Als de NEN-studiedag ‘Brandveiligheid gevels’ één ding aantoont, dan is dat wel dat niet alles is te vatten in standaard regels. En dat er een integrale benadering nodig is voor het realiseren van brandveilige gevels. ‘De praktijk is namelijk altijd weerbarstiger’.
De brand in de Londense Grenfell Tower, waarbij 71 doden vielen, heeft in veel opzichten de wereld wakker geschud. Ook de Nederlandse overheid. Zo heeft minister Ollongren van Binnenlandse Zaken op 30 november 2018 alle gemeenten in een brief opgeroepen de meest risicovolle gebouwen te inventariseren. En er vervolgens op toe te zien dat eigenaren van deze gebouwen onderzoek uitvoeren naar de brandveiligheid van de gevels en indien noodzakelijk maatregelen nemen om de veiligheid te waarborgen.
“Het is een eerste ruwe indicatie, het is een startpunt van waaruit je verder onderzoek moet doen.”
Risicotool Brandveiligheid gevels
“Om gemeenten te helpen bij het opsporen van risicovolle gebouwen is er de risicotool ‘Brandveiligheid gevels’ ontworpen”, stelt Rudolf van Mierlo van DGMR.
De risicotool bestaat uit:
- Een spreadsheet met vier gevelkenmerken: waar bestaat het buitenblad uit en is er spouwonderbreking
- Vijf gebouw(gebruik)kenmerken: bijvoorbeeld wat is de gebruiksfunctie? Wat is de hoogte en zijn er extra voorzieningen?
“Voor elk van deze kenmerken moet een waarde worden gegeven uit een korte lijst opties. Op basis van deze invoer krijgt een gebouw een indeling in een van de vier mogelijke categorieën:
- Rood
- Oranje
- Geel
- Groen
In deze volgorde symboliseren de kleuren een aflopend potentieel risico”, aldus Van Mierlo.
Makkelijke eerste quickscan
Volgens Van Mierlo zorgt de tool voor een makkelijke eerste quickscan voor gebouwen met een zorgfunctie die hoger dan 13 meter zijn en voor gebouwen hoger dan 20 meter met een woonfunctie en gebouwen met een logiesfunctie. Gevels met aan de buitenzijde beton of baksteen vallen buiten de risicobeoordeling, legt Van Mierlo uit. “Het kan met weinig brandtechnische kennis worden uitgevoerd. Stap op de fiets, inspecteer de gebouwen en voer de bevindingen in via de tool; dat is alles. Er rolt vanzelf een beoordeling uit.” Op basis van die beoordeling kan nader onderzoek worden gedaan. Van Mierlo: “Het is een eerste ruwe indicatie, het is een startpunt van waaruit je verder onderzoek moet doen.”
De fiets? Nee
Bij de gemeente Rotterdam liepen ze voorop en hun stappen hebben onder meer geleid tot de invulling van de tool. “Met de fiets? Nee. Wij hebben de gebouwen in eerste instantie geïnventariseerd op basis van Gemeentelijk Informatie Systeem (GIS). Hierin staan de gebouwkenmerken, zoals de hoogte en de functie van het gebouw. Daarop hebben we gefilterd en pas daarna zijn we samen met de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de weg opgegaan voor inspectie van de gebouwen”, aldus Victor Termijn van de Gemeente Rotterdam.
Werkwijze gemeente Rotterdam
Eerste selectie: tientallen gebouwen
- Eerst zijn de eigen gemeentelijke gebouwen bekeken, waarin wordt geslapen.
- Daarna volgde de eerste selectie van particuliere panden; zorgpanden hoger dan 40 meter en alle gebouwen hoger dan 100 meter.
Tweede selectie: honderden gebouwen
- Gebouwen hoger dan 15 meter met zorgfunctie onderzocht en andere gebouwen met een slaapfunctie hoger dan 40 meter.
Wat zijn we tegengekomen?
- Een zorgpand waarbij de gevel volledig is uitgevoerd met brandbaar plaatmateriaal.
- Gebouwen waar de gevel wel goed was, maar waar in het gebouw zelf andere zaken niet op orde waren.
- Van alle gebouwen die op basis van de invoer werden ingedeeld in de categorie rood zijn de eigenaren uitgenodigd voor een gesprek.
Termijn: “Die gesprekken gaan wij heel constructief aan. We geven uitleg over de aanleiding van ons onderzoek, over het risicogericht kijken naar het pand en over de Europese brandclassificatie voor gevels. Brandklasse B plus brandklasse B hoeven namelijk niet altijd te betekenen dat de totale opbouw van de gevel ook brandklasse B behaald. Tot slot adviseren wij de eigenaar een deskundige in te schakelen.” Maar wat doet de gemeente als de gebouweigenaar niet wil meewerken en niet wil veranderen, bijvoorbeeld omdat hij of zij voldoet aan het Bouwbesluit? Termijn wil daar tijdens de NEN-studiedag niet direct op antwoorden, omdat hij niet op de zaken vooruit wil lopen. Wel zegt hij dat de gemeente voorbereidingen treft om de eigenaren van de diverse ‘rode gebouwen’ mogelijk te zullen aanschrijven.
‘Artikel 1b van de Woningwet zegt dat het gebouw moet voldoen aan het Bouwbesluit. Maar ik denk dat maximaal 5 procent van alle gebouwen voldoet aan het Bouwbesluit’
Slechte gevel, goed gebouw
Een gebouw met een slechte gevel kan volgens het Bouwbesluit wel een goed gebouw zijn, wordt duidelijk tijdens de studiedag in Nieuwegein.
Een voorbeeld
Een brandklasse B buitenschil wordt gecombineerd met dunne kunststofisolatie (PIR) erachter en nauwelijks onderbrekingen in de spouw. Kan dat zomaar? Ja, volgens het huidige Bouwbesluit wel. “Op papier kan het allemaal kloppen, maar de uitvoering moet ook op orde zijn”, zegt Nico Scholten, senior expert van het Expertisecentrum Regelgeving Bouw hierover. De doelen van de Woningwet worden in het Bouwbesluit met een aantal subdoelen geborgd:
- De brand mag niet uitbreiden naar andere percelen
- Het gebouw moet standhouden
- Brand en rook moeten beperkt blijven tot een deel (compartiment) van het gebouw
- De vluchtroutes moeten intact blijven
- Hulpverleners moeten over veilige aanvalsroutes kunnen beschikken.
“Baseer de beoordeling onder meer op het brandgedrag van de hele gevelconstructie en kijk naar de opbouw van de gevel"
Wet Kwaliteitsborging
“Artikel 1b van de Woningwet zegt dat het gebouw moet voldoen aan het Bouwbesluit. Maar dat is lang niet altijd het geval. Ik denk dat slechts 5 procent van alle gebouwen in Nederland voldoet aan het Bouwbesluit.” De kern van het probleem ligt onder meer in de beperkte kennis over brandveiligheid in de bouwsector. “Bouwen is een integraal proces van verschillende disciplines. Maar in het onderwijs is nauwelijks aandacht voor brandveiligheid”, aldus Scholten. De nieuwe Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (ligt nog bij de Eerste Kamer) zou de situatie kunnen veranderen.
De praktijk is weerbarstiger
In het wetsvoorstel is opgenomen dat aannemers aansprakelijk zijn voor gebreken, ook als deze pas na de oplevering worden ontdekt. Ook wordt er gekeken of er scherpere richtlijnen kunnen komen voor de borging van de brandveiligheid van gevels. Nu staat in het Bouwbesluit 2012 alleen dat een gevel een uitwendige scheidingsconstructie is, niet zijnde het dak. Daarbij worden er eisen gesteld aan het materiaalgedrag en het constructiegedrag. Scholten: “We hebben alles in standaardmodellen gegoten en standaard afspraken gemaakt, maar de praktijk is vaak weerbarstiger. Daar moet meer aandacht voor zijn, net als dat er meer aandacht moet zijn voor kennis en kunde en voor een integrale benadering.”
Afhankelijk van veel factoren
In de praktijk komt men vaak bijzondere gevallen tegen, zo blijkt uit de presentatie van Van Mierlo van DGMR. “Zink is op zichzelf niet brandbaar. Maar zink smelt wel bij 420 graden Celsius. Bij een brand heeft een pand met een gevel van zink, die vaak is bevestigd op een constructie van hout, dus feitelijk geen toplaag meer en ligt de brandbare kern bloot.” Van Mierlo wil er maar mee zeggen dat een brandveilige gevel afhankelijk is van veel factoren.
Integrale benadering
Ook hij is daarom voorstander van een integrale benadering. “Baseer de beoordeling onder meer op het brandgedrag van de hele gevelconstructie en kijk naar de opbouw van de gevel. Het risico is groot wanneer er veel brandcompartimenten tegelijkertijd door de gevelbrand bedreigd worden en als de vluchtmogelijkheden worden beperkt door de eigenschappen van het gebouw en door de aard van de aanwezigen.” In dat geval moet er gekeken worden naar verbeteropties. “Kies andere materialen, een andere opbouw, zorg voor onderbrekingen in de gevel of spouw of beperk de spouwtoegang.”