Het gebruik van blusschuim met fluorcomponenten staat al een aantal jaren ter discussie. Dat heeft vooral te maken met het feit dat fluor een negatief effect heeft milieu en gezondheid. Transitie naar fluorloze varianten lijkt dan ook onvermijdelijk. Deze transitie is niet een door gebruikers gewilde verandering, maar door de regelgever opgelegd. Kees Kappetijn geeft 10 thema’s waar een bedrijf juridische helderheid van het bevoegd gezag mag vragen.
Traditioneel blusschuim bevat fluor-bestanddelen. Dat maakt het uitermate geschikt voor bestrijding van vooral grote vloeistofbranden. Het is echter ook slecht voor gezondheid en milieu en het breekt niet of nauwelijks af. De communis opinio is dat toepassingen met fluorbestanddelen moeten worden uitgefaseerd en dat fluorloze varianten het moeten overnemen, ook in blusschuim.
Gevolgen transitie
Op voorstel van één of meerdere lidstaten legt Europa de lijn vast, de landen volgen in de uitvoering. Dit kan grote gevolgen hebben voor organisaties die hun veiligheidsbeleid mede vorm geven met schuimvormend middel (SVM) in stationaire en/of mobiele voorzieningen. Van de fluorhoudende schuimen zijn de kwaliteiten en capaciteiten bekend. Blus- en koelinstallaties zijn daarop gedimensioneerd. Van fluorloze schuimen is nog niet alles bekend. Soms zijn testresultaten goed en bemoedigend, evenzogoed blijken ze soms slechter en minder stabiel. Helder is al wel dat, zowel voor stationaire als voor mobiele toepassing het complete toepassingsconcept geëvalueerd moet worden. Voor bedrijven kan dat betekenen dat alle aspecten van het systeemontwerp weer ter discussie staan. Opslagvolumes, leidingdiameters, pompcapaciteiten, mengverhoudingen, toepassingswijzen en applicatie, werkingstijden, enzovoort. Voor brandweren geldt hetzelfde voor voertuigen en voorraad-dragers. Steeds met dezelfde vragen: levert een alternatieve schuimsoort zonder fluor een vergelijkbare prestatie bij de bestrijding van een brand? En zo ja, op welke aspecten moet een systeem daarvoor worden aangepast?
Impact op veiligheidsbedrijfsvoering
Een schuimtransitie is vaak ingrijpend, heeft impact op de totale veiligheidsbedrijfsvoering en kan kostbaar zijn door zowel de vervanging van systemen als wat betreft het afvoeren van oud product en de schoonmaak van bestaande systemen. Vanwege de mogelijke impact moet de transitie gebaseerd kunnen zijn op vastgestelde en toekomstvaste juridische kaders. Voor organisaties met een BRZO-status worden die kaders gesteld in wet- en regelgeving en de daarmee verbonden vergunning- en aanwijsdocumenten. Voor het gebruik van blusschuim (stationair of mobiel) bij BRZO-bedrijven zijn omgevingsdienst en veiligheidsregio primair uitvoerders voor het bevoegd gezag. Ze bepalen niet hoeveel van een bepaald SVM vereist is, dat doen bedrijven zelf in allerhande scenario-uitwerkingen. Ze stemmen echter wel in met een beveiligingsconcept, waarvan een schuimtype en de schuimtoepassing deel uitmaakt. Verandert schuimtype of schuimtoepassing, dan kan dat effect hebben op het totale beveiligingsconcept.
Verandering van SVM mag niet leiden tot een laagwaardiger, minder effectief of trager te realiseren veiligheidsniveau. Het bedrijf moet aantoonbaar maken dat met een verandering toch een vergelijk-baar niveau behouden blijft. Dit is niet alleen een compliancy-thema, maar ook een verzekeringsissue. Aan het veiligheidsconcept met het originele fluorhoudende SVM is een risicokwalificatie voor behoud van assets verbonden. Als een ander SVM een ander brandbestrijdingsverloop laat zien, staan daarmee ook de waarde en het behoud van de assets en de continuïteit van de bedrijfsvoering ter discussie.
Rol bevoegd gezag
Een bedrijf zal een transitietraject zelf vormgeven, de Management of Change-procedure (MoC) die onderdeel is van het Veiligheids Beheer Systeem (VBS) biedt daarvoor een goede basis. Maar een bedrijf mag naar het bevoegd gezag kijken om de formele kaders voor een dergelijke grote verandering te vernemen. De transitie is niet een door gebruikers gewilde verandering, maar door de regelgever opgelegd. In dat geval mag een beleidskader voor de transitie worden gevraagd. In de wereld van omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s (voor BRZO-bedrijven aangevuld met Arbeidsinspectie en Drinkwaterbedrijven) zijn dergelijke beleidskaders nog niet breed beschikbaar. Daarom doe ik een voorzet met 10 thema’s waar een bedrijf juridische helderheid van het bevoegd gezag mag vragen.
Certificatie
De SVM-wereld zit niet stil. Er worden zijn steeds meer en steeds grotere tests van fluorloze SVM-soorten gehouden. En de stoffen waarop wordt getest, nemen ook toe. Belangrijke vraag voor gebruiker, bevoegd gezag en verzekeraar is welke betekenis aan een bepaalde certificering zou moeten worden gegeven. En wat er in bepaalde gevallen dan precies gecertificeerd is? Advertenties van leveranciers zijn inmiddels ronkend in hun boodschappen: ‘Ons schuim is fluor-vrij en alcohol-resistent en gecertificeerd volgens EN-1568 (kwaliteit), LASTfire (tankoplag), IMO (maritiem) en/of ICAO (luchtvaart) en is ook UL162-listed (industrie schuimstandaard)’.
Maar wat van die informatie kan ik meenemen in de transitie op mijn locatie? En hoe kijken bevoegd gezag en verzekeraar tegen die informatie aan? Als oude voorraden en systemen worden gesaneerd en vervangen door nieuwe met deze etiketten, zit ik dan automatisch goed? Of blijft er een opgave om de goede werking op de stoffen en de applicatiewijze van het eigen bedrijf te testen?
Uitspraken van bevoegd gezag (extern) en verzekeraar (intern) zijn een must om grote investeringsbeslissingen te kunnen ondersteunen.
Afronding
Een schuimtransitie kan voor een bedrijf een mega-operatie worden. Het gaat om vernieuwing, vervanging, reiniging, afvoer van oud product. Beleid voor ITO (Inspectie, Testen en Onderhoud) en werkprocedures voor de (bedrijfs)brandweer moeten tegen het licht gehouden worden. De zoektocht betreft het bepalen van een nieuwe balans in het veiligheidsbeleid. En het proces kan overleg vragen met veel interne en externe stakeholders, waaronder bevoegd gezag en verzekeraars. Er is bijna nooit een simpele oplossing via één-op-één vervanging. En zonder kaders over de omgang met tests en certificeringen blijft het lang zoeken.
Helderheid over juridische kaders vanuit de positie van het bevoegd gezag is een belangrijke hoeksteen in een dergelijk proces. Niet omdat bedrijven pas bewegen als het echt niet anders meer kan, maar omdat de change zo veelomvattend en kostbaar kan zijn.
Kees Kappetijn is adviseur bij Kappetijn Safety Specialists
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.