Een brandsturing lijkt wellicht iets, waarvan je zou kunnen veronderstellen dat dit eenvoudig te realiseren is: je biedt een contact aan bij de te sturen brandmeldinstallatie, dat geschakeld wordt bij een brandalarm. Volgens Michael Heirbaut blijkt dit in de praktijk echter lang niet altijd zo eenvoudig.
Wat het doel is van een brandmeldinstallatie zullen de meeste lezers van dit blad wel weten. In het voorwoord van NEN-2535 staat geschreven dat dit het vroegtijdig ontdekken, lokaliseren en signaleren van een brand behelst, zodat het bestrijden ervan tijdig kan plaatsvinden en de nodige maatregelen kunnen worden getroffen om mens, dier, inventaris, gebouw en milieu veilig te stellen, waardoor ongevallen en/of schade kunnen worden beperkt, of beter nog, kunnen worden voorkomen.
Het is lang niet altijd zo eenvoudig als men denkt…
Tot die maatregelen behoort ook het sturen van (brandbeveiligings)installaties. Sterker nog, misschien is dit wel het allerbelangrijkste. Nu lijkt een brandsturing wellicht iets, waarvan je zou kunnen veronderstellen dat dit eenvoudig te realiseren is: je biedt een contact aan bij de te sturen installatie, dat geschakeld wordt bij een brandalarm, et voilà. Echter, in de 25 jaren die achter mij liggen binnen het vakgebied brandbeveiliging, heb ik meer dan eens ervaren dat het realiseren van brandsturingen, afhankelijk van onder meer gebruiksfunctie(s), gebruikerswensen en strijdige belangen, lang niet altijd zo eenvoudig blijkt.
Soms is het best even puzzelen…
Deurontgrendeling
Neem bijvoorbeeld een sturing waarbij, conform hoofdstuk 10 uit het Handboek brandbeveiligingsinstallaties van Brandweer Nederland, elektrisch vergrendelde deuren op de vluchtroute automatisch ontgrendeld dienen te worden. Vanuit brandveiligheidsoogpunt dient hierin te worden voorzien, wanneer een brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie wordt vereist, omdat in dat geval enkel een groene handmelder – waarmee in beginsel hetzelfde bereikt kan worden – kennelijk niet voldoende is.
Tegelijkertijd maken we het hiermee voor kwaadwillende indringers wel heel makkelijk om deuren, die normaliter zijn afgesloten, te openen. Men brengt een hoeveelheid rook langs een kier of door de brievenbus naar binnen en deze zal spoedig worden gedetecteerd door een automatische melder. Vervolgens zullen de vluchtdeuren automatisch worden ontgrendeld.
Toch zijn vluchtmogelijkheden erg belangrijk en dus zal er altijd nagedacht en afgewogen moeten worden welke belangen het zwaarstwegend zijn. Ooit was ik betrokken bij een nieuwbouw van een gesloten inrichting waarbinnen cliënten bij een brandmelding naar het naastgelegen brandcompartiment mochten vluchten, maar onder geen enkele voorwaarde naar buiten. Daarnaast mocht het ook niet te eenvoudig zijn voor cliënten om vanuit het naastgelegen compartiment juist in tegengestelde richting naar de brand toe te vluchten. Omdat dit alles gelegen was in een gebouw met meerderde bouwlagen en brandcompartimenten was het best even puzzelen voordat alles werkte volgens de stuurfunctiematrix.
Deurvastzetinrichtingen
Voor deuren (en andere te openen elementen) in brandwerende scheidingen geldt vanuit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) bovendien de eis dat deze bij brand gesloten zijn of gesloten worden. Dit houdt in dat deuren in brandscheidingen uitgerust dienen te zijn met mechanische deurdrangers. Hiermee wordt gewaarborgd dat een deur te allen tijde gesloten is bij brand.
Wanneer het wenselijk is dat deuren in de geopende stand vastgezet (gefixeerd) worden, moet voorkomen worden dat hiervoor wiggen, plantenbakken of draagbare blusmiddelen gebruikt worden. Het is in dat geval beter om automatische deurvastzetinrichtingen, zoals kleefmagneten of vrijloopdrangers te gebruiken. Overigens wordt het gebruik hiervan nergens wettelijk vereist. Dit is altijd een eis of wens vanuit de eigenaar en/of gebruiker, die de deuren onder normale omstandigheden ter voorkoming van overlast graag in de geopende stand gefixeerd houdt.
Echter wanneer men deze automatisch aangestuurde deurvastzetinrichtingen in brandscheidingen toepast, moet de opening in de brandscheiding wel aan weerszijden worden bewaakt met rookmelders om eventuele rook in de nabijheid van de doorgang te detecteren en zo de deuren tijdig te sluiten. Dit kan met een autonoom werkende rookschakelaar of mag, indien aanwezig, vanuit de brandmeldinstallatie worden gerealiseerd. Deze objectbewaking dient te voldoen aan bijlage C uit NEN-2535.
Soms zijn er meerdere contacten benodigd voor een brandsturing
Liftsturing
Een ander voorbeeld: bij brand wordt een lift naar de laagst gelegen verdieping gestuurd waarlangs eventueel in de lift aanwezige personen via de kortst mogelijke vluchtroute naar aangrenzend openbaar terrein kunnen vluchten. Meestal is dit maaiveldniveau. Daar aangekomen wordt de bediening vergrendeld en worden de liftdeuren in de geopende stand gezet.
Maar er is niet altijd sprake van een duidelijk maaiveldniveau. Er zijn liften die aan twee zijden te betreden zijn en waarbij je aan één zijde uitstapt op de begane grond, terwijl je via de andere zijde in de kelder of op de eerste verdieping terechtkomt. Als zo’n lift zich toevallig ook nog in een brandscheiding bevindt, is het natuurlijk niet wenselijk dat de deuren in de geopende stand blijven staan. In dat geval zullen de liftdeuren, nadat aanwezige personen de lift hebben verlaten, weer gesloten moeten worden. Bij bediening van een willekeurige knop van het bedienpaneel in de liftkooi worden de deuren opnieuw voor een aantal seconden geopend. Zo kunnen personen te allen tijde de lift veilig verlaten, terwijl de brandscheiding gesloten is of gesloten wordt.
Deze functionaliteit wordt overigens vanuit de liftbesturing zelf voorzien en dus niet vanuit de brandmeldinstallatie. Dat is wel het geval als de lift een zogenaamde uitwijkmogelijkheid moet hebben. Hierbij wordt de lift bij brand naar de laagst gelegen verdieping gestuurd waarlangs de kortst mogelijke vluchtroute voert. Tenzij daar juist de brandmelding vandaan komt, want dan wordt er uitgeweken naar een hoger gelegen verdieping en zal men vanaf daar verder moeten via de trap. Om dat te bereiken heb je altijd meer dan één stuurcontact nodig. Pas echt complex wordt het als het dan ook nog een brandweerlift betreft.
Programma van Eisen
Uit het Programma van Eisen moet onder meer duidelijk worden welke (brandbeveiligings)installaties er vanuit de brandmeldinstallatie aangestuurd moeten worden, onder welke voorwaarde dat moet gebeuren, en wat de actie van de aangestuurde installatie is nadat het stuurcontact is geactiveerd. Het helpt enorm wanneer er naast het Programma van Eisen ook een stuurfunctiematrix aanwezig is.
Zonder deze ontwerpdocumenten is het, zeker bij complexere brandmeldinstallaties, ondoenlijk om de brandmeldinstallatie naar behoren te realiseren. Het belang van dergelijke ontwerpdocumenten wordt nog te vaak onderschat. In de praktijk kom ik nog erg vaak Programma’s van Eisen tegen die zijn opgesteld van achter een bureau, zonder dat de PvE-opsteller ooit op de betreffende locatie is geweest of de benodigde informatie heeft verzameld. Bij nieuwbouwprojecten kan dat natuurlijk niet anders. In dat geval kan men slechts uitgaan van de aangeleverde informatie. Maar juist in complexe bestaande situaties moet de informatie, die vaak onvolledig is, al dan niet op locatie worden verzameld.
Michael Heirbaut, adviseur brandbeveiligingsinstallaties bij PrevenToday Brandveiligheidsadvies
Volg Brandveilig op LinkedIn
Ontvang het laatste nieuws omtrent brandveiligheid!
Mis niets. Meld je aan en ontvang wekelijks onze nieuwsbrief. Ruim 7.500 vakgenoten gingen je al voor.