Moeten bedrijfsgebouwen met grote brandcompartimenten voldoen aan strengere eisen voor brandoverslag? In de praktijk komen soms verschillen van inzicht voor tussen gemeente en bedrijfseigenaar. Twee voorbeelden.
Leestijd: +/- 3 minuten
Een machinefabriek is gevestigd in een bedrijfspand met een totale gebruiksoppervlakte van 9.200 m2. Het bedrijfspand is niet gecompartimenteerd en vormt dus één groot brandcompartiment. Twee gevels van het gebouw, de linker zijgevel en de achtergevel, zijn op de perceelgrens gebouwd. De linker zijgevel grenst aan een aantal tuinen van woningen, aan de achterzijde loopt een 10 meter brede weg die de scheiding vormt met een aangrenzend bedrijventerrein.
In verband met de grootte van het brandcompartiment en de WBDBO-eis heeft het bedrijf een notitie laten opstellen door een adviesbureau. In dat advies staat dat de grootte van het brandcompartiment geen bezwaar vormt als de linker zijgevel en de achtergevel, inclusief hoofddraagconstructie, alsnog 30 minuten brandwerend zouden worden gemaakt. Het bedrijf, de aanvrager van de vergunning, is echter van mening dat de voorgestelde voorziening ter plaatse van de linker zijgevel niet nodig is. Deze grenst immers aan een aantal achtertuinen en het is zeer onwaarschijnlijk dat deze open ruimte alsnog bebouwd zou worden.
>> Lees ook NEN 6079 voor grotere brandcompartimenten
>> Lees ook ‘Brandveiligheid bestaande bouw niet geborgd’
Grote brandcompartimenten
De gemeente echter is van mening dat dit – omdat het bedrijfspand groter is dan 3.000 m2 – in strijd is met het Bouwbesluit 2003 en brand in dit bedrijfspand moeilijk beheersbaar is, omdat het is ingesloten door andere panden en daardoor moeilijk bereikbaar is voor de brandweer.
De adviescommissie heeft zich bij haar oordeel gebaseerd op het risico van brandoverslag en of dit – in dit geval- ten minste de mate van brandveiligheid biedt die hiermee door de wetgever is beoogd en dus maatschappelijk aanvaardbaar is in Nederland. De maatgevende vuurbelasting van 450 MJ/m2 komt voor 98 procent voor rekening van het houten dakbeschot. De bijdrage van het interieur van de bedrijfshal is dus gering. Het dak is dan ook het enige deel van het gebouw waar een reële kans op het ontstaan van een ontwikkelde brand aanwezig is. Het meest waarschijnlijke is dat het dak in brand vliegt door onderhoudswerkzaamheden aan het dak of door oververhitting van elektrische installaties tegen of nabij het dak. Bij het betreffende bedrijfspand, waarbij twee gevels op de perceelgrens staan, moet dan ook rekening worden gehouden met brandoverslag naar het dak van aangrenzende fictieve gebouwen. De kans op brandoverslag via de gevels is verwaarloosbaar klein. Dat geldt ook voor de kans dat het brandende dak leidt tot het bezwijken van de gevel op de perceelgrens.
Bitumineuze dakbedekking
Geconcludeerd wordt dat de kans op brandoverslag via het dak aanvaardbaar klein is als de bovenzijde van de dakbedekking tot 2 meter uit de perceelgrens bestaat uit onbrandbaar materiaal. Dit kan worden bereikt door op de bitumineuze dakbedekking betontegels aan te brengen.
Geconcludeerd wordt verder dat met betrekking tot de WBDBO met de bestaande gevels van de het bedrijfspand kan worden volstaan, onder voorwaarde dat de gevels een brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie van minimaal 10 minuten hebben en dat het dak met de bovengenoemde tegels geen gevaar oplevert voor brandoverslag.
Het één en ander betekent dat het gebouw met relatief eenvoudige aanpassingen kon voldoen aan Bouwbesluit 2003.
Brandoverslag distributiecentrum
In deze casus gaat het om een nieuw distributiecentrum met industriefunctie, met een totale gebruiksoppervlakte van 17.456 m2. Als gelijkwaardige oplossing voor de overschrijding van de maximale compartimentsgrootte van 2.500 m2 is een automatische sprinklerinstallatie voorzien. Het bedrijf heeft als aanvrager van de vergunning op basis van NEN 6068 aangetoond dat bij een perceelgrens op 5 meter van de gevel, voldaan wordt aan de eis van branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van 60 minuten, volgens artikel 2.84 lid 1 van het Bouwbesluit 2012. De gemeente heeft echter voorgeschreven om de WBDBO te bepalen met de methode Beheersbaarheid van Brand (BvB 2007). Deze methode is speciaal ontwikkeld voor het beoordelen van de brandveiligheid van grote brandcompartimenten. Aanvankelijk was het bedrijf met de gemeente overeengekomen om de perceelgrens te vergroten en extra perceel aan te kopen, om te voldoen aan de eis volgens de BvB 2007. Het bedrijf is daar op teruggekomen en wenst vast te houden aan de oorspronkelijke perceelgrens van 5 meter. De gemeente blijft bij het eerder ingenomen standpunt, waarop partijen besloten dit meningsverschil voor te leggen aan de adviescommissie.
Brandveiligheidsniveau
Het verschil van inzicht gaat in feite om de vraag welke methode geschikt is om te bepalen of de WBDBO ter plaatse van de perceelgrens voldoende is: moet dit in dit grote brandcompartiment volgens de BvB 2007, of mag dit ook volgens de door het Bouwbesluit direct aangestuurde NEN 6068? Het FSE-rapport van de brandveiligheidsadviseur baseert zich op de vereenvoudigde methode volgens D.3. (iv) van NEN 6068. De adviescommissie stemt hiermee in, omdat deze methode kan worden gebruikt ongeacht de gebruiksoppervlakte van het brandcompartiment. De commissie constateert dat daardoor niet ook voldaan hoeft te worden aan de bepalingsmethode voor de brandoverslag ter plaatse van de perceelgrens volgens de BvB 2007. Met deze uitspraak wordt de gemeente dus ook hier in het ongelijk gesteld. Er wordt nog wel aan toegevoegd dat deze uitbreiding van de toepasbaarheid van NEN 6068 niet altijd aanvaardbaar is. Een voorbeeld is een gebouw met hoge magazijnstellingen met brandbare goederen.
Conclusie is dat het bevoegd gezag geen eisen mag stellen die boven het in het Bouwbesluit beschreven brandveiligheidsniveau uitkomen. Het is aan de eigenaar/belanghebbende om te bepalen of er een hoger brandveiligheidsniveau wenselijk is om bijvoorbeeld het risico op daadwerkelijke brandoverslag in geval van brand verder te verkleinen. Dit kan echter niet afgedwongen worden door het bevoegd gezag. De brandweer kan hier uiteraard wel in adviseren. In dit geval gaf de brandweer aan dat de gevel ter plaatse van de perceelgrens te groot is om in geval van brand door de brandweer te laten koelen om daadwerkelijke brandoverslag te voorkomen. Naar de mening van de adviescommissie is dit echter niet vastgelegd in de wettelijke technische bouwvoorschriften van het Bouwbesluit.
FSE
De bepaling van de werkelijke brandveiligheidsrisico’s en de wettelijk toegestane grens voor brandveiligheidsrisico’s is altijd maatwerk. Compartimentsgrootte, constructie en geometrie van het gebouw en de inrichting en vuurlast van de opgeslagen materialen zijn daarop allemaal van invloed. Bij het bepalen van (gelijkwaardige) maatregelen om aan de risico’s te kunnen voldoen kan Fire Safety Engineering kosteneffectieve oplossingen bieden voor eenzelfde mate van brandveiligheid.
Dit artikel verscheen in Brandveilig.com 01/ 2016 en schreef Aad van den Thoorn. Hij is marketing- en communicatieadviseur bij SBRCURnet