Het onderzoek naar de dramatische en verwoestende brand op 14 juni 2017 in de Grenfell Tower in Londen, waarbij 81 mensen zijn omgekomen is nog in volle gang. Pas als het onderzoeksrapport openbaar is, weten we hopelijk waarom deze brand zich zo snel heeft ontwikkeld en tot zulke dramatische gevolgen heeft geleid. Maar ook nu al zijn er voldoende redenen om na te denken over een aantal brandpreventieve uitgangspunten, waarvan we nu al weten dat deze een rol hebben gespeeld.
Door: René Hagen
Over de gevelbekleding van de Grenfell Tower is al genoeg gezegd en gespeculeerd in de media. Daar wil ik het nu niet over hebben. Wel over een ander belangrijk aspect van de brandveiligheid van (hoge) woongebouwen, namelijk de veiligheid en capaciteit van vluchtroutes en wat bewoners in geval van brand het beste kunnen doen: vluchten of blijven zitten? Een reflectie op vluchtweg eisen.
Vluchtweg eisen
Vóór het Bouwbesluit 2012 was het uitgangspunt in ons land de aanwezigheid van twee vluchtroutes, waarbij soms met één enkele route kon worden volstaan. In het Bouwbesluit 2012 is het uitgangspunt dat één vluchtroute met een gegarandeerd veiligheidsniveau volstaat. Dat betekent dat de vluchtroute veilig bruikbaar moet blijven zolang niet iedereen gevlucht is (uitgaande van gestandaardiseerde vluchttijden). Als dat niet het geval is, moet er een tweede vluchtroute aanwezig zijn. Materieel gezien zit er geen verschil tussen de uitwerking van de vluchtweg eisen voor en na het Bouwbesluit 2012, maar in de praktijk is de focus van de ontwerpers wel verlegd naar ontwerpen met één vluchtroute.
Woningen in een woongebouw worden uitgevoerd als brandcompartiment. Het doel hiervan is dat bij een brand elders in het gebouw bewoners enige tijd beschermd zijn tegen brand en rook. Ook wordt hiermee beoogd dat bewoners veilig en zonder hinder kunnen vluchten naar een veilige plaats. Bij het veilig vluchten speelt de hoeveelheid rook in de ruimte waardoor gevlucht wordt een belangrijke rol. Behalve dat de toegangsdeuren van woningen meestal niet zelfsluitend hoeven te zijn (waardoor de kans bestaat dat rook door openstaande deuren trekt), voorziet de huidige bepalingsmethode voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag bij koude rook (dus ook afgekoelde rook) niet in een voldoende beperking van de rookdoorlatendheid van een brand- en rookwerende scheidingsconstructie. Deze beperking geeft het Bouwbesluit in de toelichting zelf aan. Maar in diezelfde toelichting staat ook dat een beschermde vluchtroute voldoende bescherming biedt tegen het binnendringen van rook. Nu wordt de rookwerendheid van scheidingsconstructies wel verbeterd met de komst van het Besluit bouwwerken leefomgeving, maar dat heeft helaas geen invloed op alle bestaande gebouwen. Bovendien zijn de eisen voor bestaande gebouwen minder streng, waardoor de veiligheid en capaciteit van vluchtroutes nog meer onder druk staan.
Praktijk
Er is dus sprake van een wankel principe: één vluchtroute volstaat, mits voldoende veilig uitgevoerd, waarbij we weten en accepteren dat in de praktijk de rook lang niet altijd wordt tegengehouden. Het is een illusie te veronderstellen dat ontwerpers en gebouweigenaren hun verantwoordelijkheid nemen en zorgen dat vluchtroutes in voldoende mate aanwezig zijn en voldoende veilig zijn uitgevoerd om bewoners een reële vluchtkans te geven.
“Het is een illusie te veronderstellen dat ontwerpers en gebouweigenaren hun verantwoordelijkheid nemen
Sterker nog, het tegenovergestelde is vaak het geval. Ontwerpers en gebouweigenaren, vaak ondersteund door hun brandpreventieadviseurs, zoeken geregeld de grenzen op van wat het Bouwbesluit volgens de letter toestaat, maar wat niet in lijn is met de uitgangspunten en functionele eisen van de regels. Ter verdediging wordt dan opgevoerd dat als het Bouwbesluit een situatie volgens de letter niet verbiedt, deze situatie expliciet door de opstellers beschouwd is en als voldoende veilig is beoordeeld. Maar dat is niet het geval. De opstellers van het Bouwbesluit hebben lang niet iedere creatieve invulling van de eisen voor ogen gehad en dat is hun niet kwalijk te nemen. Het is aan de ontwerpers en eigenaren om te handelen in de geest van het Bouwbesluit en niet naar de letter, als dit leidt tot brand- en vluchtgevaarlijke situaties.
Ik schets u een aantal regelmatig voorkomende praktijksituaties die veel risicovoller zijn dan wat de wetgever heeft beoogd:
- Een uitzondering op het systeem van veilig vluchten is een situatie met een portiek, vanwege het gegeven dat dit een traditionele en veelvoorkomende bouwwijze is. De eisen zijn zodanig omschreven dat het bouwen van één trappenhuis zonder verdere veiligheidsvoorzieningen alleen bij een gebouw met een portiek van toepassing is en niet bij bijvoorbeeld een galerij- of binnengangssituatie. Toch komt het regelmatig voor dat er een beroep wordt gedaan op gelijkwaardigheid en die gelijkwaardigheid wordt aangetoond in vergelijking met de portieksituatie. De ongewenste situatie is dan dus de referentie.
- Regelmatig bevindt zich onder een woongebouw met een vluchtweg via de portiek (dus één trappenhuis) een parkeergarage. We weten dat er geregeld branden woeden in deze parkeergarages, met grote hitte en rookontwikkeling tot gevolg. Toch worden deze parkeergarages vaak via één deur (niet eens een sluis) aangesloten op dat ene trappenhuis. De bouwregelgeving laat dat toe, maar het mag helder zijn dat dit een volstrekt ongewenste situatie is die het vluchten vanuit de woningen kan beperken of zelfs helemaal belemmeren.
- Als een trappenhuis meer dan 20 meter overbrugt, betekent dit dat er relatief veel bewoners over moeten vluchten en het vluchten ook meer tijd kost vanwege de te overbruggen afstand. Een dubbel risico dus, want de kans dat er iets gebeurt, is groter dan bij lagere trappenhuizen. Om die reden is het belangrijk dat het trappenhuis voldoende lang vrij blijft van rook. De bouwregelgeving verlangt daarom dat er voor de trappenhuizen sluizen aanwezig zijn, als extra barrière. Deze eis wordt soms omzeild door halverwege de trap een deur in het trappenhuis te plaatsen. Volgens de letter van het Bouwbesluit is er dan sprake van twee boven elkaar gelegen trappenhuizen, waarin minder dan 20 meter hoogteverschil wordt overbrugd. Maar de barrière om rook lang genoeg uit het trappenhuis te houden, is hiermee volledig verdwenen. Het resultaat is uit oogpunt van vluchtveiligheid volstrekt ongewenst en zorgt zelfs voor een gevaarlijke situatie. Maar dat weerhoudt ontwerpers en eigenaren er klaarblijkelijk niet van om dit zo uit te voeren.
- Bij een veiligheidstrappenhuis is het essentieel dat rook niet in het trappenhuis terechtkomt. Het is immers de enige verticale vluchtweg in een hoog woongebouw. Om die reden mag het trappenhuis alleen bereikbaar zijn via de buitenlucht, om zo te voorkomen dat rook in het trappenhuis terechtkomt. In de praktijk wordt het balkon of bordes echter vaak zo uitgevoerd dat het nog net voldoet aan de minimale eisen die het Bouwbesluit stelt, maar waarvan men weet dat in de praktijk de rook door een opengaande deur (vanwege het vluchten) sneller in het trappenhuis komt dan dat de rook via de buitenlucht wordt afgevoerd.
- Onafhankelijke vluchtroutes voldoen vaak wel aan de letter van de wet, maar zijn voor de vluchtende personen vaak heel onlogisch. Voorbeelden daarvan zijn het vluchten via hoger gelegen verdiepingen of door het centrale trappenhuis heen naar een vluchttrappenhuis (dus niet via dat hoofdtrappenhuis naar beneden).
Als de motivatie van bovengenoemde oplossingen in ogenschouw wordt genomen, is de conclusie dat het hier louter gaat om ontwerp- en gebruiksvoordelen, waarbij de verminderde en soms zelfs afwezige vluchtveiligheid geen issue is voor de ontwerper of eigenaar en hun adviseurs.
“Onafhankelijke vluchtroutes zijn voor de vluchtende personen vaak heel onlogisch
Lakanal House
Terug naar Londen. Op 3 juli 2009 vond een fatale woningbrand plaats in het Lakanal House. De oorzaak was brand in een televisietoestel. Zes bewoners kwamen om het leven omdat ze zich gehouden hadden aan het advies van de brandweer om bij brand in hun woning te blijven. Het zogenoemde stay-in-place-principe, of zoals de Engelsen zeggen: stay put. Het kwam de Londense brandweer op stevige kritiek te staan van de onderzoeksleider, maar desondanks hield en houdt de brandweer dit advies overeind. De motivatie is dat de capaciteit van de vluchtroutes in hoge woongebouwen onvoldoende is en de brandweer het trappenhuis nodig heeft als aanvalsroute voor de brandbestrijding. Bovendien zijn de appartementen in (hoge) woongebouwen voldoende brand- en rookwerend om daar veilig te verblijven, totdat de brandweer de brand heeft geblust of de bewoners uit de woningen haalt. Ook voor én tijdens de brand in Grenfell Tower paste de brandweer dit principe toe. Na de brand laaide de discussie over het stay-in-place-principe vanzelfsprekend weer op. Het is te vroeg om te concluderen dat het principe heeft geleid tot slachtoffers, maar de brand geeft hoe dan ook aanleiding om na te denken over onze Nederlandse principes en vluchtweg eisen.
Vluchten of wachten?
Ook in Nederland speelt de discussie over het stay-in-place-principe. Onderzoek van de Brandweeracademie en de Brandwonden Stichting naar de gevolgen van de vergrijzing voor de brandveiligheid, heeft aangetoond dat het vluchten door ouderen uit woongebouwen met de huidige vluchtprincipes en dito uitvoering van de vluchtroutes bijna onmogelijk is. Beide organisaties hebben de minister van Wonen en Rijksdienst dan ook aanbevolen de vluchtweg eisen voor gebouwen die speciaal bestemd zijn voor zelfstandige bewoning door ouderen, aan te passen aan de ontvluchtingsmogelijkheden voor verminderd zelfredzamen. Nu de minister heeft aangegeven dit (vooralsnog) niet van plan te zijn, menen sommigen dat dan de beste optie is om het stay-in-place-principe toe te passen. Als dit principe in de praktijk zou werken, is het natuurlijk een prima oplossing voor het ontvluchtingsprobleem. Maar het systeem werkt niet. We ervaren wekelijks dat rook niet in het brandende appartement blijft en zich snel verspreidt naar andere appartementen. Door kieren en naden, door doorvoeringen en deuren, door ventilatiesystemen.
De scheidingsconstructies inclusief doorvoeringen zijn dus onvoldoende betrouwbaar om uit te kunnen gaan van het stay-in-place-principe. Dit is overigens ook geen uitgangspunt in de regelgeving. Zo snel mogelijk de woning verlaten als er brand in het gebouw is, blijft dus de enig juiste oplossing.
Zelfredzaamheid
In de huidige situatie geldt dat alleen als de vluchtroute door hitte of rook onbruikbaar is geworden, in de woning blijven en alle deuren sluiten de beste optie is. Vervolgens moet de brandweer gebeld worden om door te geven waar men zich precies bevindt. Maar dan spreken we over een geheel andere situatie dan het al bij voorbaat blijven zitten in de woning als er elders in het gebouw brand is. Ook tijdens de brandbestrijding kan de brandweer kiezen om eerst de brand te blussen en dan pas de mensen het gebouw te laten verlaten. Ook hier spreken we echter over iets geheel anders dan het stay-in-place-principe. Dan is het een risicoafweging van de brandweer ter plaatse. Deze afweging en keuze heeft de Londense brandweer ook tijdens de brand in Grenfell Tower gemaakt.
“Dan hebben we het nog niet eens gehad over de invloed van het vluchtgedrag van mensen
De hele systematiek van het vluchten bij brand in woongebouwen is dus gestoeld op een aantal veronderstellingen waarvan aan de goede werking in de praktijk terecht getwijfeld mag worden. Portieken die in beginsel door hun bouwwijze al geen veilig ontvluchtingsprincipe kennen, rookwerende scheidingen naar vluchtroutes waarvan zelfs de wetgever erkent dat deze in de praktijk niet functioneren, trappenhuizen die zo uitgevoerd worden dat rook toch kan binnendringen, om maar enkele voorbeelden te noemen. Dan hebben we het nog niet eens gehad over de invloed van het vluchtgedrag van mensen. Nog steeds zoeken ontwerpers en adviseurs ‘alternatieven’ om onder deze ontvluchtingsregels uit te komen.Dat alles tegen de achtergrond dat de zelfredzaamheid van bewoners verslechtert.
Bouwregelgeving
Door de vergrijzing, door het in toenemende mate zelfstandig wonen van gehandicapten, door de toename van dementie, enzovoorts. We moeten dus juist op zoek naar oplossingen die het vluchten verbeteren. De eerste belangrijke vraag daarbij is of de systematiek en de uitgangspunten uit het Bouwbesluit ook met deze veranderende omstandigheden nog wel de juiste zijn. En laten we de ‘eigen verantwoordelijkheid van de bewoners’ niet steeds als argument gebruiken om iedere discussie hierover dood te slaan. Durven diegenen die dit steeds roepen dit ook te zeggen tegen de slachtoffers en bewoners van Grenfell Tower? De bouwregelgeving dient ten aanzien van brandveiligheid maar twee doelen: er mogen bij brand geen slachtoffers vallen en brand mag niet overslaan naar omliggende gebouwen. Iedereen zal het erover eens zijn dat het eerste doel veruit het belangrijkste is. Laten we dan op zijn minst niet marchanderen met de gestelde functionele en prestatie-eisen, door bij ontwerpen de grenzen van en leemtes in de (op dit onderdeel toch al niet volmaakte) regelgeving op te zoeken. Laat dat alvast een eerste belangrijke les zijn van de brand in Grenfell Tower.
René Hagen is lector brandpreventie bij de Brandweeracademie van het IFV
<<Lees ook: Hoe waarborg je de vluchtveiligheid in grote compartimenten, zoals de Markthal Rotterdam?>>
<<Lees hier alles op Brandveilig.com over de Grenfell ramp>>