Het gebruik van blusschuim met fluorcomponenten staat al een aantal jaren hoog op de agenda van regelgevers, producenten en gebruikers. Dat heeft vooral te maken met het feit dat fluor (in de vorm van PFAS) een dermate negatief effect op milieu en gezondheid heeft dat uitfasering op termijn onvermijdelijk lijkt.
Ondanks de brede en krachtige werking van fluorhoudend schuim bij de bestrijding van een brand of het afdekken van uitdampende (toxische of brandbare) vloeistoffen, gaat dit schuimtype op termijn volledig verdwijnen. Misschien dat fluorhoudend schuim voor heel bijzondere (grote) branden beschikbaar mag blijven, mits dan alles opgevangen kan worden. Maar voor het overgrote deel van de branden zal de stap naar fluorvrij schuim gezet gaan worden.
Uitfasering
Deze uitfasering heeft grote betekenis voor met name gebruikers van schuimconcentraten waarbij het brandveiligheidsconcept is afgestemd op fluorhoudende schuimsoorten. Fluorhoudend schuim heeft een werking die voor veel stoffen en inzetmethoden effectief is. De effectiviteit van fluorvrij schuim is echter meer afhankelijk van de betrokken stof, het specifieke incident en de wijze van toepassen. Van een-op-een vervanging kan daarom geen sprake zijn.
Fluorhoudend schuim heeft een werking die voor veel stoffen en inzetmethoden effectief is
Dit legt twee verantwoordelijkheden bij gebruikers:
- het vinden van een alternatief schuimconcentraat, met inachtneming van het vereiste veiligheidsniveau;
- ervoor zorgen dat de wijziging van schuimconcentraat met alle belanghebbenden zorgvuldig wordt afgestemd en geïmplementeerd.
Identificatie van vijf velden
Industrie, overheden, op- en overslagbedrijven en (bedrijfs)brandweerkorpsen zijn belangrijke gebruikers van schuim. De belangen zijn groot en de veiligheidsconcepten (waarin schuim vaak belangrijk is) zijn afgestemd op de bedrijfsprocessen. Een transitieproces moet daarom zorgvuldig gebeuren.
Verandering van gebruik van schuim voor brandbestrijdingsdoelstellingen heeft doorgaans gevolgen op vijf velden van de veiligheidsbedrijfsvoering van een organisatie. Het is belangrijk deze aspecten goed te onderkennen en apart te identificeren, omdat ander schuim op deze aspecten andere effecten heeft. En daarmee de afwegingen voor een alternatief beïnvloeden. Verandering van blusschuim werkt verschillend uit op de volgende aspecten:
- brandblussers en andere kleine blusmiddelen;
- stationaire (semi)automatische blusinstallaties;
- brandweervoertuigen met bestrijdingstaken;
- specialistisch grootschalig materieel zoals voor tankbrandbestrijding;
- vormgeving en uitvoering van opleidingen en trainingen.
Wat werkt in een stationaire installatie hoeft niet te werken bij toepassing door de brandweer. Gentle application via een stationair blussysteem doet andere dingen met schuim dan direct application door de brandweer met grote worplengtes. Wat werkt bij een regulier brandweervoertuig werkt mogelijk anders bij toepassing van grootschalig materieel. Hoewel een brandblusser een weinig spectaculair middel lijkt, moeten de aantallen (enige honderden per fabriek) maar vooral de training van personeel niet worden onderschat.
Transitieproces
Een solide, afgewogen en doordacht veiligheidssysteem is een basisvoorwaarde voor de operatie in een (hoogrisico) omgeving. Verandering daarin moet gestructureerd en toetsbaar worden vormgegeven. Bedrijven in de brzo- of Seveso-categorie moeten beschikken over een veiligheidsbeheersysteem waarvan management of change (MoC) een kernelement is. Veel andere organisaties voeren een veiligheidsmanagementsysteem vanuit branchestandaarden, productcertificering of verzekeringsoverwegingen.
Elke verandering in de processen van de organisatie die (potentieel) effect heeft op het veiligheidsniveau dat gerealiseerd moet blijven, dienen in een toetsbaar proces vormgegeven te worden. Ander schuimconcentraat is zo’n verandering die door middel van MoC doordacht moet worden. En waar een organisatie schuim op meerdere van de vijf gebruiksvelden gebruikt, dienen ook meerdere MoC’s te worden doorlopen.
Organisaties zijn vrij in het inrichten van een MoC-proces. Een transitieproces voor schuimvormend middel kan in de volgende vier fases worden vormgegeven:
- Fase 1: Definitie uitgangspositie en zichtbaar maken stakeholders.
- Fase 2: Verkenning opties en doen van praktijktests.
- Fase 3: Implementatie nieuwe systemen en vormgeving transitie.
- Fase 4: Registratie, opleiden, trainen en vormgeving van ITO-beleid.
De schrijvers van dit artikel hebben een whitepaper gepubliceerd waarin een MoC-georiënteerd transitieproces is beschreven. De ervaring leert dat het testen van alternatieven (onderdeel van fase 2) de kern is van het transitieproces en essentiële inzichten oplevert voor het bepalen van de (on)haalbaarheid van een alternatief schuimconcentraat om een geaccepteerd veiligheidsniveau in stand te kunnen houden.
Juridische drivers
Schuimtransitie is een thema dat meerdere stakeholders raakt. Dat geldt zowel voor industriële organisaties als voor overheidsbrandweerkorpsen die schuim beschikbaar hebben. Door welke juridische drivers wordt het transitieproces van een bestaande schuimsoort naar een alternatieve schuimsoort gestuurd? Bedrijven met kleine blusmiddelen, stationaire installaties, first responders en bedrijfsbrandweerkorpsen, maar ook veiligheidsregio’s met voertuigen met schuimblusfaciliteiten doen er goed aan bij de transitie de volgende juridische kaders in acht te nemen.
Schuimtransitie is een thema dat meerdere stakeholders raakt
- Voor alle bedrijven: volg de kaders en procedures voor schuimgebruik die in uw milieu- en omgevingsvergunning zijn vastgelegd en in de branchestandaarden waarnaar in de eigen brandveiligheidsanalyses verwezen wordt. Maak het gebruik van blusschuim (en de verandering daarin) onderdeel van de RI&E van het bedrijf.
- Voor alle eindgebruikers van schuim, zowel bedrijven als overheid: bekijk zorgvuldig de polisvoorwaarden van de verzekeraar. Andere of grotere schadebeelden en gevolgschade van schuimgebruik worden soms (zeker bij fluorhoudend schuim) beperkt of niet gedekt
- Voor alle overheidsbrandweerkorspen: ga uit van gebruik van fluorvrij schuimconcentraat. Alleen in bijzondere, vooraf gedefinieerde situaties kan fluorhoudend schuimconcentraat een optie zijn. Beschouw elke locatie waar met schuim is gewerkt als vervuilde locatie die op sanering beoordeeld moet worden. Veranker in de ‘warme’ RI&E de schuiminzet.
- Voor bedrijven met een Seveso/brzo-kwalificatie: beschouw de kaders en procedures die voor de uitwerking van scenario’s in uw veiligheidsrapporten zijn gebruikt. Werk de overgang naar een alternatieve schuimsoort uit op basis van de MoC-procedure, één van de kernelementen van het veiligheidsbeheersysteem (VBS).
- Voor overheden en bedrijven die in een PPS-constructie (publiek/private samenwerking) samenwerken: herijk de afspraken bij verandering van schuimconcentraat. Beschouw de wederzijdse verplichtingen en de verandering daarin. Herijk de wederzijdse verantwoordelijkheden.
- Voor bedrijven met een bedrijfsbrandweeraanwijzing ex artikel 31 Wvr: beschouw de kaders en procedures in de voorschriften van het afgegeven aanwijsbesluit, alsmede de algemene bepalingen die de veiligheidsregio van toepassing heeft verklaard. Inspecteren, testen en onderhouden van mobiele brandbestrijdingsmiddelen dient volgens daartoe opgesteld ITO-beleid plaats te vinden en in het BedrijfsBrandweerBeheerSysteem (BBBS) te worden geregistreerd.
- Voor organisaties die met de toepassing van schuim moeten oefenen: slechts in zeer uitzonderlijke en vooraf gedefinieerde situaties kan oefenen met fluorhoudend schuimconcentraat nog. Toets dit gebruik aan het Besluit Lozen buiten inrichtingen en Activiteitenbesluit milieubeheer. In alle andere gevallen: oefen met oefenschuim.
Documenteren en registreren
Een transitie naar een (of meerdere) nieuwe schuimsoort(en) kan grote implicaties hebben voor een organisatie. Het vraagt een zorgvuldige procedurele aanpak om de noodzakelijke aanpassingen in de juiste volgorde een plek te geven. Het proces wordt bij voorkeur doorlopen met stakeholders die kritisch meekijken en veeleisend zijn op het te realiseren resultaat. Goede, doordachte en geaccepteerde analyses nu zullen hun waarde hebben als er later, bijvoorbeeld na een incident, uitgelegd moet worden waarom is gekozen voor bepaalde alternatieven. Uitgaan van de vijf verschillende gebruiksvelden voor schuim en aansluiten bij de MoC-processen uit het VBS zijn belangrijke ankerpunten in een transitieproces.
Twee aanbevelingen
Onderbouw en documenteer met het gebruik van een nieuwe schuimsoort (in willekeurig welke toepassing) dat het veiligheidsniveau van de organisatie niet negatief wordt beïnvloed. Als het dat mogelijk wel doet, borg dan dat beheersmaatregelen genomen zijn die dat negatieve effect mitigeren. Documenteer dat vervolgens ook.
Voor alle vormen van schuimgebruik tijdens een daadwerkelijke inzet geldt: borg de onderbouwing van een inzetbeslissing over elk schuimgebruik in een schriftelijke rapportage die van een incident wordt gemaakt. Communiceer hierover met de site user of de eigenaar, en bij openbaar gebied: de terrein- of infrabeheerder en de omgevingsdienst.
Kees Kappetijn (KSS) en Jochem van de Graaff (H2K)
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.