Mogen de stapelbedden in een hotel vervangen worden door afgesloten slaapcapsules? De hoteleigenaar is van mening dat het een bijzondere vorm van inrichting is in zijn hotel. De gemeente vindt dat de slaapcapsules als onderdeel van het bouwwerk moeten worden beschouwd en daarom vergunningplichtig zijn en moeten voldoen aan de eisen voor verblijfsruimten.
De eigenaar van een hotel wil zijn hotel opnieuw indelen en hierin op elke verdieping verschillende slaapcapsules plaatsen waarin personen alleen of samen, met meer privacy kunnen slapen. De slaapcapsules worden als vrijstaande elementen in verschillende bestaande slaapvertrekken geplaatst. De eigenaar is van mening dat de slaapcapsules een bijzondere vorm van inrichting zijn, vergelijkbaar met stapelbedden.
De gemeente beschouwt de slaapcapsules echter als bouwconstructie en niet als een bijzonder stapelbed. Elke slaapcabine dient dan ook te worden aangemerkt als een besloten ruimte, logiesverblijf en verblijfsruimte. Volgens de gemeente zijn de slaapcapsules in strijd met meerdere artikelen van het Bouwbesluit en de veiligheid (te denken valt aan het vluchten bij brand en het voorkomen van letsel) en bruikbaarheid zoals bedoeld in het Bouwbesluit zijn dan ook onvoldoende gewaarborgd.

Advies
De commissie adviseert in deze casus als volgt over de toepassing van de bouwvoorschriften:
1. Dienen de slaapcapsules gezien de aard en omvang van de constructie te worden beschouwd als een voor personen bestemde ruimte, zoals bedoeld in de begripsomschrijving vluchtroute?
Nee dat hoeft niet. De slaapcapsules kunnen (…) worden aangemerkt als een bouwwerk waardoor de hierin aanwezige ruimte als een voor personen bestemde ruimte kan worden beschouwd. Evengoed kan de slaapcapsule als inrichtingselement, niet zijnde een bouwwerk, worden beschouwd.
2. Wordt met de term vloer in de begripsbepaling vluchtroute en in art. 2.31 lid 1 tevens een vloer bedoeld zoals de vloer van de slaapcapsules?
Nee, de wetgever heeft geen slaapcapsules beschouwd bij het maken van de prestatie-eisen en heeft niet beoogd om bouwtechnische eisen te stellen aan inrichtingselementen niet zijnde een bouwwerk. Als de vergunningaanvrager ervoor kiest de slaapcapsules als bouwwerk aan te merken, is de consequentie dat de vloer van de slaapcapsule moet worden beschouwd als een voor personen bestemde vloer waarover een vluchtroute voert en waarvan het hoogteverschil met een andere vloer met een vaste trap moet worden overbrugd. In dit geval zou hiervan, naar de mening van de ATGB, op grond van gelijkwaardigheid afgeweken kunnen worden vanwege de overeenkomsten met een inrichtingselement, zoals een stapelbed.
3. Dienen de slaapcapsules te worden beschouwd als verblijfsruimte zoals bedoeld in art. 4.7 lid 1?
Nee, de slaapcapsules behoeven geen verblijfsruimte te zijn, maar zullen dan per definitie wel in een verblijfsruimte moeten liggen. Als de slaapcapsules als bouwwerk worden aangemerkt, zijn het verblijfsruimten en kan van de prestatie-eisen worden afgeweken met toepassing van het gelijkwaardigheidsbeginsel.
4. Zijn de slaapcapsules in strijd met de artikelen 2.31, lid 1, 2.117, lid 4 en 4.7, lid 1?
Nee, als inrichtingselement aangemerkte slaapcapsules zijn per definitie niet in strijd met de voorschriften van hoofdstuk 2 tot en met 6 van het besluit. Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 2.22 tweede lid van de Wabo nadere voorschriften stellen bij een omgevingsvergunning brandveilig gebruik. Bij beschouwing van de slaapcapsules als bouwwerk is er strijd met genoemde prestatie-eisen. Van de prestatie-eisen kan worden afgeweken door toepassing van het gelijkwaardigheidsbeginsel.
5. Is er sprake van een gelijkwaardige oplossing, zoals bedoeld in artikel 1.3?
Als de slaapcapsules zijn aangemerkt als inrichtingselement, kan er geen sprake zijn van strijd met een voorschrift van hoofdstuk 2 tot en met 6 van het Bouwbesluit 2012. (…) Zouden de slaapcapsules zijn aangemerkt als een bouwwerk of onderdeel daarvan, dan is een beroep op gelijkwaardigheid mogelijk. De voor die situatie beoogde gelijkwaardige veiligheid is, naar de mening van de ATGB, onvoldoende onderbouwd. De ATGB kan zich voorstellen dat gelijkwaardigheid aannemelijk te maken is door een beschouwing van de grotere kans op brand en op de ontwikkeling van brand en op een langere benodigde vluchttijd ten opzichte van de beschikbare vluchttijd (ASET-RSET).
Geen verschil
De ATGB is overigens van mening dat een beschouwing van de slaapcapsules als bouwwerk of als inrichtingselement geen verschil maakt voor het te realiseren veiligheidsniveau. Bij de beschouwing als bouwwerk verloopt de toetsing via een beoordeling op grond van de prestatie-eisen van hoofdstuk 2 t/m 6 van Bouwbesluit 2012, waarvan met toepassing van de gelijkwaardigheidsbepaling in artikel 1.3 van Bouwbesluit 2012 kan worden afgeweken. Bij de beschouwing als inrichtingselement verloopt de beoordeling via een beschouwing van de restrisico’s voor brandgevaar, de ontwikkeling van brand, veilig vluchten bij brand en voor veilig en gezond gebruik.
ATGB-advies 2107: Slaapcapsules in hotel, 6 september 2021, www.atgb.nl
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.