deel zoveel mogelijk informatie met elkaar.’
Lees ook:
– Bouwkundige brandveiligheid: hoe controleer je een gebouw hierop?
– Brandwerende isolatie: alle informatie op een rij