In een kantoorgebouw, waarin het op grond van artikel 6.20 van Bouwbesluit 2012 of in het kader van een gelijkwaardige oplossing niet verplicht is om een brandmeldinstallatie (BMI) aan te brengen, wordt toch vrijwillig een BMI aangebracht. Moet deze BMI worden ontworpen en uitgevoerd als bedoeld in NEN 2535? En is onderhoud aan een vrijwillig aangebrachte BMI verplicht? Zo ja moet dit onderhoud worden uitgevoerd conform de NEN 2654-1? Het antwoord is kort: nee.
NEN 2535 is wettelijk gezien alleen van toepassing op een brandmeldinstallatie die is voorgeschreven op grond van artikel 6.20 van het Bouwbesluit 2012 of op grond van een gelijkwaardige oplossing op basis van artikel 1.3 van Bouwbesluit 2012. Een vrijwillig aangelegde BMI valt niet onder de reikwijdte van het Bouwbesluit 2012 en dus zijn de eisen hiertoe ook niet van toepassing. NEN 2535 geeft regels voor het ontwerp, de uitvoering, de compatibiliteit en de kwaliteit van een te installeren brandmeldinstallatie, maar het is niet verplicht om deze norm toe te passen bij een vrijwillig aangebrachte BMI.
Onderhoud
Hetzelfde geldt voor onderhoud van de BMI: artikel 6.20 van het Bouwbesluit 2012 verwijst voor onderhoud van een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie verwezen naar NEN 2654-1. Vrijwillige installaties vallen niet onder het Bouwbesluit 2012 en dus is het niet verplicht om onderhoud uit te voeren conform NEN 2654-1.
Aanvullende opmerkingen
- Ondanks dat het toepassen van NEN 2535 en NEN 2654-1 wettelijk niet verplicht is bij een vrijwillig aangebrachte BMI, is het wel aan te bevelen om de BMI op basis van deze normen te ontwerpen, uit te voeren en te onderhouden. Een gebruiker verwacht immers eenzelfde mate van veiligheid bij een verplichte als bij een vrijwillig aangelegde BMI.
- NEN 2535 en NEN 2654-1 kunnen ook privaatrechtelijk, bijvoorbeeld in een programma van eisen, van toepassing worden verklaard.
- NEN 2654-1 geeft eisen voor het beheer, de controle en het onderhoud van brandmeldinstallaties. Volgens de NEN 2654-1 moet, met inachtneming van de voorschriften van de fabrikant, onderhoud worden uitgevoerd door een onderhoudsdeskundige. Dit is een persoon die beschikt over de noodzakelijke productkennis en vakbekwaamheid voor het onderhoud van brandmeldinstallaties en die belast is met en verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de hem toegewezen onderhoudswerkzaamheden. Daarom wordt het aangeraden om onderhoud aan een vrijwillig te installeren BMI ook uit te laten voeren door een onderhoudsdeskundige.
- Ook als de BMI alleen wordt aangebracht voor aansturing van bijvoorbeeld branddeuren of andere voorzieningen is het aan te raden om ook een ontruimings-alarminstallatie (OAI) aan te brengen.
- Bij het vrijwillig aanbrengen van een OAI wordt het aangeraden om de OAI te ontwerpen en uit te voeren op basis van NEN 2575 en onderhoud uit te voeren volgens NEN 2654-2. Ook dit is echter niet wettelijk verplicht.
- Tenslotte wordt nog opgemerkt dat een niet deugdelijk aangelegd of onderhouden installatie naar onze mening afbreuk doet aan de veiligheid van een gebouw. Wordt de keuze gemaakt om vrijwillig aanvullende voorzieningen te treffen dan dienen deze ook altijd adequaat te worden onderhouden.
Toelichting brandmeldinstallatie
Artikel 6.20, leden 1, 5, 7 en 8, Bouwbesluit 2012
1. Een gebruiksfunctie heeft een brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535 met een omvang van de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage I bij dit besluit, indien:
a. de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie of de totale gebruiksoppervlakte aan gebruiksfuncties van dezelfde soort in het gebouw voor zover die gebruiksfuncties op eenzelfde vluchtroute zijn aangewezen groter is dan de in deze bijlage aangegeven grenswaarde;
b. de hoogste vloer van een verblijfsruimte van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau hoger is gelegen dan op de in deze bijlage aangegeven grenswaarde, of
c. deze bijlage dit aanwijst zonder dat sprake is van een grenswaarde als hierboven bedoeld.
5. Voor zover vanuit de uitgang van een verblijfsruimte slechts in één richting kan worden gevlucht, zijn de buiten die verblijfsruimte gelegen ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede aan die ruimten grenzende verblijfsruimten en ruimten met een verhoogd brandrisico voorzien van een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking als bedoeld in NEN 2535, indien:
a. de loopafstand tussen de uitgang van een verblijfsruimte en het punt van waaruit in meer dan één richting kan worden gevlucht meer dan 10 m is;
b. de totale vloeroppervlakte van de ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede van de daarop aangewezen verblijfsruimten meer dan 200 m² is, of
c. het aantal aan de enkele vluchtroute gelegen verblijfsruimten meer dan twee is.
7. Het onderhoud van een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie waarvoor geen certificaat als bedoeld in het zesde lid is vereist, voldoet aan NEN 2654-1.
8. Het beheer en de controle van een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie voldoen aan NEN 2654-1.
Bron: Bouwkwaliteit in de praktijk / Omgeving in de praktijk
Voor meer info: www.nen.nl
Volg Brandveilig op LinkedIn