In mijn vorige column schreef ik over verbazing. Ik hoop dat het u gelukt is om u eens te verbazen. Tijdens het nadenken over deze column constateer ik tevreden dat mijn tuin eindelijk wat groener wordt. Het ontkiemen liet dit jaar erg lang op zich wachten. Voor mijn gevoel liep ik vorig jaar al weken in korte broek en op slippers door een groene tuin. Of ben ik, klimaatadaptief, misschien gewend geraakt aan een vroeg warm voorjaar en een groene tuin in maart?
Meteen gaan mijn gedachten uit naar de effecten van het veranderende klimaat. Die focus op effecten binnen risico’s zie je in veel discussies terug, zeker als het gaat over crisistypen als overstromingen, extreem weer en droogte. We hebben immers nu met de effecten van een veranderend klimaat te maken. Een logische en makkelijke reflex is dan om die effecten te proberen te beperken. Daar kun je namelijk direct invloed op uitoefenen.
Moelijker en indirecter is het om iets aan de verandering oftewel de kiem (bron) van die verandering te doen. Welke invloed kun je (als individu) uitoefenen op die bron? Het nut daarvan zie je vaak niet terug. Het draagt bij aan het grotere doel, maar dat grotere doel is niet direct zichtbaar. Of je bent niet altijd in staat om er iets aan te doen. De energietransitie brengt kosten met zich mee en niet iedereen heeft hiervoor de financiële ruimte. En wat is de sociale norm? Als mijn omgeving het niet doet, waarom zou ik het dan wel doen? Als stimuleren niet afdoende werkt, lijkt reguleren of dwingend veranderen de methode die wordt gehanteerd. Of dat een goede manier is, laat ik hier in het midden.
Die focus op effecten of het beperken van de effecten is ook de traditionele aanpak binnen de brandveiligheid. Onze brandveiligheidsregelgeving kent voornamelijk effectmaatregelen die het ontstaan van brand, een bepaalde branduitbreiding, rookontwikkeling en dus omvang van de brand toestaan. De focus ligt daardoor niet of nauwelijks op de bron, de brand zelf. Net als bij het klimaat veranderen de bron en de omstandigheden. Andere branden in combinatie met veranderende omstandigheden leiden tot andere effecten. Moeten we het, naast het beperken van de effecten, dan niet meer hebben over welke bron (brand) we acceptabel vinden? Ik denk van wel.
Neem de woonomgeving: diverse onderzoeken (nationaal en internationaal) laten zien dat door de veranderde omstandigheden de vluchtveiligheid en overleefbaarheid voor personen in de woning, maar ook voor personen in omliggende woningen, drastisch zijn afgenomen. Daarnaast zijn we onder invloed van de energietranstie (elektrificatie) in hoog tempo het aantal potentiële ontstekingbronnen in de woonomgeving aan het verhogen. Een deel van die ontstekingsbronnen (batterijen en accu’s) kan ook nog eens in een ongecontroleerd thermisch proces raken. Hierdoor zijn ze een gegarandeerde, zelfonderhoudende, escalerende en niet of nauwelijk te stoppen ontstekingsbron! Het is toch raar dat we dit schijnbaar achteloos accepteren en vervolgens vooral discussiëren over het beperken van de effecten van deze veranderingen?
Bij veranderende omstandigheden moet het ook gaan over de bron en het beperken daarvan, in plaats van alleen te focussen op de effecten. Anders wordt het dweilen met de kraan open.
Lieuwe de Witte, Lector Brandveiligheidskunde (NIPV)