Gert van den Berg is gespecialiseerd in brandwerende constructies. In de rubriek ‘Brandwerendheid in de praktijk’ belicht hij onderwerpen vanuit zijn ervaring met brandproeven, regelgeving, normalisatie en de praktijktoepassing. Dit keer: brandwerende wanden opgebouwd uit een metalen raamwerk met gipsbeplating.
Het lijkt zo eenvoudig: gipsplaten zijn brandwerend. Betekent dit dat een ‘gipswandje’ met voldoende lagen gips op een metalen raamwerk een brandwerendheid garandeert? Tot op zekere hoogte is dat zo, maar er speelt meer. Hoe stel je de brandwerendheid vast? En hoe maak je in de praktijk een wand die de beoogde brandwerendheid heeft?
Bepaling brandwerendheid
In de Nederlandse regelgeving is de bepaling van de brandwerendheid een onderdeel van de WBDBO-bepaling. Het Bouwbesluit 2012 stelt een WBDBO-eis in minuten, te bepalen volgens NEN 6068:2020. In paragraaf 6.5 van NEN 6068 staat de werkwijze die aangeeft dat alle mogelijke branduitbreidingstrajecten tussen ruimten moet worden beschouwd, niet voerend door de buitenlucht. In die trajecten moet de brandwerendheid in de beschouwde richting worden vastgesteld met NEN 6069:2019.
NEN 6069:2019 geeft voor de bepaling van de brandwerendheid van onbelaste inwendige scheidingswanden de volgende methoden aan:
- De Europese bepaling met een proef en eventueel een Extended Application
Deze methode is gebaseerd op één of meerdere brandproeven volgens de Europese testmethode. Op grond van elk proefresultaat geeft EN 1634-1 een direct toepassingsgebied. Volgens de Extended Applications in EN 15254-3 zijn er verdere uitbreidingen gegeven over het toepassingsgebied. Deze regels zijn Europees geaccordeerd en gelden hierdoor binnen de lidstaten van de EU.

2. De Nederlandse bepaling volgens Bijlage A
Deze methode is gebaseerd op één of meerdere brandproeven volgens de Europese of de Nederlandse testmethode. Op grond van deze testresultaten zijn er op basis van paragraaf A.7.4 extrapolatieregels. Deze methodiek valt binnen het kader van ‘gelijkwaardigheid’ zoals de Nederlandse regelgeving die kent.
Beoordeling praktijktoepassing
De praktijk is weerbarstig, in ieder geval meer dan de laboratoriumomgeving. In het laboratorium wordt het proefstuk onder ideale omstandigheden en met de grootst mogelijk zorg gemaakt. In de praktijk spelen er vaak meerdere factoren een rol. Enkele factoren die invloed hebben op de brandwerende werking van de wand worden hierna in korte aandachtspunten benoemd.
Het type beplating
Er zijn veel soorten gipsbeplating, van diverse fabrikanten. Fabrikanten die Type F specificeren volgens EN 520 geven hiermee aan dat de platen geschikt zijn voor brandwerende toepassing. Dit is echter niet afdoende bewijs voor de brandwerendheid van een wand met deze beplating.
Schroefafstanden en -diepten
De schroefafstanden waarmee is getest, dienen te worden aangehouden. Met name de fixatie van de zichtlaag is essentieel. De schroeven mogen niet te diep in de plaat zijn geboord. Het verzinken van de schroef is maximaal 3 mm. De schroefgaten (alleen van de zichtlaag) moeten worden afgesmeerd met filler.
Vulling
Een vulling in de wand werkt positief op de brandwerendheid, omdat het de platen aan de niet-vuurzijde enige tijd beschermd. Het werkt negatief, omdat het een zwaardere thermische belasting geeft op de platen aan de vuurzijde en omdat het een grotere thermische uitbuiging geeft.
Toelaatbare hoogte
In de regel is de wandhoogte beperkt tot 3 meter. Bij wanden hoger dan 3 meter zijn er extra maatregelen nodig, zoals bijvoorbeeld een extra plaatlaag, diepere stijlen, meer stijlen.
Dilataties
In dit geval moet een verbinding komen die kan ‘schuiven’. Het is hierbij essentieel dat ook in het schuivende deel van de wand er op elke doorsnede voldoende lagen gipsbeplating staan.
Deuken in stijlen
De stabiliteit van de wand ontstaat als de beplating is aangebracht. Een gedeukte of geknikte stijl doet niet af aan deze stabiliteit, mits de staalprofielen geen scheuren vertonen.
Onderbreking van de stalen stijlen
In enkele gevallen (zeker bij hogere wanden) kan het voorkomen dat dat stijlen zijn onderbroken. Het is toelaatbaar om een onderbreking te maken, maar dan moet er een koppelstuk worden toegepast van hetzelfde profiel als de stijlen en vastgezet aan beide stijldelen met een overlap van circa 300 mm.
Sparingen voor deuren en doorvoeren
Ter plaatse van de sparing in een wand voor een deur moet er een portaal met verzwaarde stijlen of een hardhouten vulling in de profielen worden gerealiseerd waaraan het kozijn wordt gefixeerd. Voor een doorvoer van een leiding of stalen ligger (foto 2) is dit een raveling rondom de sparing. Aan de kopse kanten in de sparing komt gipsbeplating, tenzij de leverancier aangeeft (op grond van testgegevens) dat dit niet nodig is. De doorvoering moet worden afgewerkt, zodat de brandwerendheid behouden blijft.
Opname van houten plaat
In de wand mag een houtplaat worden aangebracht. De dikte mag niet meer dan 12 mm zijn.
Tot slot
Check in alle gevallen de verwerkingsvoorschriften van de leverancier. Deze voorschriften moeten zijn onderbouwd vanuit testresultaten en op basis daarvan, zo nodig aanvullend beoordeeld.
Gert van den Berg werkt bij adviesbureau DGMR en is gespecialiseerd in brandwerende constructies. Hij is rapporteur van NEN voor de herziening van NEN 6069 en werkgroepvoorzitter in CEN TC127 – Fire Safety in Buildings.
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.