Welke rol spelen kleine blusmiddelen in de brandveiligheid van kantoren, musea en andere bedrijfsgebouwen, nu en in de toekomst? Drie experts over de trends en ontwikkelingen.
Door Lynsey Dubbeld
Volgens VEBON-NOVB wordt ruim negentig procent van alle beginnende branden door ondernemers geblust met een klein blusmiddel. Tot de kleine blusmiddelen behoren brandslanghaspels, schuim-, poeder- en CO2-blussers en blusdekens. Voor uitslaande branden in gebouwen zijn grote blusmiddelen beschikbaar, zoals brandweervoertuigen die water en (fluorhoudend) schuim inzetten. Tot slot zijn er nog de automatische blusinstallaties, zoals sprinklers en watermistsystemen. De kleine blusmiddelen spelen een belangrijke rol in het Bouwbesluit 2012, dat per gebruiksfunctie van een gebouw voorschrijft welke en hoeveel blusmiddelen er aanwezig moeten zijn. Het Bouwbesluit geeft ook aan hoe blustoestellen moeten worden geplaatst, zodat ze bij een calamiteit snel kunnen worden ingezet. Daarnaast zijn er NEN-normen voor de plaatsing en het onderhoud van kleine blusmiddelen. Zo wordt een haspel doorgaans elk jaar gekeurd, terwijl voor een toestel een minimale onderhoudstermijn van twee jaar wordt aangehouden.
Spannende ontwikkelingen
Liggen er belangrijke wijzigingen in de wet- en regelgeving rond kleine blusmiddelen in het verschiet? Dat lijkt er op dit moment niet op, zegt Arno Leeuwesteijn, productmanager bij Saval, een bureau voor advies, ontwerp, productie, installatie, onderhoud en trainingen op het gebied van brandveiligheid. Saval is lid van de normcommissie blusmiddelen van NEN. “Het Bouwbesluit 2012 – met de bijbehorende projecteringsnorm en onderhoudsnorm van NEN – is nog altijd van kracht en het is niet te verwachten dat er op korte termijn ingrijpende wijzigingen komen.”
Ook Eric Bosscher, branchemanager brandveiligheid bij VEBON-NOVB, de vereniging voor bedrijven met oplossingen voor brandveiligheids- en beveiligingsvraagstukken, voorziet geen directe stelselwijzigingen. “Er komen hoogstens kleine wijzigingen op het gebied van normen en wetgeving. Ik verwacht geen erg spannende dingen. De ontwikkelingen in Europa gaan langzaam, en dat heeft zijn weerslag op de Nederlandse situatie. In Nederland mogen we nu eenmaal geen normen ontwikkelen die ook al in Europa bestaan.”
Ook als het gaat om de technologische ontwikkelingen in de wereld van kleine blusmiddelen zijn het geen spannende tijden, aldus Gerrit Hagen van EBI in Harderwijk, aanbieder van examens op het gebied van brandveiligheid. “Het meest in het oog springt de discussie over de milieu-effecten van een aantal blusstoffen. De tendens is om steeds meer schuim te gebruiken, in plaats van poeder of CO2. Dat maakt de discussie over de schadelijke effecten van fluor in blusschuim actueler dan ooit. Fluorvrij schuim is al in opkomst als oefenschuim voor grote blusmiddelen.” Voor een aantal brandtypen zouden blusinstallaties met watermist een goed alternatief kunnen zijn. Het fijn vernevelde water stoot geen schadelijke stoffen uit, heeft een goede bluswerking en leidt in een omgeving met kwetsbare objecten, zoals technische installaties, tot minder schade.
“Het meest in het oog springt de discussie over de milieu-effecten van een aantal blusstoffen
Creatieve oplossingen
Een ander issue dat de gemoederen bezighoudt, is de plaatsing van kleine blusmiddelen in gebouwen waarin esthetiek de boventoon voert. Het wegwerken van de opvallend rode haspels en toestellen levert architecten nog wel eens hoofdbrekens op.
In museum Voorlinden in Wassenaar is de complete brandtechniek zo veel mogelijk weggewerkt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de branddeuren, die als het ware in de wand zijn verstopt. De nooduitgangbordjes worden dankzij een uitgekiend verlichtingssysteem pas zichtbaar als er een melding van een calamiteit is. Ook voor de blusapparaten is een bijna onzichtbare oplossing gevonden: die zijn geplaatst in zogenoemde servicing walls. Kleine symbolen op de deuren geven aan waar de apparaten zich bevinden.
Hagen ziet vaker van dit soort creatieve oplossingen. “Blusmiddelen kunnen gerust in muren of wandschilderingen aangebracht worden. Maar het apparaat moet natuurlijk wel goed te vinden zijn. Het Bouwbesluit 2012 verreist daarom dat bij een weggewerkt apparaat een markant rood bordje wordt geplaatst dat aangeeft waar het zich precies bevindt.”
Leeuwesteijn vult aan: “In afstemming met de brandweer kan een haspel in principe elke kleur krijgen. Blustoestellen moeten altijd rood zijn, maar de kast omheen kan wel een andere kleur en look & feel hebben. Maar dan moet er wel een bordje met een pictogram of locatie-aanduiding in de buurt hangen, zodat duidelijk is waar het blusmiddel zich precies in de ruimte bevindt. Architecten vinden dat vaak niet mooi, maar het is een regel waaraan nu eenmaal moeten worden voldaan.”
Levens redden
Ook over de effectiviteit van kleine blusmiddelen verschillen de meningen nog wel eens. Leeuwesteijn benadrukt het belang en nut van blustoestellen in woningen. “De eerste vijftien minuten bij een brand zijn cruciaal, want dan is de brandweer nog niet ter plaatse en sta je er alleen voor. Dan zijn kleine blusmiddelen eigenlijk de enige manier om zelf iets tegen de brand te doen. Blusmiddelen kunnen dan echt levens redden.”
Hagen nuanceert dat de slagkracht van blustoestellen in de praktijk vaak klein is en het risico van verkeerd gebruik toeneemt omdat consumenten er nauwelijks in getraind worden. “Veel toestellen hebben een heel kleine bluskracht: als je te vroeg begint met blussen dan is het apparaat al leeg voordat je bij de brand bent. De brandhaspel is eenvoudiger in gebruik, maar ook daar kunnen dingen verkeerd gaan. Zelfs bij getrainde bhv’ers. Zo bleek uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar de brand in psychiatrische instelling Rivierduinen in Oegstgeest (in 2011) onder andere dat de brandhaspel verkeerd was toegepast. Vanuit het Bouwbesluit krijgt de eigenaar-gebruiker van een gebouw steeds meer verantwoordelijkheden. Dat geldt ook voor instellingen voor zorgbehoevenden en verminderd zelfredzamen. Dit vraagt om extra aandacht voor het juiste gebruik van kleine blusmiddelen – en voor passende alternatieven.”
“Veel toestellen hebben een heel kleine bluskracht: als je te vroeg begint met blussen dan is het apparaat al leeg voordat je bij de brand bent
De Onderzoeksraad voor Veiligheid concludeerde in het onderzoek bij Rivierduinen al dat zorginstellingen met hun brandveiligheidsmaatregelen te weinig rekening houden met de verminderde zelfredzaamheid van de patiënten. Dit leidt er volgens de Raad toe dat zij in de praktijk niet goed zijn voorbereid op een eventuele brand.
“Het is essentieel dat mensen goed met een klein blusmiddel kunnen omgaan en regelmatig oefenen met verschillende producten”, vult Bosscher aan. “Op een blustoestel staat een pictogram dat weergeeft voor welke branden het blusmiddel geschikt is. Er wordt een verdeling gemaakt in de brandklassen A, B, C, D en F. Deze letters zijn ook voorzien van een getalswaarde over het blusvermogen. Het blusvermogen geeft weer wat een blusser onder optimale omstandigheden in een onderzoekslab kan presteren. Maar als je niet goed richt of blust dan is het effect in de praktijk al snel minder.”
Bijzondere doelgroepen
Ouderen en verminderd zelfredzame bewoners zijn een bijzondere doelgroep waarover veel zorgen bestaan. Kunnen zij een zwaar blustoestel wel tillen? En tijdig ontvluchten bij een uitslaande brand? “Mensen met een zorgbehoefte blijven in toenemende mate thuis wonen – en dus zijn zij primair zelf verantwoordelijk voor brandveiligheid en moeten ze zelf oplossingen zoeken die haalbaar zijn. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met branddetectie, zoals rook- of CO-detectiesystemen”, zegt Bosscher over de zorgen over maatschappelijke ontwikkelingen die leven in de brandveiligheidsbranche. “Het draait natuurlijk allereerst om een goede basis: veilige, goed onderhouden installaties. Daarna komt de goede signalering bij een calamiteit, zodat ontvluchten tijdig kan plaatsvinden. We hebben talloze scenario’s voor wat je moet doen bij brand. Maar als je ouder, slecht ter been, slechtziend of doof bent dan wordt het gewoon lastig. Een woningsprinkler kan dan uitkomst bieden. En koolstofmonoxide is een toenemend aandachtspunt, omdat het een sluipmoordenaar is die misschien wel dodelijker effecten heeft dan de rook die vrijkomt bij een brand.”
Van voorschriften naar doelen
De politieke aandacht voor kleine blusmiddelen is nog altijd zeer beperkt, zeggen de brandveiligheidsexperts. “In algemene zin is normering op het gebied van brandveiligheid aan het afkalven”, stelt Bosscher. “De eisen waren vroeger strikter en meer inhoudelijk voorgeschreven: bij elke wetswijziging van de afgelopen jaren zie je de invulling van de normen afnemen, en komt de doelgerichtheid sterker op de voorgrond. Dat betekent dat ondernemers en burgers in toenemende mate verantwoordelijk zijn voor brandveiligheid en meer zelf moeten regelen. En het is de vraag of iedereen voldoende bewust is van de risico’s van brand – en bijvoorbeeld de schade waarmee een onderneming te maken krijgt als de bedrijfsvoering na een brand komt stil te liggen. Brandveiligheid is een low interest product. Als we morgen alle toiletpapier uit een kantoor halen dan is er een acuut probleem. Maar als je de blusmiddelen weghaalt dan zal dat veel minder opvallen.”
In de transitie van expliciet voorgeschreven normen naar een doelgerichte benadering van brandveiligheid krijgt de brandweer een andere positie, aldus Bosscher. “De brandweer neemt steeds meer een adviserende rol op zich om organisaties te stimuleren en ondersteunen bij preventie en repressie. De veranderende opbouw van de bevolking heeft ook effect: er komen meer ouderen en de brandweer zal zich in toenemende mate moeten inspannen om personeel te behouden en werven, en de vrijwillige brandweer op peil te houden.”
Ligt er een zonnige toekomst in het verschiet voor kleine blusmiddelen? Volgens Hagen ligt een enorme opmars van blustoestellen niet voor de hand. Maar een teloorgang ziet hij ook niet snel komen. “We gaan natuurlijk al steeds meer richting sprinklerinstallaties. Die passen bij een integrale aanpak van brandveiligheid waarin de gebruiker-eigenaar een risico-analyse opstelt en op basis daarvan een plan maakt. Maar blusmiddelen zullen zeker blijven.” Ook Leeuwesteijn ziet de blusmiddelen niet zo snel verdwijnen. “Er zou pas echt iets veranderen als er volledig nieuwe technologische oplossingen zouden komen. Misschien zijn er in de verre toekomst robots die een bijdrage kunnen leveren aan blussen. Maar ook als bijvoorbeeld sprinklerinstallaties verbeteren – en goedkoper worden – zal er zeker een functie blijven voor kleine blusmiddelen.”
Blusmiddelen in Europa
Euralarm, de Europese handelsvereniging voor brandveiligheid en veiligheid die de belangen van de sector op Europees niveau behartigt, heeft in het najaar van 2017 een nieuwe sectie opgericht voor brandblussing. De vereniging beschikte al over secties voor elektrotechnische brandbeveiliging, elektrotechnische beveiliging en services op het gebied van (brand)beveiliging. De nieuwe sectie is bedoeld voor bedrijven en verenigingen die zich bezighouden met brandblussystemen (zoals sprinklers en watermistsystemen), draagbare brandblusmiddelen, vaste brandblusinstallaties en innovatieve technologieën om brand te blussen. In Nederland is VEBON-NOVB lid van Euralarm.
Een van de actuele dossiers voor de nieuwe sectie van Euralarm is de hernieuwing van de Construction Product Regulation (CPR). CPR regelt op Europees niveau uniforme bepalingsmethoden voor de prestaties en het testen van bouwproducten. Euralarm is van mening dat de logica van CPR weliswaar goed toepasbaar is op bouwmaterialen, maar niet op branddetectie en -alarmeringsproducten. Om dit standpunt uit te dragen is een sterke representatie van het werkveld van groot belang. Een ingewikkeld issue hierbij wordt de Brexit. Want gaat Engeland na een vertrek uit de Europese Unie nog meedoen aan CPR? Dezelfde vraag geldt voor de Britse deelname aan de CEN, de Europese commissie voor standaardisering. Wat betekent de Brexit voor de CE-markering? Vooralsnog hebben de Bitten aangegeven te blijven deelnemen aan CEN. Een belangrijk signaal, niet in de laatste plaats omdat veel producenten van brandveiligheidsproducten – waaronder kleine blusmiddelen – in Groot-Brittannië zijn gevestigd.
Lynsey Dubbeld is trendanalist en contentschrijver
Lees ook:
– Grote en kleine blusmiddelen: alle soorten op een rij









