Met een brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie kan worden voldaan aan de functionele eis in het Bouwbesluit 2012 dat een gebouw brandveilig moet zijn. In de praktijk gaat het dan vooral om bekabelde installaties. Maar soms zijn er omstandigheden zoals een verbouwing, waarin een draadloze installatie de voorkeur geniet. Marc Rijs en Ruud Frissen vertellen in de meest recente editie van Brandveilig.com wat in dat geval de aandachtspunten zijn.
“In het Bouwbesluit is de gebruiksfunctie van een pand het uitgangspunt en aan de hand daarvan wordt bepaald of er een brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie vereist is”, schetst Marc Rijs, docent bij Brand Preventie Academy, het wettelijk kader in een notendop. Ruud Frissen, projectleider Safety & Security bij Strukton Worksphere vult aan: “Vervolgens verwijst het Bouwbesluit naar de relevante normen die beschrijven hoe we die installatie moeten aanleggen en onderhouden.”
Bekabeld of draadloos
Het Bouwbesluit gaat niet in op technische specificaties en zegt niets over het gebruik van bekabelde of draadloze installaties. Frissen: “Daarvoor moeten de normen worden geraadpleegd, waarin onder andere staat beschreven hoe de transmissie tussen bijvoorbeeld de brandmeldcentrale en de rookmelders dient te worden gerealiseerd. Hiervoor is niet alleen gebruik van een kabel mogelijk, maar is er in geval van een draadloze verbinding eveneens sprake van een transmissieweg. En dus is volgens de norm ook een draadloze installatie toegestaan.”
In de praktijk is dit volgens Rijs een goede, aanvullende oplossing. Hij legt uit waarom: “In NEN 2535 worden de prestatie-eisen omschreven waaraan de brandmeldinstallatie moet voldoen. Met name de eis voor systeembeschikbaarheid blijkt lastig te realiseren bij een verbouwing of renovatie in een gebouw. Meestal wordt dan ook de brandmeldinstallatie gedeeltelijk gedemonteerd, waardoor het gebouw niet meer aan de wettelijke brandveiligheidseisen voldoet. In het Bouwbesluit staat dat je in zo’n geval alternatieve maatregelen moet treffen om het gebouw te kunnen blijven gebruiken. Dat kunnen organisatorische maatregelen zijn – bijvoorbeeld de inzet van brandwachten of bedrijfshulpverleners – of technische maatregelen, zoals installeren van een tijdelijke noodvoorziening. Draadloze branddetectie en alarmering zijn in dat geval niet per definitie de oplossing, maar liggen wel voor de hand.”
Aandachtspunten
Normtechnisch gezien is er volgens Rijs en Frissen geen verschil tussen een bekabeld of een draadloos systeem. Dat neemt niet weg dat er in de praktijk wel aandachtspunten blijven om rekening mee te houden. Volgens Rijs zijn met name de nevenindicatoren van belang. “Deze zijn nog niet draadloos beschikbaar. Daardoor wijk je bij toepassing van een draadloos systeem eigenlijk af van de norm en is er sprake van een specifieke toepassing. Dat moet je vastleggen in het Programma van Eisen.”
Frissen vraagt vooral aandacht voor de communicatie. “Het risico bij gebruik van een radiosignaal is dat dit door externe invloeden wordt verstoord of kan wegvallen. Maar door de technische vooruitgang en het gebruik van geavanceerdere netwerken – bijvoorbeeld mesh-netwerken die via de aangesloten melders meerdere transmissiewegen kunnen volgen – wordt dat risico wel steeds minder. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om automatisch te switchen tussen verschillende frequenties. Op deze manier worden installaties redundanter en voldoen ze meer en meer aan de normen en richtlijnen. En worden ze dus ook veiliger.”
Kritisch
Maar ondanks alle technische vooruitgang waardoor draadloze systemen veiliger worden, kijken Rijs en Frissen kritisch naar deze ontwikkeling. Wil je weten waarom, lees dan het volledige interview in Brandveilig.com 2020, nummer 3.
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.