Stalbranden hebben een grote impact, zowel op de dieren in de stal die zich niet kunnen beschermen tegen de brand als op de veehouder die zijn bedrijf in vlammen op ziet gaan. Bij het ontstaan, de verspreiding en de beheersing van brand spelen vele factoren een rol. Daarom is het belangrijk om het vraagstuk over het vergroten van de brandveiligheid op veehouderijbedrijven integraal aan te pakken. Dit is de belangrijkste conclusie uit twee onderzoeken van Wageningen Livestock Research in samenwerking met het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid.
In 2023 vonden er in Nederland 43 stalbranden plaats, waarbij ruim 37.000 dieren omkwamen. Bij het ontstaan, de verspreiding en de beheersing van brand spelen vele factoren een rol. Denk hierbij aan bouwkundige aspecten zoals hoe een stal is ingedeeld en welke materialen zijn gebruikt, technische aspecten zoals de elektrische installatie of een emissiearm systeem. Maar ook factoren zoals hoe dieren worden gehouden, waar werkzaamheden worden uitgevoerd en de bereikbaarheid van het bedrijf voor de brandweer. Daarom is het belangrijk om het vraagstuk over het vergroten van de brandveiligheid op veehouderijbedrijven integraal aan te pakken en al deze factoren daarin mee te nemen.
Oorzaak stalbrand vaak onbekend
Het Verbond van Verzekeraars houdt bij hoeveel en waar stalbranden plaatsvinden, wat de oorzaak van de stalbrand is en hoeveel dierlijke slachtoffers er zijn gevallen (https://bipublic.verzekeraars.nl/Home/ShowReport/6a1c3f7b-abe8-47e7-bb05-4a966e9c9ebd). Hieruit blijkt dat van de helft van de stalbranden de oorzaak niet meer achterhaald kan worden en dat deze dus onbekend blijft.
Van de stalbranden waarbij de oorzaak wel bekend is, worden de meeste branden veroorzaakt door de elektrische installatie en het uitvoeren van werkzaamheden. In stallen zijn naast lampen voor verlichting ook elektrische apparaten aanwezig zoals ventilatoren, verwarmingstoestellen en motoren voor het aandrijven van banden, vijzels en voermachines. Door steeds strenger wordende milieuwetgeving, wetgeving op het gebied van dierenwelzijn en de energietransitie worden er bijvoorbeeld steeds meer elektrische apparaten en andere voorzieningen in een stalgebouw geplaatst. Denk hierbij aan mestschuiven, -robots, -banden, ionisatie technieken, toepassen van stro(oisel) en zonnepanelen met omvormers.
Een deel van deze apparaten bevindt zich in dezelfde ruimte als waar de dieren zich bevinden. Het milieu in de dierruimte is met name door de aanwezigheid van ammoniak een stuk agressiever, waardoor bijvoorbeeld metalen onderdelen van de elektrische installatie kunnen worden aangetast, wat kan leiden tot het ontstaan van brand. Daarnaast zijn in stallen vaak brandbare gassen uit de mest aanwezig, waardoor tijdens werkzaamheden zoals lassen en slijpen gemakkelijk brand kan ontstaan.
Technische eisen
In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl; op het moment dat de rapporten werden geschreven was nog het Bouwbesluit 2012 van toepassing) zijn technische eisen opgenomen waaraan een gebouw, inclusief de hierin aanwezige installatie, moet voldoen. Het Bouwbesluit is gericht op de veiligheid van personen: het doel is dat bij brand alle personen die aanwezig zijn in het gebouw veilig kunnen vluchten. Voor de eventueel aanwezige dieren zijn geen voorschriften opgenomen. In 2014 is het Bouwbesluit 2012 aangepast en is de gebruiksfunctie ‘lichte industriefunctie voor het bedrijfsmatig houden van dieren’ opgenomen. Hieronder vallen alle stalgebouwen waarin dieren worden gefokt of gehouden voor de productie van voedsel, wol, huiden of andere landbouwdoeleinden. Het doel van het Bouwbesluit is hetzelfde gebleven. Plat gezegd mag de stal inclusief de dieren afbranden, zolang aanwezige personen maar veilig kunnen vluchten.
Naast het vuur van de brand kan de rookontwikkeling ook voor dierlijke slachtoffers zorgen. Rook kan schade aan de longen aanrichten, waardoor zij doodgaan of later moeten worden geëuthanaseerd. Bij nieuwbouw worden sinds enkele jaren zwaardere eisen gesteld aan rookverspreiding tussen brandcompartimenten. Er kan met deze eisen echter nog steeds rookverspreiding plaatsvinden naar een aangrenzend brandcompartiment, wat een bedreiging is voor de dieren. Voor bestaande bouw gelden deze zwaardere eisen niet, dus in bestaande stallen kan en mag rookverspreiding naar aangrenzende brandcompartimenten plaatsvinden.
Rechtens verkregen niveau
Bij verbouw, aanbouw of renovatie van de stal moet in principe worden voldaan aan de eisen voor nieuwbouw (Bbl). Voor enkele onderdelen geldt dat bij verbouw mag worden teruggevallen op het rechtens verkregen niveau. Dit betekent dat hiervoor mag worden voldaan aan de eisen die golden op het moment dat de oorspronkelijke stal is gebouwd.
Dit geldt bijvoorbeeld wanneer de elektrische installatie wordt aangepast of vervangen. Pas wanneer de volledige elektrische installatie wordt vervangen moet worden voldaan aan de nieuwbouweisen. Wanneer bij wijze van spreken één oude wandcontactdoos met leiding blijft zitten, mag worden teruggevallen op het rechtens verkregen niveau. Ditzelfde geldt voor de eisen die worden gesteld aan rookverspreiding tussen brandcompartimenten. Hiervoor mag bij verbouw ook worden teruggevallen op het rechtens verkregen niveau.
Dit houdt in dat de aangescherpte eisen voor de elektrische installatie en rookverspreiding pas gelden wanneer een stal volledig opnieuw wordt gebouwd, waardoor deze verhoogde risico’s op brand en rookverspreiding in bestaande stallen blijven bestaan.
Evacuatie van dieren bij brand
Met name in de intensieve veehouderij (varkens, pluimvee, kalveren) is het evacueren van dieren bij brand erg moeilijk of vaak niet mogelijk. Deze dieren zijn niet zelfredzaam en hebben geen ervaring met het verlaten van de stal. Ze zullen vanwege de onbekendheid van de omgeving buiten hun eigen hok deze niet zomaar verlaten. Bij dieren die wel gewend zijn om hun hok te verlaten, bijvoorbeeld melkkoeien met weidegang of dieren die biologisch gehouden worden, is de kans groter dat zij zich bij brand wel laten evacueren. Maar dat leidt ook tot andere uitdagingen, bijvoorbeeld of er een geschikte plek is om al deze dieren op te vangen ver genoeg weg van de brand. In de veehouderij worden dieren vaak in grote groepen bij elkaar gehouden en als deze dieren los door het gebouw lopen, kan dit ook een gevaar vormen voor personen en brandweerlieden. Tot slot is er vaak ook maar beperkt tijd aanwezig om dieren te redden vanwege een snelle brandontwikkeling.
Redden van dieren bij brand
Er zijn enkele initiatieven die gericht zijn op het kunnen redden van dieren als er brand ontstaat. Bij ‘StableSafe’, vooral gericht op de varkenshouderij, worden automatisch deuren van afdelingen geopend en vallen hokwanden om. Het idee is dat hierdoor de dieren via de gangen in de stal naar buiten kunnen gaan. De werking van het systeem berust op het wegvallen van vacuüm in leidingen doordat ergens een leiding doorbrandt. De vraag is of dit voldoende blijft werken in de agressieve en stoffige omgeving van een stal. Als het voor de brandweer voldoende veilig is om binnen in het gebouw op te kunnen treden, kunnen de ‘vrijgelaten’ dieren er mogelijk voor zorgen dat er niet of minder snel binnen het gebouw opgetreden kan worden.
Daarnaast is er een systeem met valwanden. Hierbij zijn de buitengevels van de stal zodanig geconstrueerd dat ze in twee delen kunnen ‘omvallen’. Hierdoor kan er frisse lucht de stal in en wordt de rook sneller afgevoerd. Ook ontstaat er een ‘vluchtroute’ voor de dieren. Dit laatste echter alleen als er aan de binnenkant geen obstakels staan of stalinrichting aanwezig is. Ook aan de buitenkant moeten geen obstakels zijn. De aanvoer van verse lucht kan er echter ook aan bijdragen dat een brand zich sneller gaat ontwikkelen.
Brandveiligheid verbeteren
Het verbeteren van de brandveiligheid kan op twee vlakken worden ingezet:
- het voorkomen van het ontstaan van brand, en
- het voorkomen van het verspreiden van brand.
In nieuw te bouwen stallen kan de brandveiligheid worden verbeterd door de omvang van brandcompartimenten waarin dieren aanwezig zijn te beperken, en door ruimten met (alleen) veel elektrische apparaten (zogenaamde risicoruimten) uit te voeren als brandcompartiment.
In bestaande stallen is het voorkomen van branduitbreiding (vuur en rook) erg lastig, omdat dit vaak een grote verbouwing betreft en hoge kosten met zich meebrengt. Los van het feit dat de aanpassingen moeten worden gedaan tijdens aanwezigheid van dieren in de stal, of dat er een extra (langere) leegstandperiode moet worden ingelast. Daarnaast zijn alle stallen anders ingedeeld en opgebouwd en deze grote diversiteit maakt het lastig om generieke maatregelen voor de hele veehouderij te nemen. Daarom is het bij bestaande bouw van belang om in te zetten op het voorkomen van het ontstaan van brand.
Maatregelen
Minister Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in januari van dit jaar onder andere naar aanleiding van deze twee rapporten maatregelen aangekondigd. Zo moet elk veehouderijbedrijf, afhankelijk van het aantal gehouden dieren, elke drie of vijf jaar de elektrische installatie en eventuele zonnestroominstallatie laten keuren (SCIOS Scope 10 en 12). Ook wordt een jaarlijkse brandveiligheidskeuring verplicht. Deze laatste keuring is nog niet ontwikkeld, maar gaat zich richten op het creëren van bewustwording bij de veehouder over waar de risico’s zich bevinden en welke relatief makkelijke en goedkope aanpassingen gedaan kunnen worden om de brandveiligheid op het bedrijf te verhogen.
Daarnaast worden plannen gemaakt om het onderzoek naar branden in stallen te intensiveren om niet alleen meer inzicht te krijgen in de brandoorzaken maar ook in de factoren die er aan bijgedragen hebben dat een brand groot is geworden of juist klein is gebleven. Voor nieuwbouw wordt ingezet op de beperking van de omvang van het brandcompartiment. Bijvoorbeeld door geen brandcompartimenten op basis van gelijkwaardigheid meer toe te staan die groter zijn dan 2500 m2.
Denkkader brandveiligheid
Bovenstaande omschrijft een greep uit de vele factoren die van invloed zijn op de brandveiligheid van een stal. Als er nagedacht wordt over maatregelen om de brandveiligheid van stallen te vergoten dan kan hiervoor het denkkader brandveiligheid uit de NIPV-publicatie ‘Basis voor brandveiligheid’ worden gebruikt. Voor het denkkader is het noodzakelijk om van tevoren de te bereiken doelen in relatie tot de brandveiligheid vast te stellen, zoals bijvoorbeeld het voorkomen van brand en het zoveel als mogelijk voorkomen dat dieren het slachtoffer worden van directe of indirecte gevolgen van een brand of het kunnen evacueren van dieren bij brand.
Het kenmerkenschema is onderdeel van het denkkader brandveiligheid en kan worden gebruikt om de onderlinge interacties tussen de kenmerken inzichtelijk te maken. Het kenmerkenschema moet voor stallen worden uitgebreid met het kenmerk ‘dier’. De dieren werden tot op heden beschouwd als onderdeel van de inventaris die onder de gebouwkenmerken valt. Door van de dieren een apart kenmerk te maken, kan beter inzichtelijk worden gemaakt welke invloed de dierkenmerken hebben op de andere kenmerken uit het kenmerkenschema en andersom.
Zoals al eerder aangegeven, is het noodzakelijk om de brandincidenten te bekijken die hebben plaatsgevonden in stallen om meer inzicht te krijgen in de factoren die een positief of negatief effect hebben gehad op het verloop van het incident. Ook hier kan het uitgebreide kenmerkenschema voor worden gebruikt. Door brandveiligheidsmaatregelen te toetsen aan de hand van het kenmerkenschema kan inzichtelijk worden gemaakt wat de te verwachten effectiviteit is. Er kan bijvoorbeeld wel een extra bluswatervoorziening gerealiseerd worden, maar als het door de positionering van een gebouw op het perceel voor de brandweer niet mogelijk is om de verschillende zijden van de gebouwen te bereiken dan kan dit ervoor zorgen dat de brandweer niet of niet effectief kan optreden om het incident te bestrijden.
Het huidige denkkader brandveiligheid wordt gebruikt voor gebouwen zoals woningen en kantoren en bestaat uit de kenmerken van het gebouw, de ontstane brand, de omgeving, de invloed van personen in het gebouw en de mogelijke inzet (interventie) van de brandweer. Om dit denkkader toe te kunnen passen in de veehouderij moet het kenmerk ‘dier’ worden toegevoegd (figuur 1). Ook moet vooraf worden gesteld dat één van de doelen is het voorkomen dat dieren het slachtoffer worden van directe of indirecte gevolgen van de brand.
Wat verder belangrijk is om te beseffen, is dat wanneer maatregelen voor nieuw te bouwen stallen worden genomen dit niks verandert aan de brandveiligheid van bestaande stallen. Op bestaande stallen kan nog steeds brand ontstaan, waardoor dieren omkomen. Hierdoor kan het minstens tientallen jaren duren voordat een maatregel volledig tot zijn recht komt.
Emma van Boxmeer, onderzoeker bij Wageningen Livestock Research
Joost Ebus is onderzoeker-adviseur bij het NIPV
Hilko Ellen, onderzoeker bij Wageningen Livestock Research
Marien Gerritzen, onderzoeker bij Wageningen Livestock Research
Twee onderzoeksrapporten
In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid deed Wageningen Livestock Research (onderdeel van Wageningen University & Research (WUR)) een uitgebreide studie naar twee hoofdonderwerpen over brandveiligheid in de veehouderij, die volgden uit aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Dit resulteerde in twee onderzoeksrapporten, waarvan het tweede rapport is gemaakt in samenwerking met het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV):
- Vergroten overlevingskans landbouwhuisdieren bij brand (https://doi.org/10.18174/641444)
- Verbeteren brandveiligheid bestaande stallen in de veehouderij: Verlagen van aantal omgekomen dieren bij brand door het brandwerend scheiden van risicovolle ruimten ten opzichte van dierruimten in bestaande stallen (https://doi.org/10.18174/641447)
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.