Tips voor het in gebruik hebben of houden van een tent voor buurtfeestjes
Brandveiligheid is een zaak die de laatste tijd sterk in ontwikkeling is, daarom is het mogelijk dat de eisen in de loop van de tijd zullen worden aangescherpt.
Voor de goede wijzen wij u erop dat vergunningen kunnen worden verstrekt op grond van de Brandbeveiligingsverordering en de Algemene Plaatselijke Verordening, deze kunnen per gemeente verschillen. Uitgangspunt is echter dat de vergunningsvoorwaarden dezelfde zijn.
Tips voor het in gebruik hebben of houden van een tent voor buurtfeestjes (tot maximaal 50 personen)
Tips voor het in gebruik hebben of houden van een tent voor buurtfeestjes (tot maximaal 50 personen)
A. De open ruimte en de omgeving van de tent
B. Stoffering en versiering
C. Verbod voor open vuur
D. Blusmiddelen
E. Algemeen
Voorwaarden voor het in gebruik hebben of houden van tenten zonder verdiepingen (> 50 personen)
A. De open ruimte en de omgeving van de tent
B. Indeling en constructie van de tent
C. Verlichting, noodverlichting, transparantverlichting en installaties
D. Stoffering en versiering
E. Verbod voor open vuur
F. Blusmiddelen
G. Algemeen
Bijlagen
Bijlage 1
Bijlage 2
A. De open ruimte en de omgeving van de tent.
1. De toegangen tot het terrein en de tent(en) moeten worden vrijgehouden van geparkeerde autos, (brom)fietsen en overige obstakels.
2. De tent(en) moet(en) voor brandweervoertuigen tot op een afstand van minimaal 40 meter bereikbaar zijn.
3. de ligging van de tenten moet met inbegrip van eventuele scheerlijnen enz. zodanig zijn, dat voldoende ruimte beschikbaar is (minimaal 5 meter) voor een snelle en veilige ontvluchting vanuit de tent(en) naar de openbare weg.
4. Brandkranen en andere waterwinplaatsen moeten vrij worden gehouden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen.
B. Stoffering en versiering.
1. Indien er versiering wordt aangebracht, moet tussen het vloeroppervlak en de versiering een vrije hoogte van minimaal 2,50 meter overblijven.
2. Versieringen van papier, dennengroen, weefsels, of andere brandbare stoffen , mogen niet zijn aangebracht.
3. Lopers, matten en dergelijke die in vluchtwegen zijn bevestigd, moeten vast aan de vloer (grond) zijn bevestigd.
C. Verbod voor open vuur.
1. Open vuur in of nabij de tent(en is niet toegestaan met uitzondering van het roken van tabakswaren, mits voldoende asbakken van onbrandbaar materiaal aanwezig zijn.
2. Voor afvalbakken (prullenbakken) mogen uitsluitend dichtwandige metalen bakken worden gebruikt.
D. Blusmiddelen
1. Op het terrein moet op een goed zichtbare en bereikbare plaats een handbrandblusapparaat met een inhoud van 6 kg worden geplaatst.
2. Bij het gebruik op het terrein van pannen of toestellen van bakken en braden, moet een goed sluitende deksel en/of een branddeken aanwezig zijn.
E. Algemeen
1. In, of in de directe nabijheid van de tent(en) moet een aansluiting op het plaatselijke telefoonnet of mobiele telefoon aanwezig c.q. bereikbaar zijn.
2. Aanwijzigen van de met controle belaste ambtenaren moeten op de eerste aanzegging worden uitgevoerd.
Voorwaarden voor het in gebruik hebben of houden van tenten zonder verdiepingen (> 50 personen)
A. De open ruimte en de omgeving van de tent.
1. De toegangen tot het terrein en de tent(en) moeten worden vrijgehouden van geparkeerde autos, (brom)fietsen en overige obstakels.
2. De tent(en) moet(en) voor brandweervoertuigen tot op een afstand van minimaal 40 meter bereikbaar zijn.
3. De ligging van de tenten moet met inbegrip van eventuele scheerlijnen enz. zodanig zijn, dat voldoende ruimte beschikbaar is (minimaal 5 meter) voor een snelle en veilige ontvluchting vanuit de tent(en) naar de openbare weg.
4. De afstand tussen een opstellingsplaats buiten de tent voor een bak- en braadinrichting of bakwagen dient minimaal 5 meter te bedragen
5. De tent(en) moet(en) zonder verdiepingen zijn uitgevoerd.
6. Brandkranen en andere waterwinplaatsen moeten vrij worden gehouden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen.
B. Indeling en constructie van de tent
1. De constructie-materialen van een tent inclusief tentdoek, vaste zijpanelen e.d. moeten:
a. voor het beperken van ontwikkeling van brand, bepaald overeenkomstig NEN 6065, ten minste behoren tot klasse 4 van de in die norm bedoelde bijdrage tot brandvoortplanting.
b. Voor het beparken van het ontstaan van rook, bepaald overeenkomstig NEN 6066 geen grotere rookdichtheid hebben dan 2,2 m
2. Het minimum aantal (nood)uitgangen per tent moet twee bedragen.
3. De vrije breedte van een (nood)uitgang moet minimaal 90 cm bedragen.
4. De vrije hoogte van een (nood)uitgang moet minimaal 200 cm bedragen.
5. Voor elke 90 personen is 100 cm aan vrije (nood)uitgang breedte vereist.
6. De (nood)uitgangen moeten zover mogelijk van elkaar gelegen zijn, met dien verstande dat de loopafstand tot enige uitgang niet groter dan 30 meter mag zijn.
7. De paden naar de (nood)uitgangen moeten over een breedte van tenminste twee meter worden vrijgehouden van obstakels. Dit geldt ook voor de buitenzijde van de tent(en).
8. Een hoogteverschil van meer dan 21 cm tussen de vloer en de tent en het aansluitende terrein ter plaatse van de uitgangen, moet zijn overbrugd door een trap of hellingbaan; de breedte moet tenminste gelijk zijn aan de breedte van de uitgang, vermeerderd met 50 cm. De trap of hellingbaan moet steeds voldoende stroef zijn.
9. De (nood)uitgangen moeten met één handeling (zonder gebruik te maken van losse voorwerpen) over de volle breedte te openen zijn en draaien in de richting van de vluchtroute.
10. De tent(en) moet een door of vanwege de commandant van de brandweer goedgekeurd opstellingsplan bezitten. Het opstellingsplan moet voldoen aan de uitgangspunten zoals beschreven in bijlage 1.
C. Verlichting, noodverlichting, transparantverlichting en installaties
1. Direct boven de (nood)uitgang(en) van de tent(en) moet een transparantverlichting worden aangebracht met het opschrift UIT c.q. NOODUIT of pictogram, één en ander conform NEN 6088. De transparantverlichting moet binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor electriciteit overschakelen op een noodstroomvoorziening.
2. De transparantverlichting moet goed zichtbaar zijn en permanent branden indien er publiek aanwezig is.
3. Er moet een noodverlichtingsinstallatie zijn aangebracht die is aangesloten op een voorziening voor noodstroom die binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor electriciteit gedurende tenminste 30 minuten een verlichtingssterkte kan geven van tenminste 1 lux op de vloer gemeten.
4. Voor de verlichting mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van electrische verlichting.
5. De electrische gloeilampen, schijnwerpers, enz. moeten zodanig zijn opgehangen, geplaatst of beschermd, dat zij onder geen omstandigheid met brandbare goederen of stoffen in aanraking kunnen komen.
6. De electrische installatie moet voldoen aan het gestelde in NEN 1010.
7. Kachels of verwarmingselementen met open vuur, open gloeidraden of open verwarmingselementen zijn verboden.
8. Het is verboden verplaatsbare ruimte verwarmingstoestellen, straalkachels en direct gestookte hete luchtkanonnen in de tent(en) te doen of laten gebruiken.
9. Brandbare vloeistoffen en gassen, alsmede licht brandbare stoffen, mogen niet in de tent(en) aanwezig zijn. De opslag van deze stoffen moet tenminste 5 meter van de tent(en) zijn gesitueerd.
10. Tijdelijke gasinstallaties voor verwarming en kookdoeleinden mogen maximaal 10 meter vanaf een niet vast opgesteld verbruikstoestel worden geplaatst. Indien de verbinding door middel van een slang plaatsvindt, dan moet dit een GIVEG goedgekeurde slang zijn. De slang moet met deugdelijke slangklemmen op de slangpilaren bevestigd zijn.
11. De opstelling van een kooktoestel moet brandveilig zijn.
12. Daar waar het gevaar bestaat dat over gasleidingen gelopen wordt, moeten deze beschermd worden door houten lijsten die als een slangenbrug zijn uitgevoerd.
D. Stoffering en versiering
1. Indien er versiering wordt aangebracht, moet tussen het vloeroppervlak en de versiering een vrije hoogte van minimaal 2,50 meter overblijven.
2. Versieringen van papier, dennengroen, weefsels, of andere brandbare stoffen, mogen niet zijn aangebracht, tenzij wordt voldaan aan de uitgangspunten als bedoeld in bijlage 2. Door middel van een certificaat of kwaliteitsverklaring moet worden aangetoond dat aan deze uitgangspunten wordt voldaan.
3. Lopers, matten en dergelijke die in vluchtwegen zijn bevestigd, moeten vast aan de vloer (grond) zijn bevestigd.
E. Verbod voor open vuur.
1. Open vuur in of nabij de tent(en is niet toegestaan met uitzondering van het roken van tabakswaren, mits voldoende asbakken van onbrandbaar materiaal aanwezig zijn.
2. Voor afvalbakken (prullenbakken) mogen uitsluitend dichtwandige metalen bakken worden gebruikt.
F. Blusmiddelen
1. Bij elke (nood)uitgang moet op een goed zichtbare en bereikbare plaats een handbrandblusapparaat zijn aangebracht met een inhoud van tenminste 6 kg. De minimale dekking van het aantal blussers in de tent dient tenminste één per 200 m2 te bedragen.
2. Bij het gebruik op het terrein van pannen of toestellen van bakken en braden, moet een goed sluitende deksel en/of een branddeken aanwezig zijn, alsmede een daarvoor geschikt handbrandblusmiddel met een inhoud van tenminste 6 kg.
G. Algemeen
1. In, of in de directe nabijheid van de tent(en) moet een aansluiting op het plaatselijke telefoonnet of mobiele telefoon aanwezig c.q. bereikbaar zijn.
2. Gedurende de tijd dat personen in de tent aanwezig zijn, moet een voor de naleving van eisen van de vergunning verantwoordelijk persoon aanwezig zijn die de aanwijzingen van de met controle belaste ambtenaren op eerste aanzegging uitvoert of doet uitvoeren.
Bijlage 1.
1. Opstellingsplannen
1. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen een vrije ruimte aanwezig zijn van ten minste 40 cm, gemeten tussen de loodlijnen door de elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen.
Indien in een rij tussen de zitplaatsen tafeltjes zijn geplaatst, moet de genoemde vrije ruimte te plaatse van de tafeltjes doorlopen.
2. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moeten, indien een rij meer dan 4 stoelen bevat en 4 of meer rijen achter elkaar zijn geplaatst, deze zo zijn gekoppeld dan wel aan de vloer zijn bevestigd dat deze ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.
De stoelkoppeling moet ten genoegen van burgemeester en wethouder zijn uitgevoerd.
3. Een rij zitplaatsen die slechts aan één einde op een gangpad of uitgang uitkomst, mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten.
4. Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of uitgang uitkomt, mag ten hoogste bevatten:
– 16 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen kleiner is dan 45 cm;
– 32 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 45 cm;
– 50 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 45 cm en er bovendien aan beide einden van de rijen per 4 rijen een uitgang met een breedte van tenminste 1,10 meter aanwezig is.
5. Meubelen en voor aankleding of versiering dienende voorwerpen op en op minder dan 2,50 meter hoogte boven de vloer van het object c.q. objecten waarin personen verblijven voor meubelen gemeten bij gebruik daarvan in loodrechte projectie op de vloer van het object c.q. objecten slechts een zodanige ruimte beslaan dat ten minste:
– 0,25 m2 vloeropppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor geen zitplaats aanwezig is;
– 0,30 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die zodanig is of is aangebracht dat deze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen;
– 0,50 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor ieder persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die niet zodanig is of is aangebracht dat deze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen.
6. Meubelen en voor aankleding of versiering dienende voorwerpen op en op minder dan 2,50 meter hoogte boven de vloer van het object c.q. objecten waarin personen verblijven, moeten indien de vrije vloeroppervlakte minder dan 0,50 m2 per persoon bedraagt, zodanig zijn aangebracht dat zij ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.
7. Van het object c.q. objecten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven dient ten genoegen van burgemeester en wethouder een opstellingsplan aanwezig te zijn.
Bijlage 2.
2. stoffering en versiering
1. Stoffering en versiering moeten vrijgehouden worden van spots en andere warm wordende apparatuur, waarvan de oppervlaktetemperatuur meer dan 80 graden Celcius bedraagt.
2. Vloer- en trapbedekkingen in vluchtwegen en in ruimten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven moeten zodanig zijn aangebracht dat zij niet kunnen verschuiven, omkrullen of oprollen en mogen in generlei opzicht gevaar voor uitglijden, struikelen of vallen kunnen veroorzaken.
3. Gordijnen en andere verticale stofferingen in ruimten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven moeten 0,10 meter vrij van de vloer worden gehouden.
4. Tussen het vloeroppervlak van een ruimte en de aangebrachte versiering moet een vrije ruimte van minimaal 2,50 meter overblijven. Deze versiering mag niet gemakkelijk ontvlambaar zijn, in geval van brand mag géén druppelvorming plaatsvinden.
5. Met brandbaar gas gevulde ballonnen mogen niet aanwezig zijn.
6. De toe te passen, verticaal op te hangen textielproducten moeten in vluchtwegen en in ruimten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven, een navlamduur hebben van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden, bepaald volgens de normen NEN en ISO 6940 en 6941, uitgaven 1995.
7. De toegepaste bekledingsmaterialen moeten voldoen aan:
– NEN 1775, uitgave 1991, klasse T1 t.b.v. vloeren;
– NEN 6065, uitgave 1991, klasse 2 t.a.v. overige aankleding en versiering;
– NEN 1722, uitgave 1986 en NEN 1722a (aanvulling op NEN 1722), uitgave 1988, klasse niet gemakkelijk ontvlambaar t.a.v. gordijnen;
– NEN 1775, uitgave 1991 en NEN 1775/C2, uitgave 1992, klasse T1 ten aanzien van vloeren;
– NEN 6065, uitgave 1991 en NEN 6065/C1, uitgave 1992, klasse 2 ten aanzien van de overige aankleding en versiering;
– De eis ten aanzien van gordijnen van een navlamduur van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden, bepaald volgens NEN en ISO 6940 en 6941, uitgaven 1995.
8. Door middel van een certificaat moet worden aangetoond dat de toegepaste materialen aan de in 2.6 en 2.7 genoemde voorwaarden wordt voldaan.
Bron: Triade Tent & Party Rent