Tijdens de laatste decennia werd meermaals aangetoond dat de rook afkomstig van een brand meer slachtoffers eist dan de brand zelf, vooral in geval van niet‑zelfredzame ouderen. Om die reden wordt er meer en meer aandacht geschonken aan het verbeteren van de brandveiligheid in woonzorggebouwen, in het bijzonder om blootstelling aan rook en rookverspreiding tegen te gaan.
De huidige brandregelgeving gaat uit van een onmiddellijke evacuatie in geval van brand. Maar wat is de beste strategie als tijdens deze evacuatie geen garantie op een rookvrije evacuatieweg kan worden gegarandeerd? Indien een onmiddellijke evacuatie niet mogelijk is, dient te worden overgegaan op een uitgestelde evacuatie (Defend-in-Place of Stay-in-Place). De mogelijkheid om al dan niet een rookvrije omgeving te creëren tijdens de evacuatie, zal dus invloed hebben op de evacuatiestrategie.
Kenmerken woonzorggebouwen
Woonzorggebouwen worden in eerste instantie gekenmerkt door hun bewoners, veelal hulpbehoevende en niet-zelfredzame ouderen. Hiervoor is personeel aanwezig dat instaat voor de verzorging, maar ook voor de veiligheid van de bewoners. Het aantal personeelsleden is echter steeds beperkt in vergelijking met het aantal bewoners.
Een ander typisch kenmerk van een woonzorggebouw heeft betrekking op de huiselijke sfeer die men wenst te creëren in het gebouw. Hierbij komt de kamer van de bewoner uit op de gemeenschappelijke ruimte, waardoor die gemeenschappelijke ruimte deel uitmaakt van de evacuatieweg. Tijdens een evacuatie zal een bewoner zich dus door deze gemeenschappelijke ruimte dienen te begeven alvorens de uitgang te bereiken.
Veiligheidsniveau ouderen in Vlaanderen
Een gevolg van het creëren van de gemeenschappelijke ruimte in een evacuatieweg is echter ook dat een grote hoeveelheid brandbaar materiaal wordt aangebracht. Brandregelgeving laat dit niet toe, waardoor compenserende brandveiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn om een gelijkwaardig veiligheidsniveau te verkrijgen.
Om die reden werd in Vlaanderen recentelijk grootschalig onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van verschillende soorten actieve en passieve brandveiligheidsmaatregelen in het kader van rookverspreiding in woonzorggebouwen. Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA), een onderdeel van het Departement Welzijn, Volksgezondheid & Gezin van de Vlaamse Overheid.
Tijdens deze VIPA-studies (https://www.departementwvg.be/node/2479) werd het veiligheidsniveau vastgelegd door de stuurgroep van de studies. Deze stuurgroep was samengesteld uit alle relevante stakeholders, zoals zorginstellingen, overheid (nationaal en lokaal), brandweer, industrie, wetenschappelijke instellingen, architecten, enzovoort.
De stuurgroep concludeerde dat de ouderen tijdens de evacuatie zo beperkt mogelijk aan rook dienen te worden blootgesteld. Dit houdt in dat fysiek contact tussen het hoofd en rook niet toegestaan is en er een rookvrije hoogte van minimaal 2,1 m dient te zijn.
Onmiddellijke (horizontale) evacuatie
In geval van een onmiddellijke (horizontale) evacuatie, wordt de evacuatie gestart zodra het brandalarm wordt gegeven. Dit is uiteraard enkel mogelijk als er geen rook in de evacuatieweg aanwezig is, zoals weergegeven in figuur 2.
Aangezien voldoende personeel noodzakelijk is om deze evacuatie snel en vlot te kunnen uitvoeren, is een onmiddellijke evacuatie in geval van niet-zelfredzame ouderen niet zo evident. In dit geval kan de evacuatie dus snel enkele tientallen minuten duren. In geval van een evacuatie ’s nachts zal de evacuatietijd nog veel hoger oplopen, gezien het zeer beperkte aantal aanwezige personeelsleden op dat moment.
Daar de evacuatie lang kan duren en men de verantwoordelijkheid voor een succesvolle evacuatie niet bij het personeel mag leggen, dient ervoor te worden gezorgd dat de rook gedurende deze langere evacuatietijd ook effectief wordt weggehouden uit de evacuatieweg. Concreet wil dit zeggen dat geschikte rookbeheersingssystemen dienen te worden toegepast om de rook in de brandruimte (en weg van de evacuatieweg) te houden. Hiervoor zijn verschillende toepassingen van rookbeheersingssystemen mogelijk, zowel in geval van een brand in een kamer als in geval van een brand in de gemeenschappelijke ruimte (die zich in de evacuatieweg bevindt). Er dient wel te worden vermeld dat niet elke toepassing van een rookbeheersingssysteem mogelijk is en afhangt van de configuratie van het woonzorggebouw.
Uitgestelde evacuatie
Indien/zolang er rook aanwezig is in de evacuatieweg, dient de evacuatie te worden uitgesteld. In dit geval spreekt men van een Defend-in-Place evacuatiestrategie; in Nederland wordt deze strategie Stay-in-Place genoemd. In dit geval dient de bewoner in de kamer te blijven en te wachten tot een later tijdstip om de evacuatie te starten, zoals weergegeven in figuur 3.
Ook tijdens deze evacuatiestrategie is het doel om te zorgen dat de bewoner zich steeds in een rookvrije omgeving kan bevinden. Dit is enkel mogelijk als de geschikte rookbeheersingssystemen worden aangewend die rookverspreiding naar de kamer verhinderen.
Dergelijke toepassingen van rookbeheersingssystemen kunnen dan wel de rook weghouden van de kamer van de bewoner, een volledige evacuatie is enkel mogelijk indien eveneens een rookvrije omgeving wordt gecreëerd in de evacuatieweg. Het rookvrij maken van de evacuatieweg is dus noodzakelijk aangezien de bewoner, zoals vastgelegd in het veiligheidsniveau, beperkt dient te worden blootgesteld aan rook tijdens de evacuatie.
Niet te verwaarlozen factoren bij dit type van evacuatiestrategie zijn de onvoorspelbaarheid van het menselijk gedrag (Hoe kan worden gegarandeerd dat de bewoner in zijn kamer blijft?) en de bijkomende verantwoordelijkheid van de brandweer tijdens de interventie. Het is dus van cruciaal belang dat deze evacuatiestrategie wordt uitgewerkt in het brandveiligheidsconcept en dit in samenwerking met alle partijen die noodzakelijk zijn om een veilige evacuatie te realiseren.
Rookbeheersing en brandveiligheidsmaatregelen
Rookbeheersing kan omschreven worden als ‘de mogelijkheid om het veiligheidsniveau (beperkte blootstelling aan rook) te kunnen garanderen door gebruik te maken van een combinatie van passieve en actieve brandveiligheidsmaatregelen’. Rookbeheersing heeft dus niet alleen betrekking op het rookvrij maken van een ruimte, maar evengoed op het verhinderen van rookverspreiding.
Zoals hiervoor beschreven zijn er twee soorten brandveiligheidsmaatregelen: passieve en actieve. De passieve brandveiligheidsmaatregelen worden toegepast onafhankelijk van de activatie van het brandalarm. Voorbeelden hiervan zijn onder andere brandwerende en/of rookwerende deuren, brandwerende kleppen.
Actieve brandveiligheidsmaatregelen daarentegen worden pas geactiveerd in geval van brand en zijn dus gelinkt aan de aanwezigheid van een brand/de activatie van het brandalarm. Voorbeelden hiervan zijn onder andere rookbeheersingssystemen, brandschermen, residentiële sprinklersystemen. Indien echter bijvoorbeeld een brandwerende deur, die een passieve brandveiligheidsmaatregel is, dient te worden geactiveerd in geval van brand (bijvoorbeeld een deur met vrijloopfunctie) wordt dit element ook een actieve brandveiligheidsmaatregel.
Het is echter zeer belangrijk om te weten dat rookbeheersing niet kan worden gegarandeerd door één enkele actieve of passieve brandveiligheidsmaatregel, maar dat deze steeds een combinatie van actieve en/of passieve brandveiligheidsmaatregelen vereist.
Conclusie
In het geval van ouderen dient blootstelling aan rook te worden beperkt tijdens een evacuatie. Als er geen rook aanwezig is in de evacuatieweg kan een onmiddellijke (horizontale) evacuatie worden toegepast. Indien er echter rook aanwezig is in de evacuatieweg, dient voor een uitgestelde evacuatie (Defend-in-Place of Stay-in-Place) te worden gekozen. In dit geval wacht de bewoner in de kamer om de evacuatie op een later tijdstip uit te voeren.
Voor beide evacuatiestrategieën dient een specifieke toepassing van rookbeheersing te worden gerealiseerd, aangezien de bewoner zich steeds in een rookvrije omgeving dient te bevinden. De keuze voor de toepassing van een rookbeheersingssysteem hangt bovendien af van de configuratie van het woonzorggebouw, waardoor het gekozen rookbeheersingssysteem dus een invloed heeft op de uiteindelijke evacuatiestrategie.
Pieter Poppe, afdelingshoofd Consultancy ISIB (Instituut voor Brandveiligheid)
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.