Zonnepanelen en energieopslag met behulp van lithiumbatterijen zijn inmiddels de realiteit. Dit brengt de nodige risico’s met zich mee als het gaat om persoonlijke veiligheid en brandgevaar. Wat moet er worden gedaan opdat verzekeraars die risico’s willen accepteren? Dat is nog een forse uitdaging, weet Jurjen Burghgraef.
De afgelopen jaren is er veel gepubliceerd over zonnepanelen die geplaatst worden en de daarmee gepaard gaande bedrijfsmatige risico’s. Omdat veel informatie verspreid wordt aangeboden, zien velen inmiddels door de bomen het bos niet meer. Bovendien, welke informatie is up-to-date? Daarom zet ik in dit artikel de belangrijkste aandachtspunten nog eens op een rij. Daarbij maak ik onderscheid tussen al geplaatste en nog te plaatsen installaties.
Al geplaatste PV-installaties
Het is belangrijk dat de PV-panelen (PV: Photo Voltaic) zijn geplaatst volgens de normering die van toepassing was tijdens de aanleg. Hierbij moeten we een onderscheid maken tussen:
- het elektronische deel;
- het bouwkundige deel.
Elektronisch
Met betrekking tot het elektronische deel is bij reeds geplaatste installaties van belang dat de installateur verklaart dat de installatie voldoet aan de NEN 1010 die van toepassing was tijdens de aanleg. Dit houdt onder andere het volgende in:
- kabels mogen niet los liggen op het dak;
- connectoren mogen niet los liggen op het dak;
- connectoren moeten van hetzelfde merk zijn of er moet een type verklaring zijn, dat de connectoren samen mogen worden toegepast;
- een kabelberekening moet zijn overlegd. Dit is met name van belang bij dikke kabelbundels.
Bij reeds geplaatste installaties – en dan met name bij installaties die zijn geplaatst vóór 1 januari 2017 – zien we vooral dat niet wordt voldaan aan bovenstaande punten. Gezien de gebreken die veelal worden aangetroffen, is het advies om altijd de gehele installatie onafhankelijk te laten controleren door een Scope-12 gecertificeerd inspectiebureau. Kijk voor een lijst van gecertificeerde bedrijven op www.scios.nl.
Bouwkundig
Bij zowel nieuwe als bestaande installaties is het daarnaast van belang dat er bij plaatsing een constructieberekening heeft plaatsgevonden. Regelmatig blijkt dat deze berekening niet heeft plaatsgevonden. Als deze berekening niet heeft plaatsgevonden, is het onduidelijk of de constructie voldoende stevig is. Bij een eventuele dakinstorting zal de constructie opnieuw worden beoordeeld. Indien bij deze controle wordt aangetoond dat de constructie te licht was – en de PV-installatie dus niet geplaatst had mogen worden – kan dit worden beoordeeld als een ‘constructiefout’. En dat is heel belangrijk. Want de meeste verzekeringspolissen sluiten schade ten gevolge van een constructiefout uit.
Daarom is het van essentieel belang dat bedrijven die wel een PV-installatie hebben laten plaatsen maar geen constructieberekening hebben laten maken, deze berekening alsnog laten opstellen. De berekening moet voldoen aan de NEN-EN 1991-1-3 en NEN-EN 1991-1-4 (Eurocode 1). Deze normering is ook onderdeel van het Bouwbesluit en bedrijfsgebouwen moeten altijd voldoen aan de uitgangspunten hiervan.
Stormvast volgens NEN 7250
Ook is het van belang dat de PV-installaties bij storm op het dak blijven liggen. Om aan te tonen dat de installatie voldoende stormvast is gemonteerd, moet er een verklaring zijn dat de installatie voldoet aan de NEN 7250 (laatste versie). NEN 7250 is overigens niet aangewezen in het Bouwbesluit, maar wordt wel veel door verzekeraars in clausules gebruikt. Op dit moment wordt de norm herzien.
Nog te plaatsen PV-installaties
Bij nog te plaatsen installaties is het belangrijk dat wordt voldaan aan de laatste versies van de volgende normen:
Bovendien is oplevering door een Scope-12 gecertificeerde inspecteur vereist.
Ook kan op voorhand al een aantal maatregelen als aanvulling worden opgenomen, waardoor de kans op brand wordt verkleind. Het vertrouwen bij verzekeraars neemt overigens toe als rekening wordt gehouden met onderstaande punten:
- Glas-glas panelen toepassen (dit zijn PV-panelen die vallen in brandklasse A, wat betekent: moeilijk brandbaar).
- Omvormers gebruiken die voorzien zijn van vlamboogdetectie die voldoet aan de UL 1699B norm. Dit houdt in dat een vlamboog van 300W binnen 2,5 seconden moet zijn gedetecteerd.
- Bekabeling toepassen die valt onder brandklasse B2ca-S1a-D0-a1.
- Omvormers plaatsen buiten het gebouw.
Brandbaar isolatiemateriaal
Regelmatig is er discussie over de toepassing van brandbaar isolatiemateriaal, waardoor er geen PV-installaties op het dak mogen worden geplaatst. Het is een discussie waarvan de uitkomst niet zwart-wit is.
Allereerst moet de exacte dakopbouw worden onderzocht. Hier wordt in de basis een onderscheid gemaakt tussen een dak dat is geïsoleerd met onbrandbaar isolatiemateriaal zoals minerale wol, of een dak dat is geïsoleerd met een brandbaar (lees: kunststof) isolatiemateriaal. Indien gebruik is gemaakt van polystyreen of polyurethaan isolatie (op stalen geprofileerde dakplaten) wordt dit beoordeeld als zeer brandbaar isolatiemateriaal.
Volgens het Bouwbesluit mag dit echter wel worden toegepast, want het Bouwbesluit heeft primair als doel het waarborgen van de veiligheid van de mens. Hier wordt veelal wel aan voldaan. Echter, bij hogere verzekerde belangen – veelal hoger dan 10 miljoen euro – wordt een PV-installatie afgeraden en/of zullen er aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. Denk daarbij aan:
- Vervangen van isolatiemateriaal door een veilig isolatiemateriaal.
- Aanbrengen van dakonderbrekingen.
- Aanbrengen van brandwerende voorzieningen, zoals brandwerend plaatmateriaal of een brandwerende coating.
Isolatiemateriaal dat voldoet aan de FM Class 1 of Class 0 wordt beschouwd als voldoende veilig. Een polyisocyanuraat (PIR) kan een FM Approval bezitten. Dit zal altijd wel moeten worden nagevraagd bij de fabrikant van het isolatiemateriaal. Er zijn twee varianten verkrijgbaar: een variant met weinig vlamvertragers (niet getest door FM), en een variant met veel vlamvertragers (getest door FM). Met de toevoeging van Class 1 is het gehele dakopbouwpakket getest door FM.
Ook wordt veelal minerale isolatie voorgeschreven. Maar door het grote verschil in gewicht, namelijk circa 35 kg/m2, kan niet altijd met minerale isolatie worden geïsoleerd zonder aanvullende verstevigingen aan te brengen aan de dakconstructie. Daarom zal in die gevallen dat er geen aanvullende verstevigingen kunnen worden aangebracht, moeten worden uitgeweken naar een PIR isolatiemateriaal. Als dit isolatiemateriaal voldoet aan de FM Standards en het materiaal wordt geplaatst zoals getest, dan is het isolatiemateriaal voldoende veilig.
In sommige gevallen bereikt het risico de maximale acceptatiegrenzen van de verzekeraars en wordt het risico als te omvangrijk beoordeeld. In die gevallen wordt ook het plaatsen van een PV-installatie afgeraden op een dak geïsoleerd met PIR FM Approval materiaal. Bij nieuwbouw worden ook wel zogenaamde combiplaten gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan 4 CM minerale wol en 14 CM polyisocyanuraat (PIR). Hierbij is het ook belangrijk dat een PIR wordt toegepast met voldoende vlamvertragers (FM Approval).
Brandwerende voorzieningen
Brandwerende coating
In de markt worden alternatieven aangedragen, zoals een onbrandbare coating. In de basis is dit een verbetering ten opzichte van een dakbedekking. Dakbedekkingen kunnen branden, de genoemde onbrandbare coating niet. Maar als deze wordt geplaatst om een PV-installatiebrand tegen te gaan, dan is een onbrandbare coating vermoedelijk niet toereikend en zal moeten worden uitgeweken naar een brandwerende coating. Er is op dit moment één coating op de markt die voldoende brandwerendheid bezit. De coating bevindt zich nu echter nog wel in de onderzoeksfase met betrekking tot de NEN 7250. Binnenkort zullen de resultaten van dit onderzoek naar verwachting bekend mogen worden gemaakt.
Brandwerend plaatmateriaal
Alternatieven die worden toegepast zijn bijvoorbeeld ook brandwerend plaatmateriaal dat onder de dakbedekking wordt toegepast.
Compartimentering
Of het dak wordt opgedeeld in compartimenten, die onderling van elkaar worden gescheiden door een onbrandbare strook isolatie, waarbij ook de canalures worden dichtgezet. Belangrijk bij deze maatregel is dat het dak bereikbaar is voor de brandweer. Dit laatste geldt overigens voor alle daken waarop een PV-installatie wordt aangebracht.
Milieuschade en opruimingskosten
Als PV-panelen bij een brand betrokken raken en het waait hard, dan kunnen PV-deeltjes over een groot gebied worden verspreid, soms wel meer dan 10 kilometer verderop. De betreffende deeltjes moeten na de brand worden opgeruimd. Niet alle verzekeringspolissen dekken deze opruimingskosten. En de milieupolis erkent dit vooralsnog niet als milieuschade, waardoor ook geen dekking is op deze polis. Er zijn wel gesprekken gaande om dit onderdeel ook te kunnen verzekeren. Maar vooralsnog is dit nog niet goed verzekerd, vooral als het risico is gelegen in agrarisch gebied. Om te voorkomen dat deeltjes PV-paneel zich heel ver kunnen verspreiden, verdient het aanbeveling gebruik te maken van brandklasse A panelen.
Energieopslag
Ten slotte de vraag die regelmatig wordt gesteld, namelijk of er een energieopslag (EOS) voorziening mag worden geplaatst? Als deze units worden geplaatst op het buitenterrein, op voldoende afstand van de gebouwen (meer dan 10 meter) dan is de situatie met betrekking tot het brandrisico in de basis voldoende beschermd. Plaats je de EOS inpandig of tegen de gevel, dan zullen aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. Deze aanvullende maatregelen kunnen zijn: brandbeheersinstallatie en overdrukbeveiliging.
Wel moet worden opgemerkt dat lithiumbatterijen zelf zuurstof aanmaken en daarom zeer moeilijk te blussen zijn. Er zijn overigens ook opslagsystemen op de markt die geen gebruikmaken van lithiumbatterijen. En er zijn zelfs batterijen die zeer moeilijk branden.
Jurjen Burghgraef, Risicoinspectiebureau Burghgraef van Tiel & Partners
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.