Er is in de markt veel discussie over de eisen aan spraakverstaanbaarheid van ontruimingsalarminstallaties. De eisen aan spraakverstaanbaarheid gelden voor de ‘gesproken woord’ ontruimingsalarminstallaties, de zogenaamde type A-installaties. In NEN 2575-2:2012 staan deze eisen omschreven in de vorm van te meten STI-waarden. In de vorige versie van de norm gold enkel een eis ‘verstaanbaar voor personen met een gemiddeld gehoor’.
In dit artikel worden de eisen, mogelijkheden en knelpunten aangehaald, met als doel om een discussie omtrent spraakverstaanbaarheid op gang te brengen.
Wat is spraakverstaanbaarheid?
Spraakverstaanbaarheid is hoe duidelijk een boodschap overkomt bij de luisteraar.
Hoe wordt de spraakverstaanbaarheid bepaald?
NEN 2575-2:2012 beschrijft hoe de prestatie-eis voor de spraakverstaanbaarheid wordt beoordeeld. Dit is aan de hand van de spraaktransmissiekwaliteit, oftewel de Speech Transmission Index, afgekort STI. Deze wordt bepaald conform NEN-EN-IEC 60268-16. De meest praktische uitvoeringsmethode om te gebruiken is de STIPA-meetmethode. We gaan er voor de verdere uitwerking dan ook vanuit dat we de STIPA-meetmethode hanteren.
Wanneer is een STIPA-meting noodzakelijk?
Conform NEN 2575-2:2012 is een STIPA-meting altijd noodzakelijk om de spraakverstaanbaarheid aan te tonen.
Wat zijn de eisen aan de resultaten van een STIPA-meting?
De gemiddelde waarde gemeten over alle ruimten gelegen binnen een ontruimingsgebied moeten een minimale STI-waarde hebben van 0,5, waarbij de minimumwaarde per ruimte gelegen binnen een ontruimingsgebied 0,45 is. Indien dit niet overal gehaald wordt, geeft NEN 2575:2012 mogelijkheden om van de eerdergenoemde waarden af te wijken waarbij minimaal 90 procent van het ontruimingsgebied en iedere ruimte met een vloeroppervlak groter dan 10 m2 moet voldoen aan de gestelde STI-waarden.
Kunnen de eisen aan de spraakverstaanbaarheid uitgesloten worden?
Nee, in basis niet. Wel kan volgens NEN 2575-2:2012 blijken dat in zeer galmende ruimten zoals stations en tunnels waar een hoog omgevingsgeluidsdrukniveau aanwezig is, de gestelde eisen onrealiseerbaar zijn. De norm geeft aan dat er dan vooraf in overleg met de betrokken partijen voor de desbetreffende ruimte een gelijkwaardig veiligheidsniveau bepaald dient te worden. Hierbij wordt dan bedoelt ‘het verlagen van de eisen’ en niet het uitsluiten hiervan.
Zijn gebouwen op basis van NEN 2575:2004 onveilig?
NEN 2575:2004 spreekt over ‘verstaanbaar voor personen met een gemiddeld gehoor’. Hier werden dus nog geen eisen gesteld aan de spraakverstaanbaarheid. Zijn gebouwen waar een ontruimingsalarminstallatie met gesproken woord in zit die is aangelegd conform NEN 2575:2004 dan onveilig? Het simpele antwoord hierop is: nee. Maar toch blijven we vandaag de dag vasthouden aan de STI prestatie-eis met spraakverstaanbaarheid.
Kunnen in bepaalde omstandigheden de betreffende eisen beter niet uitgesloten worden?
Ook hier een vrij eenvoudig antwoord: ja! Het uitsluiten van de spraakverstaanbaarheidseisen kan uitkomst bieden in bepaalde situaties. Denk hierbij bijvoorbeeld aan complete forten of grote technische ruimten. Ondanks dat een STI-waarde echt wel meerwaarde kan bieden, kan niet worden gesteld dat door het stellen van deze eisen een veel veiligere situatie ontstaat. Met een goede onderbouwing moet dit goed mogelijk zijn. Waarom maken we het onszelf dan soms zo moeilijk?
Gebruikte bronnen: NEN 2575-2:2012+A2:2023
Rémon de Laak, Associate Director, Adviseur Brandveiligheid bij Royal HaskoningDHV
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.