Bij de branden van tegenwoordig is sprake van een veel grotere rookverspreiding dan vroeger. Dit betekent dat vluchten uit een brandend gebouw steeds moeilijker wordt en dat de brandweer regelmatig moet helpen bij het ontruimen. Rookverspreiding is daardoor een probleem geworden waar niemand meer omheen kan.
Vandaar dat de Brandweeracademie onderzoek heeft gedaan naar rookverspreiding in een woongebouw met inpandige gangen. De rook kan zich verspreiden naar andere woningen en het vluchten ernstig belemmeren. Bij dit onderzoek is de in Nederland meest verkochte bank als testobject gebruikt. De keuze is op een bank gevallen, omdat uit statistieken blijkt dat brand in een bank of matras tot de meeste slachtoffers leidt. Vandaar dat de brandweer zich (ook internationaal) druk maakt over de brandbaarheid en rookproductie hiervan. Door beleidsmakers worden het voorkomen van de rookproductie en het beperken van de verspreiding van rook echter nog steeds gezien als twee separate onderwerpen, beheerd door verschillende ministeries.
Het onderzoek naar rookverspreiding heeft onmiskenbaar aangetoond dat maatregelen die de rookverspreiding beperken, alleen goed werken – met name voor kwetsbare ouderen – als er ook maatregelen genomen worden om de rookproductie te beperken. Er is dus een combinatie van maatregelen noodzakelijk. Kan dan volstaan worden met het aanpakken van de producten die een grote rookproductie veroorzaken, zoals banken en matrassen? Want als er geen of nauwelijks rook geproduceerd wordt, hoeft de verspreiding van rook ook niet tegengegaan te worden. Branduitbreiding en rookontwikkeling zo dicht mogelijk bij de bron aanpakken, heeft het meeste effect. In theorie is dit juist, maar in praktische zin onuitvoerbaar. Er zijn té veel onderdelen van de inventaris die brandbaar zijn en rook veroorzaken. Daarom: pak de rookproductie én de rookverspreiding aan.
Pak de rookproductie én de rookverspreiding aan
Een van de beleidsuitgangspunten is dat er zo min mogelijk voorgeschreven wordt ten aanzien van de brandveiligheid achter de voordeur. De overheid heeft respect voor de privacy van burgers. Dat is een verdedigbaar streven, ware het niet dat er daarbij vanuit wordt gegaan dat als bewoners geen oog hebben voor de brandveiligheid in hun eigen woning, de gevolgen van een eventuele brand ook beperkt blijven tot die woning. Dit gaat in de praktijk niet op, blijkt uit ons onderzoek. De experimenten tonen aan dat slechts één brandende bank in een kamer fataal kan zijn voor bewoners van andere woningen in het woongebouw. Is het principe van eigen verantwoordelijkheid achter de voordeur wel vol te houden? Of moeten er van rechtswege misschien toch eisen gesteld worden aan de brandbaarheid en rookontwikkeling van matrassen en banken in woningen?
Tussen wetenschap en beleid zit altijd spanning. Steeds vaker willen we dat beleid wetenschappelijk onderbouwd wordt. Maar als dit niet strookt met het beleid, wordt het lastig. Zo heeft de Rijksoverheid aangegeven geen voorstander te zijn van aparte brandveiligheidsmaatregelen voor kwetsbare personen zoals ouderen, maar liever algemeen geldende brandveiligheidsvoorschriften te hanteren. Kijkend naar het onderzoek naar rookverspreiding is het de vraag of deze benadering wel gerechtvaardigd is. Het is immers gebleken dat maatregelen soms wel leiden tot betere vlucht- en overlevingsmogelijkheden voor de gemiddelde bewoner van een woongebouw, maar niet of slechts zeer beperkt voor kwetsbare bewoners. En juist deze groep is oververtegenwoordigd in de statistieken van fatale woningbranden. Bovendien neemt het aantal kwetsbare bewoners de komende jaren toe. Vandaar dat ik een oproep doe om deze voorschriften te evalueren. Het wordt tijd dat we de kraan dichtdraaien en dan pas gaan dweilen.
René Hagen is lector brandpreventie bij het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV)